ECLI:NL:RBNHO:2022:11071

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/15/328622 / HA ZA 22-336
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-echtgenoten over de verdeling van de gezamenlijke woning na echtscheiding en belastingteruggaven

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de verdeling van hun gezamenlijke woning na hun echtscheiding op 27 november 2015. In het echtscheidingsconvenant dat zij hebben opgesteld, zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de woning en de bijbehorende hypothecaire leningen. De man stelt dat hij heeft gedwaald over de afspraken in het convenant en vordert een herziening van de verdeling, inclusief belastingteruggaven die aan hem toekomen maar abusievelijk op de rekening van de vrouw zijn gestort. De vrouw betwist de vorderingen van de man en stelt dat de afspraken in het convenant bindend zijn. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij heeft gedwaald en wijst zijn vorderingen af. De vrouw krijgt in reconventie gelijk, waarbij de man wordt veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning aan hun zonen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328622 / HA ZA 22-336
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUDGETONDERSTEUNING NEDERLAND B.V.
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1],
gevestigd te Zaandam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Verkijk te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest en zijn gescheiden op 27 november 2015. In het convenant dat zij bij de echtscheiding hebben opgesteld, hebben zij afspraken gemaakt over de wijze waarop zij in de toekomst de gezamenlijke woning willen verdelen. Zij hebben afgesproken dat, bij verkoop van de woning, de verkoopprijs vermeerderd met de waarde van de aan de hypothecaire geldlening(en) verbonden levensverzekerings-/effecten-/spaarpolis(sen), onder aftrek van de verkoopkosten en onder aftrek van de hypothecaire geldlening(en), zal worden toegescheiden aan de vrouw. Voorts hebben zij afgesproken dat ter zake van overbedeling van de vrouw geen verrekening van waarde zal plaatsvinden.
De man stelt zich op het standpunt dat hij heeft gedwaald omtrent deze afspraak dan wel dat deze in strijd met de redelijkheid billijkheid is en vordert verdeling en verrekening van de woning. In deze verdeling dient volgens de man te worden meegenomen een viertal belastingteruggaven over de jaren 2014 tot en met 2017 tot een totaal bedrag van € 20.883, die aan de man toekomen en abusievelijk zijn gestort op de bankrekening van de vrouw. De man vindt dat deze bedragen allereerst uit de opbrengst van de verkoop aan de man moeten worden betaald en het bedrag dat alsdan resteert dient, na aftrek van alle kosten, tussen partijen bij helfte te worden verdeeld. Subsidiair vordert de man te bepalen dat de vrouw voormeld bedrag aan hem voldoet, omdat zij de belastingteruggaven op onrechtmatige wijze voor zichzelf heeft behouden.
De vrouw betwist de vorderingen van de man en stelt zich op het standpunt dat de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen met het convenant hebben verdeeld. Zij vordert in reconventie veroordeling van de man om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning.
De rechtbank wijst de vordering van de man in conventie af en de vordering van de vrouw in reconventie toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 september 2022;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van de man;
  • de mondelinge behandeling van 7 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden. De advocaat van de man heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 12 mei 1992 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de gemeenschap behoort – onder andere – de koopwoning aan de [adres] [plaats] (hierna: de woning).
3.2.
In het kader van de voorgenomen echtscheiding zijn de man en de vrouw op 29 september 2015 een echtscheidingsconvenant overeengekomen (hierna: het convenant).
3.3.
Het convenant luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
A1.Partneralimentatie
(…) Ten aanzien van de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw, zal de man maandelijks bij vooruitbetaling aan haar voldoen € 800,-.
Het bedrag zal voor het eerst voldaan dienen te worden per datum van de echtscheidingsbeschikking.
(…)
V3.Echtelijke woning
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort de echtelijke woning gelegen aan de [adres] [plaats], kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, [kadaster nummer].
