ECLI:NL:RBNHO:2022:11049

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
C/15/332567 / KG ZA 22-510
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gelde maken van de woning na echtscheiding en aflossing van gezamenlijke schulden

In deze zaak vordert de man, een ex-echtgenoot, de voorzieningenrechter om hem te machtigen de gemeenschappelijke woning te gelde te maken. Dit verzoek is ingegeven door de noodzaak om gezamenlijke schulden af te lossen, die hij sinds de echtscheiding alleen voldoet. De vrouw, die in Argentinië woont, heeft niet bijgedragen aan deze schulden. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een gewichtige reden, zoals bedoeld in artikel 3:174 BW, en dat het verzoek van de man met grote waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De man heeft financiële nood en emotionele klachten door de onverdeelde woning en de schuldenlast. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man de hypothecaire lasten en andere huwelijkse schulden alleen draagt, terwijl de vrouw geen bijdrage levert. De voorzieningenrechter machtigt de man om de woning te verkopen, waarbij de opbrengst eerst zal worden aangewend voor de aflossing van de huwelijkse schulden. Indien de vrouw niet meewerkt aan de verkoop, treedt het vonnis in de plaats van haar toestemming. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/332567 / KG ZA 22-510
Vonnis in kort geding van 6 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. Y. Bruin te Heerhugowaard,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] (Argentinië),
gedaagde,
advocaat mr. R.H. Bouwman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen zijn ex-echtgenoten. De man vordert hem te machtigen de gemeenschappelijke woning te gelde te maken, zodat van de verkoopopbrengst de voor de gemeenschap komende schulden kunnen worden afgelost. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van een gewichtige reden als bedoeld in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast valt met grote waarschijnlijkheid te verwachten dat het verzoek van de man om de woning te gelde te maken in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De vordering zal dus worden toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2022,
  • de brief van 11 november 2022 van mr. Bruin met producties,
  • de e-mails van 14 november 2022 van mr. Bouwman met producties,
  • op 15 november 2022 heeft een hybride zitting plaatsgevonden, waarbij de vrouw en mr. Bouwman via Teams de zitting hebben bijgewoond. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Bouwman heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die hij per e-mail heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn in 1998 met elkaar getrouwd in Argentinië.
2.2.
Op 20 november 2020 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken door de rechtbank te La Plata, Argentinië.
2.3.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van een woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning). Op de woning rust een hypothecaire geldlening (bestaande uit drie leningen) van in totaal € 233.000,00. Aan de hypothecaire geldlening is een levensverzekering bij Interpolis verbonden.
2.4.
Na de echtscheiding tussen partijen is de man in de woning blijven wonen en voldoet sindsdien alle huwelijkse schulden alleen. De vrouw woont sinds 2016 in Argentinië.
2.5.
Partijen zijn met elkaar in overleg getreden over de verdeling en/of verkoop van de woning. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man machtigt om de woning te gelde te maken, in die zin dat het vonnis binnen vier weken na betekening in plaats zal treden van de toestemming van de vrouw om alle verkoophandelingen ten aanzien van de woning te verrichten, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de man, het tekenen van de verkoopopdrachten dan wel de volmacht voor de bank en het tekenen van het (voorlopig) koopcontract en alle andere door de notaris op te stellen akten (waaronder in ieder geval begrepen de leveringsakte) en alle andere voorkomende handelingen die betrekking hebben op de verkoop van de woning;
II. de vrouw veroordeelt tot betaling van € 24.149,50‬ aan gezamenlijke schulden bij de ABN AMRO en Rabobank, door verrekening bij de notaris met het deel van de gegenereerde overwaarde dat aan de vrouw toekomt, dan wel de vrouw veroordeelt om ermee in te stemmen dat van de verkoopopbrengst van de woning eerst de geldleningen bij de ABN AMRO Bank en Rabobank worden afgelost en indien de vrouw hieraan niet haar medewerking verleeent, het vonnis in plaats treedt van de wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
III. de vrouw veroordeelt tot betaling aan de man een bedrag van € 14.037,00 uit hoofde van een regresvordering, dit te voldoen aan de man door verrekening bij de notaris met het deel van de gegenereerde overwaarde van de woning dat aan de vrouw toekomt;
IV. de vrouw veroordeelt in de proces- en nakosten.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de woning te gelde moet worden gemaakt om diverse gezamenlijke schulden af te lossen, aangezien hij deze sinds de echtscheiding alleen voldoet. Daarnaast is sprake van andere gewichtige redenen, namelijk financiële nood en emotionele-, sociale- en praktische aspecten. Ook dient de vrouw voor de helft bij te dragen in de gezamenlijke schulden bij de ABN AMRO en de Rabobank, omdat deze onderdeel zijn van de huwelijksboedel en beiden partijen voor de helft draagplichtig zijn. Ten slotte heeft de man een regresvordering op de vrouw ter zake de hypothecaire geldlening en de daaraan verbonden levensverzekering bij Interpolis, omdat hij deze sinds de echtscheiding alleen voldoet.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu sprake is van een internationaalrechtelijk aspect, de vrouw woont immers in Argentinië, dient de voorzieningenrechter de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te beoordelen en het toepasselijke recht vast te stellen.
