ECLI:NL:RBNHO:2022:1112

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
C/15/277431 / FA RK 18-4417
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en informatievoorziening in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader had verzocht om wijziging van de omgangsregeling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en hem het recht op omgang ontzegd. De procedure heeft meer dan drie jaar geduurd, waarbij de rechtbank in eerdere beschikkingen een hulptraject had opgelegd via het wijkteam. Ondanks deze maatregelen is er na twee jaar geen vooruitgang geboekt in de omgangsregeling, wat de rechtbank ertoe heeft gebracht te concluderen dat omgang in strijd is met de belangen van de minderjarige. De rechtbank heeft wel een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader één keer per twee maanden schriftelijk moet informeren over de ontwikkelingen van de minderjarige, vergezeld van een recente foto. De rechtbank benadrukt dat de afwijzing van het verzoek tot omgang tijdelijk is en dat de vader in de toekomst opnieuw kan verzoeken om een omgangsregeling indien de omstandigheden wijzigen. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/277431 / FA RK 18-4417
Beschikking van 11 februari 2022 betreffende omgangsregeling en informatievoorziening
in de zaak van:
[verzoeker],
aanvankelijk wonende te [woonplaats] , thans wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat aanvankelijk mr. C.E. Mulder, kantoorhoudende te Putten,
thans mr. M. Broersma, kantoorhoudende te Putten,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.S. Zomers, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 27 maart 2019;
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad), van 5 september 2019, ingekomen op 9 september 2019;
- de processen-verbaal van 9 september 2019, 4 november 2019, 16 januari 2020, 13 oktober 2020, 13 januari 2021 en 26 augustus 2021;
- het aanvullende rapport en advies van de Raad van 24 september 2020, ingekomen op 1 oktober 2020;
- de brief van mevrouw [R] van de Jeugd- en Gezinscoaches bij de gemeente Alkmaar, ingekomen op 12 oktober 2021;
- de brief, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 14 januari 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak is voortgezet op de zitting van 27 januari 2022 in aanwezigheid van de vader bijgestaan door mr. M. Broersma en de moeder bijgestaan door mr. L.S. Zomers. Voorts is verschenen mevrouw [A] namens de Raad. Tevens was aanwezig mevrouw [W] , de ambulante begeleider van de vader, werkzaam bij Groen Hulpverlening in Ermelo.
1.3.
De minderjarige [naam] zou, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid moeten worden gesteld haar mening kenbaar te maken. De rechtbank acht dit echter niet aan de orde, om de - kwetsbare - minderjarige niet te belasten.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank heeft in voormelde beschikking van 27 maart 2019:
a. bepaald, voorlopig totdat nader wordt beslist, dat de vader met betrekking tot de minderjarige
[naam], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , als volgt wordt geïnformeerd: de moeder zal per mail aan de begeleider van de vader, de heer [B] , één maal per twee maanden schriftelijk, vergezeld van een recente foto, de vader op de hoogte stellen van de ontwikkelingen van de minderjarige op school en omtrent haar gezondheid evenals over de voortgang van de hulpverlening;
b. deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
c. de stukken in handen gesteld van de Raad voor onderzoek naar de vraag of, en zo ja op welke wijze, een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige in het belang van de minderjarige is te achten,
en de rechtbank dienaangaande te adviseren.
Indien door de Raad begeleiding noodzakelijk wordt geacht, wordt verzocht te adviseren wie aan die begeleiding uitvoering zal kunnen geven, voor welke periode, met welke frequentie en op welke locatie;
d. de zaak over de omgangsregeling pro forma aangehouden tot 24 juli 2019 in afwachting van rapport en advies van de Raad;
e. iedere verdere beslissing over de informatievoorziening eveneens pro forma aangehouden tot 24 juli 2019, in afwachting van rapport en advies van de Raad over de omgangsregeling.
2.2.
Blijkens voormelde processen-verbaal is de zaak onder meer pro forma aangehouden in afwachting van aanvullende rapportage van de Raad over de stand van zaken op dat moment, met name wat betreft (de uitvoering van) het stappenplan zoals genoemd in het rapport en advies van de Raad van 5 september 2019. Eveneens blijkt uit de processen-verbaal dat het op de weg van de vader ligt om ervoor te zorgen dat de systeemtherapie met hem zo spoedig mogelijk wordt gestart, ter voorbereiding op het verhaal aan de minderjarige in het kader van de statusvoorlichting.
In laatstgenoemd proces-verbaal van 26 augustus 2021 heeft de rechtbank naar aanleiding van de daarin vermelde stukken aanleiding gezien een datum te bepalen voor voortzetting van de mondelinge behandeling in de maand januari 2022. (De advocaten van) partijen dienen uiterlijk één week vóór de zitting schriftelijke informatie te overleggen over de recente stand van zaken met betrekking tot de systeemtherapie via het wijkteam van de gemeente dan wel andere betrokken hulpverlening.
2.3.
In de op 12 oktober 2021 ingekomen brief heeft mevrouw [R] het volgende aangegeven. De voortgang van de hulpverlening rondom de statusvoorlichting en mogelijke vervolgstappen in de opbouw van contact tussen de minderjarige en de vader ligt intussen twee jaar stil. De statusvoorlichting heeft wellicht officieel plaatsgevonden, want de minderjarige weet inmiddels dat zij een biologische vader heeft. Er lijkt echter geen coherent verhaal van beide ouders richting de minderjarige te zijn gegeven rond haar afkomst/verleden. In ieder geval niet als resultaat van de therapiegesprekken. Deze stap is een essentieel onderdeel van de hulpverlening om tot de volgende fase te komen van het stappenplan, namelijk de mogelijke vervolgstappen onderzoeken richting opbouw van het contact tussen de minderjarige en de vader. Deze is derhalve niet tot stand gekomen. Deze situatie wordt in stand gehouden doordat het de ouders niet lukt om tot overeenstemming te komen over een datum waarop de hulpverlening opgestart kan worden. Er is dus na twee jaar geen duidelijkheid gekomen of de opdracht van de rechtbank/Raad haalbaar is en wat hiervan de gevolgen zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige.
De Jeugd- en Gezinscoaches hebben specialistische jeugdhulpverlening ingezet met als doel tot uitvoering te komen van het genoemde stappenplan. De Jeugd- en Gezinscoaches hebben binnen het vrijwillig kader geprobeerd met ouders en betrokken hulpverleners een hulpverleningstraject op te zetten, waarin ouders toe konden gaan werken naar contactopbouw tussen de minderjarige en de vader. Omdat er meerdere keren geen overeenstemming is bereikt over de start dan wel invulling van het traject is er binnen het vrijwillig kader onvoldoende resultaat geboekt ten aanzien van de uitvoering van het besluit van de rechtbank. Om deze reden geven de Jeugd- en Gezinscoaches Alkmaar de opdracht terug aan de rechtbank/Raad, waarna het dossier bij de Jeugd- en Gezinscoaches gesloten zal worden.
Standpunten partijen
2.4.
De moeder heeft in de brief van 14 januari 2022 - kort samengevat - het volgende aangegeven. Uit het verslag van mevrouw [R] blijkt dat er veel onduidelijkheid en verwarring is geweest over hoe deze zaak door de gemeente aangepakt zou moeten worden. Anders dan de gemeente stelt verleent de moeder al jaren haar medewerking en heeft zij gesprekken gehad met Parlan (systeemtherapie). Uit een gesprek op 6 januari 2022 heeft de moeder opgemaakt dat er weer opnieuw gestart zou moeten worden met systeemtherapie, waarbij vader nu mogelijk ook mee zou doen en dat zij weer gesprekken zou moeten voeren en dat zou worden bezien op welke wijze de statusvoorlichting kan gaan plaatsvinden. De moeder weet niet waar de opmerking op is gebaseerd dat statusvoorlichting al zou hebben plaatsgevonden; dat is niet het geval. Ook zou gekeken moeten worden hoe een en ander voor de minderjarige zal zijn en wat nu eigenlijk echt het draagvlak van de vader is. Het voortzetten van de procedure bij de rechtbank lijkt niet bij te dragen aan het verwezenlijken van (het tot stand brengen van) een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige. De zaak loopt inmiddels ruim drie-en-een-half jaar en partijen zijn nog geen stap verder na al die tijd. Er moet nog steeds begonnen worden met de uitvoering van het stappenplan van de Raad. De vertraging is niet aan de moeder te wijten. Van de vader is nog steeds geen informatie verstrekt over ontwikkelingen aan zijn kant. De moeder moet weer de tering naar de nering zetten en haar gehele gezin zal daarin mee moeten draaien, terwijl niet duidelijk is of er aan de kant van de vader wel iets veranderd is. In de gegeven omstandigheden moet het verzoek van de vader worden afgewezen, omdat dit in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige en moet aan hem het recht op omgang worden ontzegd. In het vrijwillig kader kan dan vervolgens de gekozen inzet worden uitgevoerd, waaraan de moeder al jaren medewerking verleent. De moeder vindt het belangrijk dat er statusvoorlichting plaatsvindt, dus dat traject zal zij gewoon voortzetten.
2.5.
Namens de vader is ter zitting nog het volgende naar voren gebracht. Sinds maart 2021 is Groen Hulp bij de vader betrokken. Het gaat goed met hem; hij heeft werk en is klaar voor omgang. Partijen willen duidelijkheid en structuur. Er is geen sprake van herhaling van zetten omdat er nooit omgang is geweest. Op 4 januari 2022 is er een gesprek geweest met Parlan. Parlan staat klaar voor de omgang en de vader heeft bij Parlan gehoord dat de moeder het daarmee eens is. Er zijn geen redenen om de vader het recht op omgang te ontzeggen. Het traject kan nu worden gestart.
De vader heeft zelf verklaard geen vertrouwen te hebben in Parlan omdat ze tot nu toe nooit iets hebben gedaan. Desgevraagd kan hij zich niet herinneren wat er bij Parlan is besproken op 4 januari 2022. Mevrouw [W] heeft uit het gesprek met Parlan op 4 januari 2022 begrepen dat de moeder moet zorgen voor statusvoorlichting samen met Parlan en dat er op dit vlak geen taak ligt voor de vader. De vader heeft er geen vertrouwen in dat alles op basis van vrijwilligheid gebeurt, dat wil zeggen zonder dat een procedure bij de rechtbank loopt. Daarom moet de zaak worden aangehouden.
2.6.
De moeder heeft ter zitting nog het volgende aangegeven. De vader heeft twee jaar geleden ook aangegeven dat het beter ging met hem. Daarvan is tot nu toe niets gebleken. De vader heeft kansen gehad om hulp in te schakelen, maar dat is tot nu toe blijkbaar niet afdoende gelukt. Er spelen bij de vader dingen die de moeder niet te horen krijgt. De moeder heeft van Parlan destijds al hulp gehad voor de statusvoorlichting voor de minderjarige. De vader moest met het plan instemmen, maar hij heeft niets van zich laten horen. De moeder krijgt ook geen reactie op de door haar verstrekte informatie over de minderjarige op basis van de opgelegde informatieregeling. Ondanks de diverse aanhoudingen van de zaak waarin de vader de mogelijkheid is geboden om de benodigde stappen te zetten, is daarvan niets gebleken. Er is geen zicht op hoe het met de vader gaat en of zijn situatie verbeterd is. Er is geen statusvoorlichting gegeven. De moeder heeft van Parlan geen informatie gekregen of de vader bij Parlan betrokken is. De moeder heeft onlangs een gesprek gehad met Parlan over de huidige situatie. Bij een vorige therapeut van Parlan heeft de moeder haar verhaal op papier gezet in verband met de statusvoorlichting. Dat zou met de vader worden besproken, maar dat is niet gebeurd of gelukt. Over twee weken zou de moeder haar verhaal opnieuw op papier moeten zetten, omdat haar verhaal van de vorige keer bij Parlan is zoekgeraakt. Het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling is niet meer in het belang van de minderjarige. De moeder zal alle medewerking verlenen aan hulpverlening voor statusvoorlichting. Er is niet gebleken dat de vader de draagkracht heeft voor omgang. Hij heeft vele kansen gehad om dingen tot stand te brengen en dat is allemaal niet gelukt. Het is nodig dat deze procedure stopt en er in dat opzicht rust kan komen in het gezin van de moeder.
Standpunt Raad
2.7.
Ter zitting heeft de Raad het volgende meegedeeld. De gemeente voert de regie in het vrijwillige kader. De Raad kan daar niet op sturen. Mevrouw [R] is actief geworden nadat de moeder de gemeente had benaderd. Beide partijen hebben daarin echter een verantwoordelijkheid. Een omgangsregeling is nog ver weg, nu met het stappenplan nog steeds niet is gestart en dus nog steeds geen statusvoorlichting heeft plaatsgevonden Voor de minderjarige is het van belang dat de statusvoorlichting alsnog gaat plaatsvinden.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is opgenomen in de beschikking van 27 maart 2019.
3.2.
Aan de orde is nog het verzoek van:
a. de vader, met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 12 februari 2014 en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling vast te stellen waarbij hij omgang heeft met de minderjarige eenmaal per maand onder begeleiding van een medewerker van de Opvoedpoli, dan wel een andere professionele instantie, waarbij de Opvoedpoli of de professionele instantie de plaats, de dag, de duur en het tijdstip van de omgang in overleg met de ouders zal bepalen en waarbij een eventuele opbouw eveneens in samenspraak met de Opvoedpoli of de professionele instantie zal geschieden;
b. de vader dat de moeder hem één maal per twee maanden schriftelijk informeert over de minderjarige;
c. de moeder om de vader het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
omgangsregeling
3.4.
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, van het BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Ingevolge het tweede lid van dit artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang. Op grond van het derde lid van dit artikel ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.5.
De rechtbank stelt vast dat de vader het verzoekschrift heeft ingediend op 30 juli 2018 en dat de procedure thans derhalve ruim 3 ½ jaar loopt. Het raadsrapport met daarin vermeld het te volgen stappenplan om te trachten te komen tot omgang dateert van 5 september 2019 en is derhalve inmiddels ongeveer 2 ½ jaar oud.
3.6.
In de diverse processen-verbaal heeft de rechtbank het door de Raad aangegeven stappenplan geconcretiseerd. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank in het proces-verbaal van 4 november 2019 het in gemeld raadsrapport van 5 september 2019 genoemde stappenplan nader geconcretiseerd en het wijkteam/CJG Alkmaar daarbij expliciet aangewezen als regievoerder, om te voorkomen dat het traject niet van de grond zou komen.
3.7.
De rechtbank constateert dat ondanks het aanwijzen van de gemeente als regievoerder inmiddels ruim twee jaar geleden en het sindsdien viermaal opmaken van een proces-verbaal door de rechtbank om te komen tot uitvoering van genoemd stappenplan, er nog steeds geen enkele vooruitgang is geboekt.
De moeder heeft meegedeeld dat zij in het kader van de beoogde statusvoorlichting twee jaar geleden bij Parlan al haar verhaal op schrift heeft gesteld, maar dat dit stuk bij Parlan is zoekgeraakt. Omdat de moeder zelf niet beschikte over die tekst, heeft Parlan haar onlangs gevraagd om haar verhaal nogmaals op te schrijven. De vader heeft verklaard dat hij op 4 januari 2022 via videobellen een gesprek heeft gehad met Parlan waarbij zijn begeleidster, mevrouw [W] , aanwezig was. De vader heeft desgevraagd ter zitting aangegeven zich niet te kunnen herinneren wat daar besproken is. Mevrouw [W] heeft daarop aangevuld te hebben begrepen dat de moeder nu weer haar verhaal moet doen en dat er nu voor de vader geen taak ligt, dat wil zeggen dat de vader kan wachten totdat het verhaal van de moeder klaar is. Er is geen nieuwe afspraak gemaakt voor de vader bij Parlan.
3.8.
De Raad heeft aangegeven dat statusvoorlichting belangrijk is en blijft. Zolang er geen statusvoorlichting heeft plaatsgevonden, in welk kader beide partijen een verantwoordelijkheid hebben, kan er in ieder geval geen omgang plaatsvinden. De Raad maakt zich zorgen dat als de procedure nu zou worden afgedaan, de statusvoorlichting mogelijk niet meer van de grond zal komen. Dit is schadelijk voor de minderjarige.
3.9.
De rechtbank stelt vast dat partijen tot nu toe bij Parlan (nog steeds) niet verder zijn in het traject richting statusvoorlichting aan de minderjarige in de vorm van één gezamenlijk verhaal met gebruikmaking van ‘word en pictures’ over haar afkomst, zijnde de eerste stap in het stappenplan. Statusvoorlichting dient echter plaats te vinden vóórdat er sprake kan zijn van vervolgstappen welke uiteindelijk zouden moeten leiden tot (opbouw naar een vorm van) een omgangsregeling, mits de draagkracht van de vader en van [de minderjarige] dit toelaat. Daarmee kan worden vastgesteld dat partijen tot nu toe niet verder zijn gekomen dan het punt waar zij 2 ½ jaar geleden ook al waren ten tijde van het raadsrapport van 5 september 2019.
3.10.
Ondanks het feit dat deze kwestie zich voortsleept en de gemeente er niet in is geslaagd regie te voeren en het stappenplan uit te laten voeren door ouders, is de rechtbank van oordeel, zoals de Raad heeft aangegeven, dat het belangrijk is dat de moeder doorgaat met het traject tot statusvoorlichting aan de minderjarige en ook de vader dient zich hier desgevraagd voor in te zetten. De moeder heeft ook laten weten dat ze het belang ziet voor de minderjarige en zich opnieuw zal inzetten om te komen tot statusvoorlichting.
3.11.
De vader stelt zich op het standpunt dat de procedure moet worden aangehouden als stok achter de deur voor de moeder. De moeder stelt dat zij haar aandeel in het verhaal van de statusvoorlichting zal afmaken, maar dat vaststelling van een omgangsregeling op dit moment in strijd is met het belang van de minderjarige, gelet op de duur van de procedure en het feit dat de vader tot nu toe te weinig inzet heeft laten zien en openheid heeft gegeven over zijn leefsituatie om te kunnen vaststellen dat hij echt wil komen tot een omgangsregeling met de minderjarige en hij daartoe ook in staat is.
3.12
Bij de huidige stand van zaken, te weten dat het raadsadvies inmiddels tweeëneenhalf jaar oud is en nog steeds begonnen moet worden met de uitvoering van het stappenplan van de Raad, valt naar het oordeel van de rechtbank te voorzien dat er niet binnen afzienbare tijd een (begin van een begeleide) omgangsregeling tot stand zal kunnen komen. Daarvoor moeten eerst nog een aantal andere stappen gezet worden, waarvan de voorbereiding van de statusvoorlichting de eerste is. Ook is de draagkracht van de vader en die van [de minderjarige] nog niet in kaart gebracht, terwijl er eerder zorgen waren over de stabiliteit en mogelijkheden aan de kant van de vader en zijn actuele situatie niet bekend is. Verder staat vast dat de minderjarige een kwetsbaar meisje is dat moeite heeft om met veranderingen om te gaan.
Met name gelet op de duur van de procedure en de nog te doorlopen stappen is een verdere aanhouding van de procedure niet langer reëel te noemen. Hoewel omgang tussen ouder en kind in beginsel in het belang van het kind wordt geacht te zijn, is de rechtbank van oordeel dat bij de huidige stand van zaken er geen mogelijkheden zijn voor omgang binnen afzienbare termijn en dat betekent dat omgang tussen de vader en de minderjarige op dit moment anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. Het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling zal om die reden worden afgewezen en het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen zal worden toegewezen.
3.13.
De rechtbank wijst partijen erop dat elke afwijzing van een verzoek tot omgang van tijdelijke aard is, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar zich opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen (zie HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5045).
informatievoorziening
3.14.
Gebleken is dat de moeder tot nu toe steeds heeft voldaan aan de in de beschikking van 27 maart 2019 bepaalde informatieregeling. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank de in de beschikking van 27 maart 2019 bepaalde voorlopige informatieregeling als definitieve regeling vaststellen op na te melden wijze.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ;
4.2.
bepaalt dat de vader met betrekking tot de minderjarige [naam] , geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , als volgt wordt geïnformeerd: de moeder zal per mail aan de ambulante begeleidster van de vader, mevrouw [W] , één maal per twee maanden schriftelijk, vergezeld van een recente foto, de vader op de hoogte stellen van de ontwikkelingen van de minderjarige op school en over haar gezondheid evenals over de voortgang van de hulpverlening en haar activiteiten in vrije tijd;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.