Op de echtelijke woning rust(en) de volgende hypothecaire geldlening(en):
1e: DSB Bank NV. Leningnummer: (…)
2e: .... Leningnummer (…)
De woning wordt vooralsnog door partijen gezamenlijk in eigendom gehouden. Indien de woning op enige termijn zal worden verkocht, dan zal de verkoopprijs vermeerderd met de waarde van de aan de hypothecaire geldlening(en) verbonden levensverzekerings-/effecten-/spaarpolis(sen), onder aftrek van de verkoopkosten en onder aftrek van de hypothecaire geldlening(en), worden toegescheiden aan de vrouw.
Ter zake van overbedeling van de vrouw, zalgeenverrekening van waarde plaatsvinden.
Gebruik van de woning
De man heeft de echtelijke woning verlaten op 5 oktober 2015 waarna de vrouw het exclusieve gebruiksrecht van de woning heeft gekregen. Partijen zullen tot laatstgenoemde datum alle woonlasten delen op de wijze zoals zij dat voorheen deden. Hierna zal de vrouw zelfstandig alle woonlasten dragen.
(…)
V5.Belastingen
Partijen zullen bij helften delen alle belastingrechten en -plichten aangaande de huwelijkse periode. Belastingrechten en -verplichtingen zullen vanaf datum van indiening van het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank, zonder enige onderlinge verrekening van waarde worden toegescheiden aan diegene van partijen in wiens persoon zij zijn ontstaan.
3.4.
Het huwelijk tussen de man en de vrouw is op gezamenlijk verzoek van partijen op 29 december 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 27 november 2015 in de registers van de burgerlijke stand. Het convenant is aan de beschikking gehecht.
3.5.
Na 5 oktober 2015 heeft de man ook nog gebruik gemaakt van de woning. Tot en met januari 2020 werden de hypothecaire lasten van de woning afgeschreven van de en/of rekening van partijen. Op 6 juni 2020 heeft de vrouw het LBIO verzocht om de inning van de partneralimentatie over te nemen, omdat de man de hypothecaire lasten en de alimentatie niet meer voldeed.
3.6.
Bij beschikking van 1 maart 2022 van de kantonrechter is de man onder bewind gesteld.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
De man vordert – samengevat – bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na betekening aan haar van het in deze te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan verkoop van de echtelijke woning en de daarop volgende levering bij de notaris, op het stellen van een dwangsom;
II. te bepalen dat aan de vrouw een termijn wordt gegeven van drie maanden, gerekend vanaf de datum van het in deze te wijzen vonnis, in welke periode zij, indien gewenst, over kan gaan tot het overnemen van de woning plus de daarop rustende hypotheek, waarbij zij bewerkstelligt dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid inzake de hypotheek, uiteraard na vaststelling van de waarde van de woning zoals onder I. gevorderd, en onder verdeling en verrekening van de overwaarde zoals onder IV. gevorderd;
III. te bepalen dat wanneer gedaagde haar medewerking zoals gevorderd onder I. en II. weigert het in deze te wijzen vonnis op de voet van art. 3:300 BW in de plaats treedt van de benodigde medewerking, in die zin dat eiser gerechtigd zal zijn voormelde woning te verkopen en te leveren aan een derde, waarbij onderhavig vonnis de toestemming van gedaagde inzake de verkoop en levering vervangt;
IV. te bepalen dat artikel V3 van het echtscheidingsconvenant voor zover rechtens vereist partijen niet bindt op grond van dwaling aan de zijde van de man, dan wel wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die partijen als ex echtelieden jegens elkaar in acht dienen te nemen, voornoemd artikel buiten toepassing te verklaren c.q. te vernietigen en te bepalen dat de opbrengst van de woning dient te worden verdeeld en verrekend als volgt:
uit de opbrengst/de overwaarde die resteert na aflossing van de alsdan openstaande hypotheek, van de verkoop van voormelde echtelijke woning dient allereerst aan de man te worden vergoed de belastingteruggaven ad € 20.833,- toegelicht onder 9 en 10 van de inleidende dagvaarding;
de kosten die met de taxatie en de verkoop zijn gemoeid, daaronder begrepen de kosten van levering van de woning dienen te strekken in mindering op het te verdelen bedrag;
het restant dient tussen partijen bij helfte te worden verdeeld;
Subsidiair:
V. te bepalen dat de vrouw aan de man zal voldoen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag groot € 20.833,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, reeds aangezegd, zijnde de belastingteruggaven die de vrouw op onrechtmatige wijze voor zichzelf heeft behouden, zoals omschreven in de punten 9 en 10 van de inleidende dagvaarding, één en ander binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
Primair en subsidiair:
VI. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten, te vermeerderen met rente
4.2.
