ECLI:NL:RBNHO:2022:11058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
C/15/332946/ JU RK 22-1578
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en de noodzaak van traumatherapie voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 5 december 2019 en was voor het laatst verlengd tot 13 december 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die in hun jonge leven al veel traumatische ervaringen hebben meegemaakt. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 1 december 2022, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds behoefte hebben aan traumatherapie, die recentelijk is opgestart. De ouders zijn het erover eens dat deze therapie noodzakelijk is, maar de vader heeft aangegeven dat hij vindt dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig is, omdat de communicatie tussen de ouders is verbeterd en de kinderen zich beter lijken te voelen. De moeder heeft echter gepleit voor verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat zij denkt dat de GI nog steeds een belangrijke rol speelt in de begeleiding van de kinderen en de ouders.

Na afweging van de standpunten van de ouders en de GI, heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met zes maanden, tot 13 juni 2023. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat de GI de regie moet blijven voeren over de hulpverlening en dat het van belang is dat de ouders in staat zijn om de noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren. De kinderrechter heeft het vertrouwen uitgesproken dat de ouders na deze periode voldoende in staat zullen zijn om de zorg voor de kinderen zelfstandig te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/332946 / JU RK 22-1578
Datum uitspraak: 12 december 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.C. van Megen, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 18 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 19 oktober 2022.
1.2.
Op 1 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben voorafgaand aan de zitting in de raadkamer met de kinderrechter gesproken.
1.4.
Tevens was ter ondersteuning van de moeder tijdens de zitting aanwezig haar begeleidster. Ook was aanwezig de partner van de vader, [partner van de vader] .

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 5 december 2019 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 13 december 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen met een jaar, waarvan een half jaar aangehouden. Verzocht wordt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI voert daartoe in het verzoekschrift aan dat een ondertoezichtstelling nog wenselijk is, omdat de verwachting is dat de hulp stagneert als er geen regie meer wordt gevoerd. Ten aanzien van de hulp ziet de GI dat de vader ambivalent is. Hij vraagt om hulp en ondersteuning, maar belt afspraken met de hulpverlening ook af, omdat het niet uitkomt. Ook is de vader van mening dat de opvoedkundige ondersteuning niet nodig of passend is. De ouders zijn het er wel over eens dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] individuele therapie nodig hebben en zij werken hier aan mee.
Er is nog geen ouderschapsplan opgesteld en er zijn nog geen nadere omgangsafspraken tussen de kinderen en hun moeder afgesproken. Het lijkt erop dat de ouders dit niet zelf kunnen regelen, omdat de samenwerking nog niet goed verloopt. De ouders hebben ook op dit punt nog de regie vanuit de GI nodig. De omgang wordt nu nog begeleid door Actief en Advies. De kinderen en moeder hebben eenmaal per week gedurende anderhalf uur omgang met elkaar. Het voornemen is om dit op korte termijn uit te breiden naar onbegeleide omgang. Actief en Advies heeft de GI laten weten dat de moeder het goed doet met haar dochters. Er is een warme onderlinge band. De moeder is in september 2022 verhuisd naar een reguliere woning, waar zij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] beter kan ontvangen.
Het komende halfjaar zal gewerkt worden aan het opstellen van het ouderschapsplan. Daarbij is van belang dat de ouders te weinig informatie met elkaar delen over de kinderen. Zij moeten nog leren om de kinderen de ruimte te geven om van allebei de ouders en van de partner van de vader te mogen houden.
Het gezinssysteem is momenteel echter wel wat meer tot rust gekomen. De kinderen laten minder problemen zien. De zorgen zijn echter nog steeds groot in verband met hun sociaal-emotionele ontwikkeling. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben veel meegemaakt, wat impact heeft op hun ontwikkeling. Ook lijken zij in een loyaliteitsconflict te zitten. Hun traumatherapie is onlangs gestart en zij hebben een kennismakingsafspraak gehad bij de Bascule.
