ECLI:NL:RBNHO:2022:11008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
C/15/325760 / HA ZA 22-154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van levenstestament op grond van wilsonbekwaamheid

In deze zaak vordert eiseres de vernietiging of nietigverklaring van een levenstestament dat door gedaagde is opgemaakt. De rechtbank heeft op 7 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij eiseres stelt dat gedaagde wilsonbekwaam was ten tijde van het opmaken van het testament. Gedaagde, de moeder van eiseres, heeft in 2015 de diagnose Alzheimer gekregen en is in 2020 onder bewind gesteld. Eiseres betoogt dat gedaagde niet in staat was om haar belangen te behartigen en dat dit blijkt uit de weigering van notarissen om eerdere testamenten te wijzigen. Gedaagde voert verweer en stelt dat eiseres geen vordering kan instellen omdat zij geen partij is bij de akte en betwist dat zij wilsonbekwaam was.

De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiseres moet worden afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde ten tijde van het opmaken van het levenstestament wilsonbekwaam was. De rechtbank benadrukt dat de vrijheid van gedaagde om een levenstestament op te maken van groot belang is en dat niet snel moet worden geoordeeld dat een testament nietig of vernietigbaar is. De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangedragen feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om de wilsonbekwaamheid van gedaagde aan te tonen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/325760 / HA ZA 22-154
Vonnis van 7 december 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres (hierna te noemen: [eiseres] ),
advocaat mr. M.L. Molenaar te Noord-Scharwoude,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde (hierna te noemen: [gedaagde 1] ),
advocaat mr. M.J. van Lingen te Alkmaar,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIDINDA FINANCIELE ZORG GROEP B.V.,
gevestigd te Nieuw-Lekkerland,
gedaagde (hierna te noemen: Fidinda),
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 10 producties;
  • de conclusie van antwoord met 1 productie;
  • het tussenvonnis van 30 maart 2022.
Op 28 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben het woord doen voeren door hun advocaten, waarbij mr. Molenaar zich heeft bediend van een pleitnota, die zij heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is de moeder van [eiseres] .
2.2.
In het voorjaar van 2015 is bij [gedaagde 1] de diagnose Alzheimer gesteld.
2.3.
Sinds begin 2016 heeft [gedaagde 1] een relatie met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.4.
Bij beschikking van 20 oktober 2020 heeft de kantonrechter op verzoek van [eiseres] de goederen van [gedaagde 1] onder bewind gesteld en de rechtsvoorganger van Fidinda als bewindvoerder benoemd. [gedaagde 1] is tegen deze uitspraak in beroep gegaan. Bij beschikking van 26 oktober 2021 heeft het gerechtshof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.
2.5.
Op 27 januari 2021 heeft [gedaagde 1] ten overstaan van mr. S.E. Voors, notaris te Medemblik (hierna: de notaris) bij notariële akte een levenstestament opgemaakt. In dit levenstestament heeft zij:
(i) een volmacht verleend aan [naam 1] en mevrouw [naam 2] om (rechts)handelingen te verrichten en beslissingen te nemen in medische aangelegenheden in het geval een zorgverlener [gedaagde 1] niet meer in staat acht tot een redelijke waardering van haar belangen op het gebied van haar gezondheid en haar medische behoeften;
(ii) een behandelverbod opgenomen voor haar behandelend artsen voor het geval er sprake is van – kort gezegd - uitzichtloos lijden en [gedaagde 1] zelf niet meer kan beslissen over medische behandelingen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank het levenstestament van 27 januari 2021 nietig verklaart dan wel vernietigt.
3.2.
[eiseres] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan.