Rechtsmacht
4.2.
Omdat de rechtsvorderingen in deze procedure na 29 januari 2019 zijn ingesteld en allemaal betrekking hebben op de huwelijksboedel, gelden voor de bepaling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter de bepalingen uit de Verordening (EU) 2016/1103 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (Huwelijksvermogensrechtverordening).
De Nederlandse rechter is bevoegd van het geschil kennis te nemen op grond van artikel 6 sub b van de Huwelijksvermogensrechtverordening. Partijen hadden voor het laatst in Nederland hun gewone verblijfplaats en de man verbleef daar op het moment van aanbrengen van deze zaak nog steeds.
Toepasselijk recht
4.3.
In artikel 69 lid 3 van de Huwelijksvermogensrechtverordening staat – kort gezegd – dat deze verordening voor wat betreft het toepasselijk recht slechts van toepassing is op echtgenoten die op of na 29 januari 2019 zijn getrouwd of het op het huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht hebben bepaald. Partijen hebben niet het op hun huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht aangewezen. Daarnaast zijn partijen ruim voor 29 januari 2019 met elkaar getrouwd, zodat het toepasselijk recht wordt bepaald door de voor 29 januari 2019 geldende regels/regimes. Omdat partijen zijn gehuwd in 1998, is op het huwelijksvermogensregime van partijen het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (HHV 1978) van toepassing.
4.4.
Niet is gebleken dat partijen vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Daarnaast beschikken partijen niet over een gemeenschappelijke nationaliteit en tussen hen staat vast dat hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting was gelegen in Nederland. Zij zijn immers enkele weken na hun huwelijk in Argentinië gaan samenwonen in Nederland. Daarom is op grond van artikel 4 lid 1 van het HHV 1978 het recht van Nederland van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
Maatstaf kort geding
4.5.
De man vordert hem te machtigen om de woning te gelde te maken, zodat van de verkoopopbrengst de voor de gemeenschap komende schulden kunnen worden afgelost. De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of een andere gewichtige reden aanwezig is om de gevorderde machtiging te verlenen en zo ja, of met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat een op artikel 3:174 BW gebaseerd verzoek in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
Spoedeisend belang
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de man het spoedeisend belang bij zijn vorderingen voldoende aannemelijk gemaakt. De man heeft immers gemotiveerd gesteld dat hij in financiële nood verkeert, omdat hij sinds de echtscheiding alle huwelijkse schulden (waaronder de hypothecaire lasten) in zijn eentje voldoet. Daarnaast heeft de man onbetwist gesteld dat hij emotionele klachten heeft ontwikkeld in verband met de onverdeelde woning en de schuldenlast die daarmee (mede) op hem rust. Dat wat de vrouw in dit verband heeft aangevoerd, namelijk dat de echtscheiding al twee jaar is uitgesproken en de man deze procedure in een eerder stadium had kunnen starten maar niet heeft gedaan, maakt dat niet anders.
Machtiging te gelde maken woning en huwelijkse schulden
4.7.
Uit het bepaalde in artikel 3:174 BW volgt dat een machtiging om een gemeenschappelijk goed, in dit geval de woning, te gelde te maken aan een deelgenoot kan worden verleend ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de noodzaak om tot een behoorlijke verdeling te geraken uitdrukkelijk niet als een gewichtige reden in de zin van artikel 3:174 BW kan worden aangemerkt.
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevorderde machtiging toewijsbaar is en overweegt hiertoe als volgt.
4.9.