De GI heeft het afgelopen halfjaar gewerkt aan de door de kinderrechter gestelde doelen bij beslissing van 28 juni 2022. De hulpverlening aan de vader en zijn partner [partner van de vader] is aanvankelijk verleend door OKT. In juni 2022 is Levvel Spoedhulp betrokken geraakt, in verband met een crisis met [de minderjarige 2] . Vanaf oktober 2022 is de hulpverlening opgestart door Levvel.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat Actief en Advies met de ouders spreekt over het Ouderschapsplan. Het is duidelijk dat de samenwerking tussen de ouders beter is. Ook bij boosheid en frustratie blijven zij met elkaar in gesprek. Dat is heel positief. Er is echter nog wel een weg te gaan. Daarbij komt dat er nog een omgangsplan gemaakt moet worden. Het doel is dat de kinderen om het weekend bij de moeder verblijven. Omdat de kinderen binnenkort starten met traumatherapie is de verwachting dat dit reacties bij hen gaat opleveren. Dit kan een behoorlijke belasting betekenen voor met name de vader en zijn partner. Daarom wordt hulp ingezet om hem en zijn partner daarin te ondersteunen.
De verwachting van de GI is dat binnen het komende halfjaar alle doelen bereikt zijn en dat de ondertoezichtstelling kan worden afgerond.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
Door en namens de
vaderis tijdens de zitting het volgende naar voren gebracht.
De traumabehandeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is nog altijd niet opgestart, maar zal snel van start gaan. Wel gaat het thuis stukken beter met hen. De vader en zijn partner praten veel met [de minderjarige 2] . [de minderjarige 2] kan nog wel boos worden, maar weet hier beter mee om te gaan. Zij laat geen onveilig gedrag meer zien.
De overnachting bij de moeder gaf vooraf veel stress bij de kinderen. Dit kwam mede omdat zij pas één dag van tevoren over het logeren op de hoogte werden gebracht.
Het onderlinge contact met de moeder gaat steeds beter. Er wordt meer gepraat en geen ruzie meer gemaakt. Ook is er een onderlinge app-groep aangemaakt om afspraken te plannen.
De vader is van mening dat verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig is. Het levert namelijk stress op bij de kinderen en bij de vader en zijn partner. Er ligt daardoor een druk op de kinderen en dat is niet in hun belang. De kinderen hebben een trauma opgelopen door de uithuisplaatsing. Het feit dat er nog altijd sprake is van een ondertoezichtstelling, maakt dat zij zich nog zorgen maken over een mogelijke nieuwe uithuisplaatsing. De belangrijkste doelen die er lagen waren de omgangregeling en de traumatherapie. De ouders zijn inmiddels goed in staat met elkaar te communiceren over de omgang. De traumatherapie heeft lang op zich laten wachten. De ouders zijn daar nu de dupe van. Zij zijn zich er goed van bewust dat deze therapie nodig is en dat dit tot gedragsveranderingen bij de kinderen zou kunnen leiden. De ouders zijn evenwel goed in staat om dat op te vangen. Er was voorheen een hulpvraag bij de ouders, maar zij hebben weinig hulp gekregen. De vader en zijn partner hebben de afgelopen periode zelf geleerd hoe zij het beste kunnen omgaan met het gedrag van de kinderen. Ook daarom heeft de vader de GI nu niet meer nodig.
4.2.
De
moederheeft tijdens de zitting verklaard dat zij inmiddels een eigen woning heeft. Zij kan daar de kinderen ontvangen. De overnachting bij de moeder is goed verlopen. De moeder heeft er aandacht voor dat [de minderjarige 1] zich soms terugtrekt en het gevoel heeft dat zij er niet bij hoort. Zij zoekt [de minderjarige 1] op die momenten juist op om haar erbij te betrekken en te knuffelen. De moeder begrijpt dat [de minderjarige 1] hier een andere beleving over kan hebben. Om voldoende aandacht voor de beide kinderen te kunnen hebben, heeft de moeder verzocht om hen ook apart van elkaar te zien. Het is volgens de moeder onjuist dat er vaak veel mensen bij haar thuis zijn. Wel ziet de moeder dat de aanwezigheid van de begeleider van Actief en Advies tijdens de omgang, impact heeft op [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] wordt er nerveus en druk van.
De moeder vindt het nog steeds lastig om afspraken af te stemmen met de vader. De moeder wil daarom graag dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt. De kinderen worden daardoor in haar optiek niet belast, omdat de GI op de achtergrond aanwezig blijft en beschikbaar is. De komende periode zal de omgang nog een paar keer begeleid worden. Daarna zal de omgang conform het ouderschapsplan plaatsvinden. Mede daarom vindt de moeder het fijn dat de ondertoezichtstelling nog doorloopt.