[gedaagde 1] was wilsonbekwaam op het moment dat het levenstestament werd opgemaakt. Dit blijkt het feit dat bij [gedaagde 1] in 2015 Alzheimer is geconstateerd en zij bij beschikking van de kantonrechter van 20 oktober 2020 onder bewind is gesteld. [gedaagde 1] kan niet meer in staat worden geacht om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Om die reden hebben twee verschillende notarissen op twee verschillende tijdstippen geweigerd om het testament van [gedaagde 1] te veranderen. [gedaagde 1] is als gevolg van de Alzheimer evenmin nog in staat om haar niet-vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Reden waarom het levenstestament nietig, althans vernietigbaar, is, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer. Primair voert zij aan dat [eiseres] geen vordering tot vernietiging of nietigverklaring kan instellen, omdat zij geen partij is bij de notariële akte. Subsidiair betwist [gedaagde 1] dat zij bij de ondertekening van het levenstestament wilsonbekwaam was.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de vraag of het levenstestament van [gedaagde 1] van 27 januari 2021 rechtsgeldig is, of dat dit nietig of vernietigbaar is, omdat [gedaagde 1] ten tijde van het tekenen van het testament wilsonbekwaam was. De rechtbank is van oordeel dat van de wilsbekwaamheid van [gedaagde 1] en de rechtsgeldigheid van het levenstestament moet worden uitgegaan en dat de door [eiseres] aangedragen feiten en omstandigheden onvoldoende onderbouwing opleveren van het tegendeel. De vordering van [eiseres] ligt dan ook voor afwijzing gereed, omdat het subsidiaire (inhoudelijke) verweer van [gedaagde 1] slaagt. De rechtbank zal in het navolgende uiteenzetten waarop zij dit oordeel baseert. Het op formele gronden gebaseerde primaire verweer kan onbesproken blijven.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat aan de vrijheid van [gedaagde 1] om een levenstestament op te (laten) maken grote waarde moet worden toegekend. Deze vrijheid brengt mee dat niet (te) snel achteraf mag worden geoordeeld dat een ten overstaan van een notaris opgemaakt levenstestament nietig dan wel vernietigbaar is.
De beoordeling van de geldigheid van het levenstestament moet plaatsvinden op basis van wat is bepaald in de artikelen 3: 33 en 3: 34 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Indien [gedaagde 1] op 27 januari 2021 wilsonbekwaam zou zijn geweest, dan zou het levenstestament op grond deze artikelen nietig zijn.
4.3.
[eiseres] gaat er van uit dat [gedaagde 1] op 27 januari 2021 niet wilsbekwaam was. [eiseres] is deze mening toegedaan, omdat bij [gedaagde 1] in 2015 Alzheimer is geconstateerd en zij bij beschikking van de kantonrechter van 20 oktober 2020 onder bewind is gesteld. Nu [eiseres] zich op de wilsonbekwaamheid van [gedaagde 1] beroept, is het aan haar om voldoende concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat [gedaagde 1] ter zake van de rechtshandeling(en) die zijn neergelegd in het levenstestament niet meer in staat was tot een redelijke waardering van de bij de rechtshandeling(en) betrokken belangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is zij daar niet in geslaagd. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.4.
De rechtbank benadrukt dat de gestelde diagnose “Alzheimer” op zichzelf niet meebrengt dat [gedaagde 1] wilsonbekwaam zou moeten worden geacht om een levenstestament op te (laten) maken. Of dit het geval is hangt af van de ernst van de klachten waar zij op dat moment mee te maken had als gevolg van de door de ziekte van Alzheimer veroorzaakte dementie. Ook moet acht worden geslagen op de aard en de complexiteit van de regelingen die zij met het levenstestament heeft willen treffen.
4.5.
Tegen deze achtergrond bezien heeft [gedaagde 1] niet concreet onderbouwd dat (i) op het moment van de ondertekening van het levenstestament er bij [gedaagde 1] sprake was van een stoornis van de geestvermogens en (ii) deze stoornis op dat moment van dien aard was dat [gedaagde 1] de bij de in het levenstestament neergelegde regeling betrokken belangen niet goed meer kon waarderen.