De man legt primair aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij recht en belang heeft bij verdeling en verrekening ex artikel 3:178 lid 1 BW van de tussen bestaande gemeenschap van goederen, bestaande uit de woning. In deze verdeling dient te worden meegenomen een viertal belastingteruggaven over de jaren 2014 tot en met 2017 tot een totaal bedrag van € 20.883, die aan de man toekomen en abusievelijk zijn gestort op de bankrekening van de vrouw. De man betwist dat artikel V3 van het convenant rechtsgeldig is, althans deze is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar in acht dienen te nemen. Hij heeft zich indertijd niet door een raadsman/vrouw laten bijstaan en hij heeft de consequenties van één en ander niet kunnen overzien. Hij is de Nederlandse taal niet volledig machtig en hij heeft niet goed begrepen welke afspraken precies zijn gemaakt en heeft de gevolgen daarvan niet goed voor ogen gehad. Het is daarbij een regeling die volstrekt ongebruikelijk is en waarbij ook geen enkele motivering is gegeven om welke reden is afgeweken van een faire verdeling van de gemeenschap van goederen. Hij heeft daarom gedwaald omtrent deze afspraak, dan wel deze is in strijd met de redelijkheid billijkheid, gelet op de overwaarde die enorm is gestegen de afgelopen jaren, op grond waarvan het convenant dient te worden vernietigd dan wel buiten toepassing dient te worden verklaard.
Subsidiair legt de man aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw voormeld totaalbedrag aan belastingteruggaven aan hem dient te voldoen, omdat de vrouw deze voor zichzelf heeft behouden. Hiermee handelt zij onrechtmatig jegens hem, aldus de man.
4.3.
De vrouw voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
De vrouw vordert:
I. veroordeling van de man om mee te werken aan verkoop en levering van zijn deel van de woning aan de vrouw en/of zijn twee zonen, [betrokkene 2] en [betrokkene 3], en daartoe op eerste afroep door de vrouw gehoor zal geven aan een uitnodiging om te verschijnen op afspraak bij een door de vrouw in te schakelen notaris, onder compensatie van de kosten;
II. voor het geval de man niet meewerkt aan verkoop en levering van zijn deel van de woning aan de vrouw en/of zijn twee zonen, [betrokkene 2] en [betrokkene 3], dit vonnis in de plaats zal treden van de voor de verkoop en levering van zijn deel van de woning vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening(en), onder compensatie van de kosten van deze procedure.
4.6.
De man voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of het convenant werking heeft of niet.
Vernietiging/buitentoepassing verklaren van het convenant?
5.2.
In het convenant is in artikel V3 bepaald dat de woning vooralsnog door partijen gezamenlijk in eigendom gehouden zal worden en indien de woning op enige termijn verkocht zal moeten worden, de verkoopprijs dan vermeerderd met de waarde van de aan de hypothecaire geldleningen(en) verbonden levensverzekerings-/effecten-/spaarpolissen, onder aftrek van de verkoopkosten en onder aftrek van de hypothecaire geldlening(en), worden toegescheiden aan de vrouw. Uitdrukkelijk is daarbij opgenomen dat ter zake van overbedeling van de vrouw, geen verrekening van waarde zal plaatsvinden.
5.3.