5.De mening van de minderjarigen

5.1.
[de minderjarige 1]heeft aan de kinderrechter verteld dat zij het leuk heeft op school en bij vader thuis. De omgang bij de moeder vindt zij niet leuk, maar dit laat zij niet merken aan de moeder. Soms zijn er mensen bij moeder thuis, tijdens de omgang. [de minderjarige 1] wordt daar druk van. Ook heeft [de minderjarige 1] het gevoel dat [de minderjarige 2] door de moeder wordt voortgetrokken. Zij vindt dat niet fijn.
5.2.
[de minderjarige 2]heeft aan de kinderrechter verteld dat ze soms nog steeds erg boos wordt, maar dat ze geleerd heeft om hiermee om te gaan. Zij gaat dan naar haar kamer en komt daar tot rust. Ook praat ze daarna met [partner van de vader] en haar vader. De boosheid is dan sneller opgelost. [de minderjarige 2] vindt het leuk om naar haar moeder te gaan. Ze vindt het ook leuk thuis.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen bestaan eruit dat beide kinderen in hun jonge leven al veel traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt en deze nog onvoldoende hebben verwerkt. Zij hebben hiervoor traumatherapie nodig. Het gaat echter sinds de spoedhulp interventie van afgelopen zomer (vanwege het gedrag van [de minderjarige 2] ) een stuk beter met de kinderen. Zij zijn rustiger en stabieler. Er zijn echter nog steeds zorgen over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Zo kan [de minderjarige 2] nog steeds erg boos worden. Wel kan zij inmiddels beter met deze boosheid omgaan. Daarnaast bestaan er met name bij [de minderjarige 1] nog spanningen rondom de bezoeken en het logeren bij de moeder.
6.2.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is weliswaar door de ouders wordt geaccepteerd, maar dat deze nog altijd niet volledig is opgestart. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] traumatherapie moeten krijgen. De ouders en de kinderen hebben in de maand december 2022 kennismakingsgesprekken met een wachttijdcoach. De daadwerkelijke traumatherapie is daarmee echter nog niet begonnen. De verwachting van de GI is dat deze therapie veel zal losmaken bij de meisjes. De kinderrechter begrijpt dat dit vooral een grote belasting kan vormen voor de vader en zijn partner en dat zij daar (professionele) steun bij kunnen gebruiken.
Daarnaast is gebleken dat het Ouderschapsplan in de afrondende fase is. Actief en Advies begeleidt de ouders bij het opstellen van dit plan. Positief is om te horen dat de ouders beter in staat zijn om met elkaar samen te werken. Hun onderlinge communicatie is verbeterd en zij blijven ook bij boosheid en frustratie met elkaar in gesprek. Net als de GI wil de kinderrechter de ouders hiermee een compliment maken. De omgang met de moeder is de afgelopen maanden flink uitgebreid. Zo hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] al één nacht bij de moeder geslapen. De bedoeling is dat deze regeling wordt uitgebreid naar elke twee weken een weekend bij de moeder. Ook deze verandering zal naar verwachting nog spanningen opleveren bij de kinderen. Er zal vanuit de ouders én de hulpverlening extra aandacht moeten zijn voor met name de gevoelens van [de minderjarige 1] in deze.
6.3.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen, in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarigen aanvaardbaar te achten termijn.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De GI heeft verzocht om de maatregel te verlengen voor de duur van zes maanden en de overig verzochte zes maanden aan te houden. Gelet op de aanwezige problematiek en de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met zes maanden. Het overige verzochte zal worden afgewezen. De kinderrechter houdt daarbij rekening met hetgeen de GI hierover ter zitting naar voren heeft gebracht en de standpunten van de ouders. Het is van belang dat de GI de komende periode nog de regie heeft en toezicht houdt op het verloop van de hulpverlening. De GI heeft de verwachting uitgesproken dat de doelen van de ondertoezichtstelling binnen het komende halfjaar zijn bereikt. Ook de kinderrechter heeft het vertrouwen dat de ouders na zes maanden voldoende in staat zijn om, in goed onderling overleg, de noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]tot 13 juni 2023;
7.2.
wijst af het meer verzochte;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Ok, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.