Tegen het standpunt van [eiseres] pleit dat [gedaagde 1] onweersproken heeft gesteld dat zij de notaris drie maal heeft bezocht, waarbij zij twee maal buiten tegenwoordigheid van [naam 1] een gesprek met de notaris heeft gehad en dat de notaris op basis van deze gesprekken blijkbaar geen aanleiding heeft gezien om een nader onderzoek te (laten) verrichten naar de eventuele wilsonbekwaamheid van [gedaagde 1] . Concrete omstandigheden waaruit volgt dat de notaris hierbij onzorgvuldig heeft gehandeld, heeft [eiseres] niet naar voren gebracht.
4.6.
Dat, zoals [eiseres] stelt, in het verleden twee andere notarissen hun medewerking hebben geweigerd bij het opstellen van een aangepast testament voor [gedaagde 1] , acht de rechtbank niet relevant.
In tegenstelling tot wat bij een levenstestament het geval is bevat een “normaal” testament vooral regelingen over (soms complexe) vermogensrechtelijke aangelegenheden. In het onderhavige levenstestament gaat het om het aanwijzen van een tweetal naasten voor het regelen van medische- en zorgtaken in het geval [gedaagde 1] daartoe zelf niet meer in staat is.
Voor een juiste waardering van de betrokken belangen worden bij een testament logischerwijs hogere eisen aan de geestvermogens gesteld dan bij een levenstestament als hier aan de orde is. Dat twee andere notarissen [gedaagde 1] niet wilsbekwaam hebben geacht om bij testament over haar nalatenschap te beschikken zegt daarom niets over het oordeel van de notaris die [gedaagde 1] op 27 januari 2021 wilsbekwaam heeft geacht voor het opmaken van het levenstestament. Ook deze notaris wordt bij cliënten van gevorderde leeftijd geacht beroepshalve alert te zijn op eventuele mentale defecten en uit niets is de rechtbank gebleken dat de notaris haar zorgplicht in dit opzicht heeft verzaakt.
4.7.
Dat [gedaagde 1] onder bewind is gesteld staat evenmin aan de rechtsgeldigheid van het levenstestament in de weg. Een onderbewindstelling is een beschermingsmaatregel die wordt ingesteld, indien een rechthebbende (i.c. [gedaagde 1] ) niet meer in staat is om de eigen vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Dergelijke belangen zijn bij dit levenstestament niet of nauwelijks in het geding. Voor zover dat wel het geval is, prevaleert de onderbewindstelling boven de regeling in het levenstestament. Dat zo zijnde, is het wat de rechtbank betreft heel goed mogelijk dat [gedaagde 1] enerzijds onder bewind is gesteld ter bescherming van haar vermogensrechtelijke belangen, maar anderzijds in januari 2021 nog wel in staat was om te bepalen welke dierbare naasten in voorkomend geval haar medische en zorgzaken zouden moeten regelen.
4.8.
Dit alles leidt tot afwijzing van de vordering. De rechtbank dient tot slot te beslissen over de proceskosten. Uitgangspunt is dat de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, met dien verstande dat de rechtbank de proceskosten tussen partijen kán compenseren in geval partijen naaste familie van elkaar zijn [1] . De rechtbank heeft in deze zaak dus de keus om [eiseres] in de proceskosten te veroordelen of de proceskosten te compenseren.
Voor het veroordelen van [eiseres] in de proceskosten pleit dat zij een procedure jegens haar moeder is gestart, waarvan zij ter zitting heeft toegegeven dat zelfs een toewijzende beslissing niet bij zal dragen aan de oplossing van het echte probleem tussen partijen: de verstoorde communicatie tussen haar en haar moeder. Goed beschouwd zijn de proceskosten daarmee nodeloos veroorzaakt.
Tegen een proceskostenveroordeling pleit dat dit kan leiden tot een verdere verstoring in de onderlinge verhoudingen.
Gelet op het belang dat (ook) de rechtbank hecht aan een verbetering van de onderlinge verhoudingen en indien mogelijk een verzoening, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022. [2]

Voetnoten

1.Zie artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.type: WD