ECLI:NL:RBNHO:2022:11077

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/15/324255 / HA ZA 22-48
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en bewijsopdracht richtprijs in verbouwingsgeschil

In deze zaak heeft eiser, [eiser], werkzaamheden verricht in opdracht van gedaagden, die een monumentale kerk verbouwden tot appartementen. Eiser heeft een aantal facturen gestuurd, waarvan de laatste niet zijn betaald door gedaagden, die van mening zijn dat er een richtprijs was afgesproken. De rechtbank heeft gedaagden opgedragen te bewijzen dat een richtprijs is overeengekomen. De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. Eiser vordert betaling van openstaande facturen, terwijl gedaagden in reconventie vorderen dat eiser hen terugbetaalt voor teveel betaalde bedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het werk heeft uitgevoerd, maar de vraag is welke prijs daarvoor moet worden betaald. Gedaagden moeten bewijzen dat er een richtprijs is afgesproken, wat zij willen doen door getuigen te horen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324255 / HA ZA 22-48
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. [bedrijf],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M.T. Eckhart te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],

3. [gedaagde 3],

4. [gedaagde 4],

5. [gedaagde 5],

6. [gedaagde 6],

allen wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. B.P. van Overeem te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden 1 en 2 zullen samen [gedaagde 1] c.s. worden genoemd, gedaagden 3 en 4 samen [gedaagde 3] c.s. en gedaagden 5 en 6 samen [gedaagde 5] c.s. Alle gedaagden samen zullen met “gedaagden” worden aangeduid.

1.Het geschil in het kort

1.1.
[eiser] heeft in opdracht van gedaagden werkzaamheden verricht in een monumentale kerk die door gedaagden werd verbouwd tot drie appartementen. Gedaagden hebben een groot deel van de door [eiser] gestuurde facturen betaald, maar zij hebben de laatste facturen onbetaald gelaten, omdat zij het totale in rekening gebrachte bedrag te hoog vinden. Partijen verschillen van mening of zij hebben afgesproken dat [eiser] het werk in regie zou uitvoeren of dat een richtprijs is overeengekomen. Volgens gedaagden is dat laatste het geval en heeft [eiser] veel meer in rekening gebracht dan de afgesproken richtprijs van € 75.000,- respectievelijk € 60.000,- plus 10%. Ook vinden zij dat de prijs die [eiser] in totaal heeft gefactureerd niet redelijk is, omdat hij onnodig veel kosten gemaakt, zowel als het gaat om uitvoering als voor wat betreft de gebruikte materialen. De rechtbank draagt gedaagden op te bewijzen dat een richtprijs is overeengekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 juli 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 2 november 2022 waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waar door de advocaten pleitaantekeningen zijn voorgedragen en overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. en zijn drie stellen die een monumentale kerk in [plaats] hebben verbouwd tot drie woonappartementen waar zij nu wonen.
3.2.
Tijdens de verbouwing hebben [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. [eiser] opdracht gegeven voor het plaatsen van diverse installaties in de appartementen, waaronder warmtepompen, zonneboilers, warmte terugwin units en vloerverwarming. Elk stel heeft afzonderlijk een mondelinge overeenkomst gesloten met [eiser]. Er zijn geen afspraken vastgelegd op schrift.
3.3.
De werkzaamheden zijn eind 2019 gestart en zijn deels uitgevoerd door [eiser] zelf en deels door [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), een door [eiser] ingeschakelde loodgieter.
3.4.
[eiser] stuurde achteraf facturen waarin hij gewerkte uren en ingekochte materialen in rekening bracht. Tot aan mei 2021 hebben [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. alle door [eiser] gestuurde facturen betaald.
3.5.
De in mei 2021 door [eiser] gestuurde facturen zijn niet betaald. [gedaagde 1] c.s. hebben vijf facturen met een totaalbedrag van € 29.101,56 niet voldaan. [gedaagde 3] c.s. hebben vier facturen met een totaalbedrag van € 29.090,73 niet voldaan en [gedaagde 5] c.s. hebben vijf facturen met een totaalbedrag van € 31.419,17 niet voldaan.
Het betreft voornamelijk facturen waarop materiaal in rekening wordt gebracht en een enkele factuur waarin gewerkte uren worden gedeclareerd.
3.6.
[eiser] heeft de levering van het materiaal dat is gespecificeerd in de aan [gedaagde 5] c.s. gestuurde factuur met nummer 21137 opgeschort.
3.7.
Bij brief van 9 augustus 2021 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. gesommeerd om de openstaande facturen te betalen. Aan die sommatie is geen gevolg gegeven.
3.8.
[eiser] heeft het werk niet afgemaakt. [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. hebben [betrokkene 1] ingeschakeld om de nog te verrichten werkzaamheden af te maken. [betrokkene 1] factureert direct nadat hij een onderdeel van het werk heeft afgerond en begint dan aan een volgend onderdeel.
3.9.
De door [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. ingeschakelde elektricien [betrokkene 2] heeft in een e-mail van 29 november 2021 het volgende aan [eiser] geschreven:
“Ik heb bij alle drie de woning op regie gewerkt met mijn uren en materialen met een bepaalde korting waar we allebei vrolijk van werden.
De kosten voor deze werkzaamheden en materialen heb ik dan ook elke keer tussentijds na (+/- 2 3 wkn) gefactureerd na de klanten (…).
Zodat deze op de hoogte waren van de gewerkte uren en de gebruikte materialen.”

