Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
GEMEENTE [gemeente]
1.Het procesverloop
2.De feiten
Omdat u de woning als “in natura” oplossing heeft aangeboden aan cliënte bent u ook aan zet om een andere en passende oplossing voor cliënten en haar zoon te bieden. Dat zou kunnen door een passende andere “in natura” woning aan cliënte aan te bieden. Maar het ligt mogelijk meer in de lijn om cliënte uitstroom te bieden middels een urgentieregeling naar een reguliere huurwoning. Ook reguliere urgentie behoort tot de mogelijkheden.Het verzoek is dat u alle beschikbare mogelijkheden onderzoekt en daarover een besluit neemt. Bij de besluitvorming verzoek ik u expliciet om ook de belangen van [betrokkene] mee te wegen (artikel 3 IVRK).
(…) Immers, daargelaten dat verweerder een verzoek zonder enige nadere toelichting voor een grotere woning “in natura” niet behoeft aan te merken als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, verzocht [eiser] ook haar uitstroom te bieden middels een urgentieregeling naar een reguliere huurwoning. Voor het college moet duidelijk zijn, ook al wordt dit niet met zoveel woorden gezegd, dat daarmee door [eiser] ook wordt verzocht om verlening van een urgentieverklaring ingevolge de Huisvestingsverordening van de gemeente [gemeente], hetgeen dient te worden aangemerkt als een aanvraag als hier bedoeld. (…)
3.De vordering
€ 15.000,- te vermeerderen met de proceskosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Dat verzoek moet worden gezien als een verzoek gericht op het nemen van een besluit. Ook dit volgt uit voormelde uitspraak van de bestuursrechter. Ten slotte is in de aanvraag verzocht om alle beschikbare mogelijkheden te onderzoeken en daarover een besluit te nemen. Dat, zoals [eiser] in deze procedure aanvoert, hiermee ook wordt gedoeld op bijvoorbeeld een WMO-verhuisindicatie of andersoortige hulp, blijkt niet uit de aanvraag en heeft de Gemeente redelijkerwijs ook niet behoeven te begrijpen. Te minder omdat het verzoek om alle mogelijkheden te onderzoeken aansluit op het verzoek tot het verlenen van een vorm van urgentie. Daaruit kon en mocht de Gemeente opmaken dat “alle mogelijkheden” betrekking had op de verzochte urgentie. Kortom, de aanvraag van 17 december 2020 moet worden gezien als een verzoek tot het verlenen van een urgentieverklaring.
De in dat verband door [eiser] verzonden brieven aan de Gemeente zijn niet aan te merken als een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin [eiser] als schuldeiser zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming voorbehoudt zoals bedoeld in artikel 3:317 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aldus de Gemeente.
€ 16.442,- kan worden overgemaakt op de derdenrekening van de gemachtigde van [eiser] . Weliswaar is daarbij aangegeven:
“U kunt deze dwangsommen (…) voldoen op rekeningnummer (…)”, maar die zinsnede valt redelijkerwijs niet anders uit te leggen dan een aansporing om de dwangsom te betalen. Een andere mogelijkheid wordt in de brief immers niet gegeven, terwijl ook overigens de strekking van de brief geen andere kan zijn dan dat [eiser] aanspraak maakt op betaling van de dwangsom. Ook in de tweede brief, waarboven staat:
“Ingebrekestelling”,wordt aanspraak gemaakt op betaling van de verbeurde dwangsommen. Daarmee zijn deze brieven, die zijn gevolgd door e-mails van 14 februari 2022 en 31 maart 2022 waarin wederom aanspraak op betaling van de verbeurde dwangsommen wordt gemaakt, te beschouwen als een schriftelijke aanmaning waaruit blijkt dat [eiser] zich het recht op betaling van de dwangsom ondubbelzinnig voorbehield. Daarmee strandt het verjaringsverweer van de Gemeente.