De man heeft onbetwist gesteld dat hij sinds kort het grootste gedeelte van de tijd bij zijn nieuwe partner woont en de woning in feite dus leeg staat. Vast staat dat de man op dit moment de rente en aflossing van de huwelijkse schulden, waaronder de hypothecaire geldlening, draagt. De vrouw draagt daarin niet bij, waardoor de man financieel klem komt te zitten. De man wil de woning verkopen, zodat van de verkoopopbrengst alle huwelijkse schulden kunnen worden afgelost. Dit is ook in het belang van de vrouw. Bovendien kan de man ontdaan van de huwelijkse schulden een nieuw bestaan opbouwen. Dit brengt met zich mee dat sprake is van een gewichtige reden als bedoeld in artikel 3:174 BW, zodat de gevorderde voorziening in beginsel toewijsbaar is.
4.10.
Het verweer van de vrouw komt er op neer dat partijen hebben afgesproken om de woning onverdeeld te laten, zodat de kinderen de woning zullen erven op het moment dat partijen komen te overlijden. Het bestaan van die afspraak, die verder ook niet op papier staat, is op geen enkele manier onderbouwd door de vrouw. Ook acht de voorzieningenrechter het niet goed voorstelbaar dat de man hiermee zou hebben ingestemd, gelet op zijn financiële situatie.
4.11.
Dit maakt dat met grote waarschijnlijkheid te verwachten is dat het verzoek van de man om de woning te gelde te maken in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.12.
De conclusie is dat de man wordt gemachtigd de woning te gelde te maken. Daarnaast zal de voorzieningenrechter bepalen dat van de verkoopopbrengst van de woning alle huwelijkse schulden moeten worden afgelost. Het gaat dan uitsluitend om schulden die tijdens het huwelijk zijn gemaakt, waarvoor beiden partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Voor zover de verkoopopbrengst van de woning niet toereikend is om de huwelijkse schulden af te lossen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de aan de hypotheek verbonden levensverzekering bij Interpolis ten behoeve hiervan te gelde mag worden gemaakt.
Regresvordering
4.13.
De opbrengst van de woning en (eventueel) de levensverzekering mag niet worden gebruikt voor voldoening van de regresvordering van de man. Dat is iets wat in een bodemzaak aan de orde moet komen. De voorzieningenrechter zal de vordering van de man in zoverre dan ook afwijzen. Wel zal de voorzieningenrechter bepalen dat de (eventuele) resterende verkoopopbrengst van de woning en levensverzekering, in depot bij de notaris komt te staan, totdat partijen een regeling hebben getroffen of tot er een rechterlijke uitspraak ligt over hoe die opbrengst tussen partijen verdeeld moet worden. Dit gelet op het feit dat de vrouw heeft aangevoerd dat de leningen alleen voor de man zijn aangewend, buiten haar medeweten om, en verdeling van de gemeenschap in dit kort geding niet aan de orde is.
Proceskosten
4.14.
Gelet op het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de man ex artikel 3:174 lid 1 BW tot het te gelde maken van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , in die zin dat dit vonnis binnen vier weken na betekening in de plaats zal treden van de toestemming van de vrouw om alle verkoophandelingen ten aanzien van de woning te verrichten, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de man, het tekenen van de verkoopopdrachten dan wel de volmacht voor de bank en het tekenen van het (voorlopig) koopcontract en alle andere door de notaris op te stellen akten (waaronder in ieder geval begrepen de leveringsakte) en alle andere voorkomende handelingen die betrekking hebben op de verkoop van de woning,
5.2.
voor het geval de verkoopopbrengst van de woning niet toereikend is om de (hierna onder 5.3. bedoelde) huwelijkse schulden af te lossen, machtigt de man ex artikel 3:174 lid 1 BW tot het te gelde maken van de levensverzekering bij Interpolis,
5.3.
bepaalt dat van de verkoopopbrengst van de woning (en eventueel de levensverzekering) eerst de huwelijkse schulden bij ABN AMRO Bank en Rabobank moeten worden afgelost en dat, indien de vrouw niet uiterlijk op de dag van de levering van de woning aan een derde haar medewerking hieraan verleent, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw,
5.4.
bepaalt dat de eventueel resterende verkoopopbrengst van de woning na aflossing van de huwelijkse schulden, in depot bij de notaris komt te staan, totdat partijen een regeling hebben getroffen of tot er een rechterlijke uitspraak ligt over hoe die opbrengst tussen partijen verdeeld moet worden,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. V. Beglarian op 6 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: VB