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis ter zitting – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van:
[gedaagde 1] c.s. tot betaling van € 29.101,56, vermeerderd met rente en kosten;
[gedaagde 3] c.s. tot betaling van € 29.090,73, vermeerderd met rente en kosten;
[gedaagde 5] c.s. tot betaling van € 27.627,49, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde 5] c.s. de factuur met nummer 21137 ad € 3.791,68 zal betalen en dat [eiser] het in de factuur genoemde sanitair alsnog aan [gedaagde 5] c.s. zal leveren. [eiser] heeft daarna de vordering op [gedaagde 5] c.s. met genoemd bedrag verminderd, zodat het in punt 4.1 onder 3. genoemde bedrag resteert.
4.3.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij het overeengekomen werk in regie zou uitvoeren, dat hij een redelijke prijs heeft gerekend en dat gedaagden de laatste door hem verzonden facturen voor gewekte manuren en ingekocht materiaal ten onrechte nog niet hebben betaald.
4.4.
Gedaagden voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.6.
Bij eis in reconventie hebben gedaagden de navolgende tegenvorderingen ingesteld.
1. [gedaagde 1] c.s. vorderen - samengevat - veroordeling van [eiser] tot betaling van € 22.892,88, vermeerderd met rente en kosten;
2. [gedaagde 3] c.s. vorderen - samengevat - veroordeling van [eiser] tot betaling van € 5.073,29, vermeerderd met rente en kosten;
3. [gedaagde 5] c.s. vorderen - samengevat - veroordeling van [eiser] tot betaling van € 3.580,90, vermeerderd met rente en kosten.
4.7.
Gedaagden stellen dat [eiser] met hen een richtprijs is overeengekomen en dat zij inmiddels meer hebben betaald dan de afgesproken richtprijs plus 10% verhoging. Het door hen teveel betaalde bedrag vorderen zij als onverschuldigd betaald terug.
4.8.
[eiser] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van gedaagden, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Vaststaat dat [eiser] het hem opgedragen werk waarop facturen zien tot stand heeft gebracht en opgeleverd. Deze zaak gaat om de vraag welke prijs gedaagden hiervoor moeten voldoen.
5.3.
[eiser] stelt dat hij de gefactureerde werkzaamheden in regie heeft uitgevoerd en dat was overeengekomen dat hij de materiaalkosten en gewerkte uren achteraf zou factureren. Ter onderbouwing hiervan stelt [eiser] dat het ging om een grootschalig verbouwings-project waarbij door gedaagden geen gebruik werd gemaakt van een aannemer. [eiser] kreeg plattegronden van de te maken technische ruimte en moest die ruimte naar eigen inzicht inrichten en de aansluitingen maken. Deze wijze van verbouwen en de grootschaligheid van het project maakte het onmogelijk om vooraf de kosten in te schatten en een richtprijs af te spreken. Uit de feitelijke uitvoering blijkt ook dat het werk in regie is uitgevoerd. [eiser] heeft geen offerte gemaakt en heeft van meet af aan achteraf manuren en ingekochte materialen gespecificeerd gefactureerd. Ook andere door gedaagden ingeschakelde werklieden, waaronder elektricien De Boer, hebben op regiebasis gewerkt en gedeclareerd, aldus [eiser].
5.4.
Gedaagden betwisten dat is afgesproken om op regiebasis te werken en stellen dat [eiser] per appartement een richtprijs heeft afgegeven in de zin van artikel 7:752 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Tegenover [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 5] c.s. heeft [eiser] mondeling een bedrag van € 75.000,- genoemd en tegenover [gedaagde 3] c.s. een bedrag van
€ 60.000,-. [eiser] kon het werk volledig inschatten, want hij had de beschikking over zeer gedetailleerde tekeningen. Gedaagden hebben [eiser] om een prijs gevraagd, omdat zij het project moesten kunnen begroten. Een open einde was voor alle drie niet aanvaardbaar en haalbaar in verband met het aanvragen van de benodigde hypotheek en/of het bouwdepot. Gedaagden, die wel een aannemer hadden ingeschakeld, hebben ook nooit enige regie gevoerd. Zij hebben pas laat aan de bel getrokken over de overschrijding van de afgesproken richtprijs, omdat [eiser] pas vele maanden na uitvoering van het werk facturen stuurde.
5.5.
[eiser] betwist dat hij bedoelde bedragen heeft genoemd tegenover gedaagden. De genoemde bedragen zijn volgens hem mogelijk door iemand genoemd in een gesprek, maar niet door hem.
5.6.
Volgens vaste rechtspraak ligt de bewijslast dat een vaste prijs voor de werkzaamheden is overeengekomen bij gedaagden. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] zullen gedaagden dus moeten bewijzen dat [eiser] de bedragen van € 75.000,- en € 60.000,- tegenover hen heeft genoemd, dat de werkzaamheden waarop die bedragen zien op dat moment al duidelijk waren én dat is afgesproken dat [eiser] die werkzaamheden voor de genoemde bedragen zou verrichten. Het enkel noemen van een bedrag wil namelijk nog niet zeggen dat sprake is van een richtprijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 2 BW. Een bedrag kan ook worden genoemd als globale prijs of geschatte prijs. Om sprake te kunnen zijn van een richtprijs dienen de werkzaamheden waarop de richtprijs betrekking heeft bij het maken van de afspraak bovendien voldoende gespecificeerd zijn. Genoemd bewijs zal per appartement c.q. per stel moeten worden geleverd, omdat [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. ieder als stel afzonderlijk een aannemingsovereenkomst met [eiser] hebben gesloten voor ieders eigen appartement.
5.7.
Anders dan [eiser] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat gedaagden voldoende hebben gesteld om aan bewijslevering toe te komen. Zoals zij ter zitting hebben aangegeven kunnen zij niet meer stellen dan zij hebben gedaan, omdat alle afspraken mondeling zijn gemaakt en zij de afspraken alleen kunnen aantonen door middel van getuigenbewijs.
5.8.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating door gedaagden of zij het in punt 5.6 bedoelde bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel. Indien zij het bewijs willen leveren door het horen van getuigen wijst de rechtbank erop dat er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 45 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
draagt [gedaagde 1] c.s., [gedaagde 3] c.s. en [gedaagde 5] c.s. afzonderlijk op te bewijzen dat met betrekking tot hun woning door [eiser] een bedrag van (voor [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 5] c.s.) € 75.000,- en (voor [gedaagde 3] c.s. ) € 60.000,- is genoemd, dat de werkzaamheden waarop die bedragen zien op dat moment al duidelijk waren én dat is afgesproken dat [eiser] die werkzaamheden voor de betreffende bedragen zou verrichten,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 11 januari 2023voor uitlating door gedaagden of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als gedaagden geen bewijs door het horen van getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moeten brengen,
6.4.
bepaalt dat, als gedaagden
getuigenwillen laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
januaritot en met
april 2023dan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. A.K. Korteweg, in het gerechtsgebouw te Haarlem, Jansstraat 81,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.
977