De man betoogt dat hij omtrent deze afspraak heeft gedwaald op het moment dat hij zich met het convenant akkoord verklaarde. Dit betoog faalt naar het oordeel van de rechtbank. Op grond van artikel 1:135 BW gelden in het onderhavige geval de algemene dwalingsbepalingen (artikelen 6:228-230 BW) echter niet en op de bijzondere regeling van artikel 3:196 e.v. BW heeft de man geen beroep gedaan. Reeds op die grond faalt dit betoog. Daarnaast heeft de man zijn stellingen dat hij heeft gedwaald dan wel dat voormelde afspraak in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid, in het licht van het verweer van de vrouw, onvoldoende onderbouwd. De enkele stellingen dat de man indertijd niet werd bijgestaan door een advocaat, de Nederlandse taal niet volledig machtig is, het een ongebruikelijke regeling is en dat de overwaarde inmiddels enorm is gestegen, is hiertoe onvoldoende. Dit leidt tot de conclusie dat vernietiging dan wel buiten toepassing verklaren van het convenant niet aan de orde is en de daartoe strekkende vordering van de man dient te worden afgewezen.
5.4.
Anders dan de man stelt, volgt uit artikel V3 van het convenant niet dat er geen verdelingsafspraken zijn gemaakt omtrent de woning. Weliswaar staat in dit artikel dat de woning voorlopig onverdeeld wordt gelaten, maar er staat ook dat bij verkoop een eventuele overwaarde volledig toevalt aan de vrouw en dat terzake van de overbedeling geen verrekening van waarde zal plaatsvinden. Omdat alle vorderingen ten aanzien van de (verkoop van) de woning door de man in de sleutel van een nadere door hem gewenste verdeling zijn geplaatst, worden de vorderingen van de man die hierop zien afgewezen.
5.5.
De rechtbank volgt de man wel in zijn stelling dat hij belang heeft dat hij niet langer (mede)eigenaar is van de woning, gelet op zijn financiële positie en zijn wens om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Aan dit belang wordt echter voldoende tegemoet gekomen, bij toewijzing van de reconventionele vordering van de vrouw, zoals hierna zal blijken.
5.6.
De tussenconclusie ten aanzien van de woning is dat de vorderingen van de man ten aanzien van de verkoop van de woning worden afgewezen als ook de vorderingen die uitgaan van de niet geldigheid van bepalingen in het convenant.
Belastingteruggaven
5.7.
De tweede vraag is of de vrouw een bedrag van € 20.883 moet betalen aan de man.
5.8.
Primair vordert de man dat dit bedrag wordt meegenomen in het kader van de nog vast te stellen verdeling van de woning, maar uit het voorgaande volgt dat in het convenant de verdelingsafspraken staan die partijen hebben gemaakt, zodat de rechtbank daar niet aan toekomt.
5.9.
Subsidiair vordert de man te bepalen dat de vrouw het totaalbedrag van de vier belastingteruggaven over de jaren 2014 tot en met 2017 van € 20.883 aan hem voldoet, omdat zij onrechtmatig handelt door de bedragen te houden.
5.10.
De rechtbank stelt voorop dat dat de belastingteruggave over het jaar 2014 ziet op de periode dat partijen nog gehuwd waren, zodat de hierop betrekking hebben de vordering reeds op die grond dient te worden afgewezen.
5.11.
Van de belastingteruggave over het jaar 2015 is niet gebleken op welk rekeningnummer dit bedrag is overgemaakt, zodat de hierop betrekking hebbende vordering als onvoldoende onderbouwd dient te worden afgewezen.
5.12.
Ten aanzien van de belastingteruggaven over 2016 (€ 6.767) en 2017 (€ 9.481) staat met de brieven van de belastingdienst voldoende vast dat deze op een ABN Amrorekening (eindigend met nummer [nummer]) is gestort. Door de vrouw is niet weersproken dat deze rekening op haar naam stond, maar volgens haar was dit een rekening waar zij geen beschikking over had, maar de man wel. De teruggaven zijn dan ook uitsluitend aan de man ten goede gekomen, volgens de vrouw. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit in het midden blijven en moet ook het restant van de subsidiaire vordering van de man worden afgewezen om de volgende reden.
5.13.
Uit door de vrouw overgelegde bankafschriften volgt dat de vrouw (op 20 december 2017 en 19 februari 2019) in totaal een bedrag van € 6.922, heeft terugbetaald aan de Belastingdienst. Reden hiervoor was volgens de vrouw dat de man bij de Belastingdienst had opgegeven partneralimentatie te betalen, terwijl dit niet het geval was. Dit is niet door de man weersproken. Gelet op de door de man gestelde bedoeling van het parkeren van geld om zo geld voorhanden te hebben voor een eventuele vordering van de Belastingdienst, dient het totaalbedrag van de belastingteruggaven van 2016 en 2017 ad € 16.248 daarom te worden verminderd met € 6.922, zodat overblijft € 9.326. Maar ook dit bedrag is de vrouw niet verschuldigd aan de man, gelet op het navolgende.
5.14.
In het convenant is bepaald dat de man per datum echtscheidingsbeschikking een maandelijkse partneralimentatieverplichting van € 800 had. Niet gesteld of gebleken is dat dit bedrag op enig moment is bijgesteld, zodat de rechtbank bij de alimentatieverplichting van de man hiervan uitgaat. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de man als zodanig geen alimentatie heeft betaald, maar dat hij tot januari 2020 de hypothecaire lasten ad € 545,60 per maand heeft betaald als vervanging of bij wijze van alimentatie. Hiervan uitgaande heeft de man, vanaf 27 november 2015 tot januari 2020, maandelijks een bedrag van (€ 800 - € 545,60 =) € 254,40 te weinig aan alimentatie betaald. Over de periode van 2015 tot en met 2019 is dat een bedrag van (48 maanden x € 254,40 =) € 12.211,20 dat ten onrechte niet door de man aan de vrouw is betaald. De verhouding tussen partijen wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank acht het in strijd daarmee dat de man een vordering instelt, terwijl hij de vrouw te weinig partneralimentatie heeft betaald, ondanks zijn verplichting hiertoe op grond van het convenant.
In reconventie
De woning
5.15.
De rechtbank heeft in conventie overwogen dat de man er belang bij heeft dat hij niet langer (mede)eigenaar is van de woning en dat partijen in artikel V3 van het convenant al afspraken hebben gemaakt omtrent de verdeling bij verkoop van de woning. Onderdeel van deze afspraak is dat een eventuele overwaarde volledig aan de vrouw toekomt en dat er ter zake van overbedeling van de vrouw geen verrekening van waarde zal plaatsvinden.
5.16.
De vrouw wil graag met de twee zoons van partijen in de woning blijven wonen en heeft verklaard dat de zoons in staat zijn om er voor te zorgen dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid voor de hypotheekschuld, onder overname van het eigendomsaandeel van de man in de woning. De zoons hebben daartoe inmiddels een financieringsaanvraag ingediend via de Hypotheker, met de bedoeling om de woning van hun ouders te kopen. De man heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen verkoop en levering van woning aan de zoons en hieraan te willen meewerken.
5.17.
Nu beide partijen het erover eens zijn dat de woning moet worden verkocht aan hun beide zoons, zal de rechtbank, zoals gevorderd door de vrouw, de man veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering van de woning en daartoe op eerste afroep door de vrouw gehoor zal geven aan een uitnodiging om te verschijnen op afspraak bij een door de vrouw in te schakelen notaris, waarbij de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid inzake de hypotheekschuld. Voor het geval de man niet meewerkt aan verkoop en levering van de woning zal dit vonnis in de plaats treden van de voor de verkoop en levering van de voor verkoop van de woning vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening(en).
5.18.
De rechtbank acht het hierbij – gelet op het feit dat uit het convenant volgt dat eventuele overwaarde volledig zal toekomen aan de vrouw en gezien de maatstaven van redelijkheid en billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen partijen beheersen – redelijk om te bepalen dat de vrouw de kosten verbonden aan de verkoop van de woning voor haar rekening neemt.
In conventie en reconventie
5.19.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van de man af;
in reconventie
6.2.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van woning aan hun beider zoons, waarbij de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid inzake de hypotheekschuld en daartoe op eerste afroep door de vrouw gehoor zal geven aan een uitnodiging om te verschijnen op afspraak bij een door de vrouw op haar kosten in te schakelen notaris,
6.3.
bepaalt dat in het geval de man in gebreke blijft aan dit vonnis als hiervoor bepaald onder 6.2. dit vonnis in de plaats zal treden van de voor de verkoop en levering vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening(en).
In conventie en reconventie
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 299