ECLI:NL:RBNHO:2022:11468

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
9569483 \ CV EXPL 21-8066
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Luchtvaartclaim en de doorwerking van buitengewone omstandigheden in het kader van compensatie bij vertraging

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 1 november 2021, naar aanleiding van een vertraging van vlucht LH997 op 13 december 2019, die de passagier heeft gemist. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen. De vervoerder, Lufthansa, heeft betoogd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties en vertragingen van voorgaande vluchten. De kantonrechter heeft beoordeeld of Lufthansa voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging niet te vermijden was, en of de buitengewone omstandigheden doorwerkten naar de vlucht van de passagier.

Na een gedetailleerde analyse van de feiten en omstandigheden, concludeert de kantonrechter dat de vertraging van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat Lufthansa niet aansprakelijk is voor de compensatie. De vordering van AirHelp wordt afgewezen, en de proceskosten worden aan AirHelp opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper op 9 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9569483 \ CV EXPL 21-8066
Uitspraakdatum: 9 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L.E. Schalk en mr. E.A. Pluijm (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 1 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt am Main Airport, Frankfurt (Duitsland) naar Guglielmo Marconi Airport, Bologna (Italië) op 13 december 2019.
2.2.
Vlucht LH997 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt am Main Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagier haar aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. De passagier is vervolgens omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vordering overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de eindbestemming te Bologna, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging werd veroorzaakt door slotrestricties. De vlucht in kwestie maakte onderdeel uit van een reeks rotatievluchten die met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd (vluchten LH253 en LH996). De vertraging als gevolg van de slotrestricties heeft invloed gehad op voornoemde vluchten. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder verschillende producties overgelegd, waaronder het vluchtrapport van de vlucht, de vluchtrapporten van de voorafgaande vluchten LX LH253 en LH996, de
Slot Allocation Messagevan vlucht LH253, alsmede de
Slot Revision Messagevan vlucht LH253.
4.5.
Uit de overgelegde stukken kan het volgende worden afgeleid. De reeks rotatievluchten is gestart met vlucht LH253. Deze vlucht is blijkens het vluchtrapport vertraagd uitgevoerd wegens codes 93 en 81 (productie 3 bij conclusie van antwoord). De vervoerder heeft toegelicht dat code 93 staat voor “
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another fligt or previous sector”, oftewel vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht(en). Als gevolg van deze code werd de vlucht met een vertraging van vijf minuten uitgevoerd. Daarnaast werd de vlucht LH253 met nog eens 31 minuten vertraagd uitgevoerd wegens code 81: “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/ CAPACITY, standard demand/ capacity problemens”. De vlucht werd dus enerzijds vertraagd door de vertraagde aankomst van de voorafgaande vlucht en anderzijds door een besluit van de luchtverkeersleiding om de vlucht langer aan de grond te houden. De vervoerder heeft ten aanzien van code 93 geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan, zodat dit deel van de vertraging geen buitengewone omstandigheid oplevert. Ten aanzien van de vertraging als gevolg van code 83 heeft de vervoerder toegelicht dat uit de
slot historyblijkt aan de vlucht zowel een
Slot Allocation Messageals een
Slot Revision Messagewas opgelegd. Aan het toestel is uiteindelijk een slot van 14:19 UTC toegekend als gevolg waarvan de vlucht met een vertraging van 31 minuten is uitgevoerd. De kantonrechter is, anders dan AirHelp, van oordeel dat de opgelegde slotrestricties wegens code 81 aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht één of meerdere slotrestricties opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slotrestrictie moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar vlucht LH996. Uit het vluchtrapport van deze vlucht, welke als productie 2 bij de conclusie van antwoord is overgelegd, volgt dat de vertrekvertraging van 30 minuten is ontstaan wegens een verlate aankomst van de voorgaande vlucht (vertragingscode 93). Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht (LH997), welke als productie 1 bij conclusie van antwoord is overgelegd, volgt voorts dat de vertrekvertraging van 34 minuten is veroorzaakt door de verlate aankomst van de voorgaande vlucht (vertragingscode 93). Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LH253 direct effect heeft gehad op de uitvoering van de onderhavige vlucht. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH253 werkt dan ook door naar vlucht de onderhavige vlucht voor de duur van 30 minuten.
4.7.
De stelling van AirHelp dat de vertraging wegens ‘delay code 93’ niet valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid, aangezien de vervoerder zelf invloed op de duur van de vertraging had kunnen uitoefenen door bijvoorbeeld het toestel dat de vlucht uitvoerde sneller ‘om te draaien’, heeft de vervoerder voldoende gemotiveerd weerlegd. Volgens de vervoerder was er tussen de vluchten LH253 en LH996 een rotatietijd van 50 minuten ingepland en is de rotatie wel sneller uitgevoerd, maar was het niet mogelijk om een vertraging van 37 minuten in te halen door de rotatie in 13 minuten uit te voeren. Tussen de vluchten LH996 en de vlucht in kwestie was een omdraaitijd van 40 minuten gepland. Ook hier was het niet mogelijk om de aankomstvertraging van vlucht LH996 van 34 minuten in te halen door de rotatie in 6 minuten uit te voeren. Voor zover AirHelp meent dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar kunnen de voorgaande (rotatie)vluchten niet worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht.
4.8.
Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt voorts dat de vlucht een vertrekvertraging van 8 minuten heeft opgelopen als gevolg van een door de luchtverkeersleiding afgegeven CTOT wegens code 89, hetgeen staat voor “RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and/or runway closed due to obstruction of weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. Deze vertraging is naar het oordeel van de kantonrechter tevens het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT wegens code 89 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. AirHelp heeft betwist dat de aan de vlucht opgelegde CTOT een buitengewone omstandigheid vormt, omdat deze CTOT tot een vertraging van 40 minuten heeft geleid, hetgeen volgens AirHelp niet valt aan te merken als een ‘langdurige vertraging’ als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. AirHelp heeft verzocht om hierover prejudiciële vragen aan Het Hof te stellen. De kantonrechter ziet hier geen aanleiding toe. Een besluit van de luchtverkeersleiding in de zin van paragraaf 15 van de considerans van de Verordening wordt vermoed een buitengewone omstandigheid op te leveren. Dit betekent niet dat een ander besluit van de luchtverkeersleiding geen buitengewone omstandigheid kan opleveren. Daarnaast is naar het oordeel van de kantonrechter de vertraging waarmee de passagiers hun eindbestemming hebben bereikt leidend, zodat wel degelijk sprake is van een langdurige vertraging. Resumerend is van de vertrekvertraging van de vlucht van in totaal 42 minuten, 38 minuten vertraging het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.9.
De vlucht zou volgens de planning om 19:40 uur lokale tijd aankomen te Frankfurt. De passagier is uiteindelijk om 20:20 uur lokale tijd aangekomen met een aankomstvertraging van 40 minuten, waarvan 38 minuten vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Zonder (doorwerking van) de buitengewone omstandigheid van 38 minuten zou de onderhavige vlucht om 19:42 uur (lokale tijd), dus met een vertraging van 2 minuten, te Zurich arriveren. Gesteld noch gebleken is dat de passagier de aansluitende vlucht evengoed had gemist indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden en dat de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist ten gevolge van de 2 minuten vertraging die niet door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.10.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat tussen de aansluitende vluchten een overstaptijd van 60 minuten was ingepland. De minimale overstaptijd te Frankfurt bedraagt 45 minuten. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende buffer aangehouden om eventuele vertragingen op te vangen, aangezien een buffer van 20 minuten redelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat de passagier te Frankfurt een aankomstvertraging van 40 minuten had en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. De vervoerder voert aan dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats, hetgeen niet door AirHelp wordt betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van AirHelp tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De door de vervoerder verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter