ECLI:NL:RBNHO:2022:1117

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
15/019201-21, rekest nr. 22-001299
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting van taakstraf naar vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf naar vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 70 uren opgelegd gekregen, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 35 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie besloot op 27 september 2021 om vervangende hechtenis voor 17 dagen toe te passen, wat op 21 januari 2022 aan de veroordeelde werd betekend. De veroordeelde diende op 17 januari 2022 een bezwaarschrift in, waarin hij verzocht om de beslissing van het Openbaar Ministerie te wijzigen en hem de kans te geven de resterende taakstraf alsnog uit te voeren.

Tijdens de zitting op 7 februari 2022 werd de veroordeelde vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. T.H. Kapinga, maar de veroordeelde zelf verscheen niet. De rechtbank hoorde de argumenten van de verdediging, die aanvoerde dat de veroordeelde al 34 uren van de taakstraf had uitgevoerd en dat hij graag de kans wilde krijgen om de resterende uren te voltooien. De reclassering had echter in een rapport aangegeven dat de veroordeelde niet in staat was geweest om de gemaakte afspraken na te komen en dat hij al meerdere kansen had gekregen.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk was, ondanks dat het prematuur was ingediend, omdat de veroordeelde inmiddels de vervangende hechtenis had ondergaan. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde verwijtbaar de taakstraf niet volledig had verricht en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een herkansing rechtvaardigden. Daarom werd het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Haarlem
Parketnummer : 15/019201-21
Raadkamernummer : 22-001299
Uitspraakdatum : 7 februari 2022
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde]

,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. T.H. Kapinga, advocaat te (1506 EK) Zaandam,
Westzijde 154,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De politierechter heeft bij vonnis van 8 april 2021 de veroordeelde een taakstraf van 70 uren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 35 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 27 september 2021 beslist dat vervangende hechtenis voor de duur van 17 dagen wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 21 januari 2022 aan de veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 17 januari 2022 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 7 februari 2022 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. T.H. Kapinga en de officier van justitie op zitting gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet op zitting verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt (het restant van) de taakstraf alsnog te verrichten.
De verdediging heeft ter terechtzitting kort samengevat het volgende aangevoerd. De veroordeelde wil enerzijds graag nog een kans krijgt het restant de taakstraf alsnog uit te voeren. De veroordeelde heeft zijn bereidheid hieromtrent aangetoond door 34 uren reeds te hebben gewerkt. Anderzijds wilde de veroordeelde zijn zoon graag (blijven) zien en hij heeft zichzelf gemeld bij de politie en zijn taakstraf reeds uitgezeten. De veroordeelde is sinds gisteren, 6 februari 2022, in vrijheid gesteld. De veroordeelde verzoekt de rechtbank het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

Standpunt van de reclasseringUit het rapport van Reclassering Nederland, RN Werkstrafunit Noord-West Team 3 van 16 september 2021, opgemaakt door [medewerker blijkt] dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet volledig heeft verricht. Voordat de taakstraf definitief als mislukt werd beschouwd, heeft de veroordeelde 34 uren van de opgelegde taakstraf uitgevoerd. Uit de rapportage blijkt – kort samengevat:

Reclassering Nederland is van mening dat er meer dan voldoende rekening is gehouden met betrokkene. Zo is hij meerdere keren uit de planning gehaald, voor eigen werk, privéomstandigheden of ziekte. Hij is in een eerder stadium op eigen verzoek nog overgeplaatst van het groepsproject in Haarlem naar Schagen. Helaas is gebleken dat betrokkene niet in staat is om de gemaakte afspraken na te komen. Door de kansen die hij al heeft gehad staan wij niet bereidwillig tegenover een herkansing als betrokkene bezwaar maakt tegen het omzetten van de werkstraf. Betrokkene heeft 34 van de 68 uur gewerkt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De veroordeelde heeft genoeg kansen gekregen van de reclassering. Bovendien verliep een eerdere taakstraf ook al moeizaam. Nu de veroordeelde zijn taakstraf reeds heeft uitgezeten, er is geen belang meer bij dit bezwaarschrift. De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat het bezwaar niet ontvankelijk verklaard dient te worden en subsidiair niet gegrond.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Uit de stukken van het procesdossier blijkt dat de kennisgeving van de beslissing ‘Vervangende hechtenis’ van 27 september 2021 op 21 januari 2022 aan de veroordeelde is betekend. Het bezwaarschrift reeds op 17 januari 2022 ingediend. De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde reeds op de hoogte was geraakt van het advies van de reclassering de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vervangende hechtenis te bevelen. Het bezwaar is weliswaar prematuur, maar door de inmiddels ondergane vervangende hechtenis alsnog tijdig ingediend en de veroordeelde is in die zin ontvankelijk in zijn bezwaar.
De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van de veroordeelde reeds heeft plaatsgevonden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde daarmee nog steeds belang heeft bij de behandeling van zijn bezwaar. Weliswaar kan aan veroordeelde geen ‘herkansing’ worden geboden door een positieve beslissing op zijn bezwaar, maar bij een gegrondverklaring heeft hij daarmee eventueel de gelegenheid om een verzoek tot schadevergoeding te doen. Hij heeft dus belang bij de inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar.
Veroordeelde is dus ook in die zin ontvankelijk in zijn bezwaar.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, RN Werkstrafunit Noord-West Team 3 van 16 september 2021, met het advies de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaar van de veroordeelde.
Nu de veroordeelde de taakstraf niet volledig heeft verricht, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in zoverre op goede gronden bevolen.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat de veroordeelde verwijtbaar de opgelegde taakstraf niet (volledig) heeft verricht. Uit de rapportage van Reclassering Nederland volgt dat de reclassering de veroordeelde veel kansen heeft geboden om zijn taakstraf uit te voeren. Uit hetgeen door de veroordeelde is aangevoerd en zijn persoonlijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken van de aanwezigheid van uitzonderlijke omstandigheden. Uit het vorenstaande volgt dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bähler, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.