ECLI:NL:RBNHO:2022:11361

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
8118101
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door slechte weersomstandigheden en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Swiss International Air Lines AG, naar aanleiding van een geannuleerde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Florence via Zürich op 1 maart 2018. De vlucht van Zürich naar Florence werd geannuleerd vanwege slechte weersomstandigheden, wat de vervoerder aanvoerde als buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annuleringen, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had niet duidelijk gemaakt in welke mate de luchtverkeersleiding de capaciteit van de luchthaven had aangepast en waarom specifiek deze vlucht was geannuleerd. De kantonrechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie van € 250,00, plus wettelijke rente, en ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden toegewezen. De proceskosten werden eveneens aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden bij vluchtannuleringen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8118101 \ CV EXPL 19-16104
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG Swiss International Air Lines SA Swiss International Air Lines Ltd
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 24 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Zürich Airport (Zwitserland) naar Peretola Airport Florence (Italië) op 1 maart 2018.
2.2.
Het tweede deel van de vlucht van Zürich naar Florence met vluchtnummer LX1674 (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 48,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 maart 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op 1 maart 2018 was er sprake van slechte weersomstandigheden te Florence. In verband met deze slechte weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding een capaciteitsreductie uitgevaardigd. In het licht van deze capaciteitsreductie was het onduidelijk of de vlucht tijdig en veilig zou kunnen landen in Florence. Om de vliegveiligheid te waarborgen heeft de vervoerder vervolgens de vlucht geannuleerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 14 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat er op 1 maart 2018 slecht weer (sneeuw in combinatie met laaghangende bewolking) was voorspeld in Florence. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden werd door de luchtverkeersleiding een capaciteitsreductie afgekondigd. Vanwege de slechte weersomstandigheden en de uitgevaardigde capaciteitsreductie was de vervoerder genoodzaakt om de vlucht, als voorzorgsmaatregel, te annuleren. Dat achteraf is gebleken dat vluchten mogelijk wel veilig hadden kunnen landen doet volgens de vervoerder niet ter zake.
5.4.
De passagier betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Hij heeft als productie 2 bij repliek een schema overgelegd waaruit blijkt dat rond de geplande aankomsttijd van vlucht LX1674 wel andere vluchten zijn geland op Florence. Hieruit volgt volgens de passagier dat de weersomstandigheden niet dusdanig waren dat er niet langer gevlogen kon worden. Voorts stelt de passagier zich op het standpunt dat een capaciteitsreductie een algemene maatregel is en dat dit derhalve geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. In het geval van een capaciteitsreductie is het niet aan de kantonrechter om aan de hand van de overgelegde weergegevens te beoordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen door de capaciteit van de luchthaven naar beneden bij te stellen. Een capaciteitsreductie kan een buitengewone omstandigheid vormen indien de luchtvaartmaatschappij aantoont dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en toelichting daarop niet in is geslaagd. De vervoerder heeft onvoldoende toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. Tevens is onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten, noch is onderbouwd welke afwegingen de vervoerder heeft gemaakt bij het annuleren van de onderhavige vlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom de vervoerder ervoor heeft gekozen om specifiek de vlucht in kwestie te annuleren in plaats van, bijvoorbeeld, de weersomstandigheden af te wachten en de vlucht (al dan niet vertraagd) uit te voeren.
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake was van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht in kwestie is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 298,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 1 maart 2018 en over € 48,40 vanaf 24 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter