ECLI:NL:RBNHO:2022:11021

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
9506117 \ CV EXPL 21-7186
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Moskou op 21 oktober 2019, maar miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van meer dan drie uur. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier, zelfs zonder de buitengewone omstandigheden, zijn aansluitende vlucht zou hebben gemist vanwege de minimale overstaptijd.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vordering van AirHelp toewijsbaar was. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9506117 \ CV EXPL 21-7186 (RH)
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (Volksrepubliek China)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 13 oktober 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 21 oktober 2019 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport, via Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland), naar Moscow Domodedovo Airport, Moskou (Rusland). De geplande aankomst van de passagier op de eindbestemming was om 15:10 uur (lokale tijd).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar München, met vluchtnummer LH2301 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vluchten en op 21 oktober 2019 om 21:20 uur (lokale tijd) op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft de gepretendeerde vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met de vertraagde uitvoering van de vlucht.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Moskou, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder voert aan dat er meerdere slotrestricties aan de vlucht zijn opgelegd door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht met een vertrekvertraging van 25 minuten is uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer de “
Slot Allocation Message” (hierna: SAM), de “
Slot Revision Message” (hierna: SRM) en het vluchtrapport van de vlucht overgelegd. Uit het vluchtrapport volgt dat de vlucht gepland stond te vertrekken om 08:50 uur (lokale tijd). De luchtverkeersleiding heeft echter meerdere malen een “
Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT) aan de vlucht opgelegd wegens vertragingscode 81, hetgeen volgens de door de vervoerder overgelegde “IATA Standard Delay Codes” staat voor: “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand / capacity problems”. De vlucht mocht uiteindelijk met de in de SRM genoemde CTOT van 09:20 uur (lokale tijd) vertrekken, aldus de vervoerder. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt dat de vertraging wegens vertragingscode 81 25 minuten bedraagt.
5.5.
De kantonrechter is ten aanzien van de opgelegde CTOT wegens code 81 van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door deze slotrestrictie aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT wegens code 81 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van de vlucht van 25 minuten is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Voorts voert de vervoerder voor het eerst bij conclusie van dupliek aan dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 13 minuten is veroorzaakt door de taxi-tijd, hetgeen volgens de vervoerder is aan te merken als een bijzondere omstandigheid. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Hiertoe is hij op grond van de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden. Nu hij dat heeft nagelaten, is dit verweer tardief. De vertraging voor de duur van 13 minuten levert derhalve geen buitengewone omstandigheid op.
5.7.
AirHelp heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervoerder de luchtverkeersleiding ten aanzien van de onderhavige vlucht mogelijk heeft verzocht om later te mogen vertrekken, nu de voorgaande vlucht (met vluchtnummer LH2300) met 5 minuten vertraging is aangekomen op de luchthaven van Amsterdam. Deze vertraging heeft mogelijk zijn doorwerking gehad naar de onderhavige vlucht, waardoor de ontstane vertraging volgens AirHelp niet als een buitengewone omstandigheid kan worden beschouwd. De vervoerder heeft daarentegen, door overlegging van het vluchtrapport van de vlucht en zijn toelichting daarop, voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van de voorgaande vlucht niet heeft doorgewerkt naar de onderhavige vlucht. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat uit het vluchtrapport uitsluitend de vertraging wegens vertragingscode 81 volgt en niet is gebleken dat de vertraging van de voorgaande vlucht op enige wijze invloed heeft gehad op de uitvoering van de onderhavige vlucht.
5.8.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 10:51 uur (lokale tijd) aangekomen in München. De aansluitende vlucht van de passagier naar Moskou stond om 11:05 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 25 minuten zou de vlucht om 10:26 uur (lokale tijd) te München zijn gearriveerd. Niet in geschil is dat de minimale overstaptijd in München 45 minuten bedraagt. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan zou de passagier evengoed zijn aansluitende vlucht hebben gemist. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.9.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De passagier heeft immers niet vanwege de genoemde buitengewone omstandigheden zijn aansluitende vlucht gemist. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen. Hetgeen AirHelp heeft gesteld ten aanzien van de vraag of er in dit geval sprake is van een langdurige vertraging in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, behoeft dan ook geen bespreking meer.
5.10.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 126,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter