Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de op 12 oktober 2022 toegezonden productie 11 van de zijde van [gedaagde 1] c.s.,
- de pleitaantekeningen van Van Gelder c.s.,
- de pleitaantekeningen van [gedaagde 1] c.s.
2.De feiten
f400.000,- te vermeerderen met rente en kosten ter hoogte van een bedrag begroot op
f160.000,-. Op diezelfde dag heeft [betrokkene 5] een zogenaamde ‘contra lettre’ afgegeven aan [betrokkene 3] en [betrokkene 4], die onder meer als volgt luidt:
3.Beslissing
f358.997,25 (DRIEHONDERDACHTENVIJFTIGDUIZEND NEGENHONDERDZEVENENNEGENTIG GULDEN EN VIJFENTWINTIG CENT), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke data waarop [betrokkene 3] van deelbedragen daarvan in verzuim is gekomen, zoals in de dagvaarding onder 7 omschreven, tot aan de dag der algehele voldoening;
f7.566,11 aan verschotten en
f5.500,- aan salaris voor de procureur;
3.De vordering
4.De beoordeling
bevoegdheid en toepasselijk recht
“Ook tijdens de vereffening kan een schuldeiser van de nalatenschap zijn vorderingsrecht, of de voorrang die zijn vordering toekomt, bij vonnis doen vaststellen. Een vonnis waarbij een vordering tegen een vereffenaar is vastgesteld, kan op de persoonlijke goederen van een erfgenaam die met zijn gehele vermogen aansprakelijk is, alleen worden ten uitvoer gelegd, indien deze in het geding partij is geweest.”
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)