ECLI:NL:RBNHO:2022:11469

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
7929098 \ CV EXPL 19-10565
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderde compensatie voor de vertraging van haar vlucht van Philadelphia naar Amsterdam via Frankfurt op 1 en 2 mei 2017. De passagier had haar aansluitende vlucht gemist door een vertraging van meer dan drie uur, wat volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 recht gaf op compensatie. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals wijzigingen in de slottijden door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelde dat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar ook door andere omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier haar aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. De vervoerder had de passagier omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht, wat volgens de rechter voldoende was. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7929098 \ CV EXPL 19-10565
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. L.E. Schalk en mr. E.A. Pluijm (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 26 maart 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Philadelphia International Airport (Verenigde Staten) via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 1 mei en 2 mei 2017.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de passagier op 1 mei 2017 om 17:45 uur lokale tijd vanuit Philadelphia International Airport met vlucht LH427 vertrekken en op 2 mei 2017 om 07:35 uur lokale tijd aankomen op Frankfurt International Airport. Vanuit daar zou zij met vlucht LH988 om 09:15 uur lokale tijd verder vliegen naar Amsterdam-Schiphol Airport om daar om 10:25 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht LH427 van Philadelphia International Airport naar Frankfurt International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagier haar aansluitende vlucht naar Amsterdam Schiphol Airport heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij 3 uur en 37 minuten later dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 54,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Frankfurt-Philadelphia-Frankfurt (vluchten LH426 en LH427). De rotatievlucht is gestart met vlucht LH426. Deze vlucht is blijkens het vluchtrapport vertraagd uitgevoerd wegens codes 19B en 81Y. De vervoerder heeft toegelicht dat code 19B staat voor “
Boarding of passengers with reduced mobility onto outbound flight” als gevolg waarvan de vlucht met een vertraging van 35 minuten is uitgevoerd. Daarnaast werd de vlucht LH426 met nog eens 17 minuten vertraagd uitgevoerd wegens code 81Y: “
high demand or capatiy”, hetgeen volgens de vervoerder staat voor door de luchtverkeersleiding aan het toestel opgelegde beperkingen.. Volgens de vervoerder heeft de luchtverkeersleiding meerdere malen de slot gewijzigd. Uiteindelijk is door de luchtverkeersleiding een slot van 12:16 uur UTC aan het toestel toegekend. Van dit slot heeft vlucht LH426 gebruik gemaakt.
4.5.
Net als de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging wegens code 19B geen buitengewone omstandigheid oplevert. Het boarden van minder mobiele passagiers betreft immers een gebeurtenis die inherent is aan het voeren van een luchtvaartonderneming. Met dergelijke omstandigheden dient de luchtvaartonderneming rekening te houden. Het boarden van (minder mobiele) passagiers hoort bij het voeren van een luchtvaartonderneming en betreft de verantwoordelijkheid van de vervoerder. De vervoerder kan dan ook ten aanzien van deze vertraging geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vertraging wegens de aan het toestel opgelegde gewijzigde slottijden in verband met code 81Y leveren daarentegen, anders dan de passagier stelt, wel een buitengewone omstandigheid op. Wanneer een vlucht gewijzigde slottijden opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De gewijzigde slottijden van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd en zijn niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Aldus kan een vertrekvertraging van 17 minuten wegens code 81Y worden aangemerkt als een vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid. De passagier stelt dat de restricties van de luchtverkeersleiding niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan haar niet baten nu de uiteindelijke langdurige vertraging op de eindbestemming van meer dan 3 uur leidend is.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93
(Aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector) van 44 minuten. Hieruit blijkt dat de vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht. In het vluchtrapport van de voorafgaande vlucht blijkt dat de vlucht met een vertrekvertraging van 52 minuten is uitgevoerd, waarvan slechts een vertraging van 17 minuten is ontstaan ten gevolge van een buitengewone omstandigheid. In deze stand van zaken wordt de vertraging voor de duur van 17 minuten wegens code 93 aangemerkt als een vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid.
4.8.
Naast code 93 wordt in het vluchtrapport code 87X (
airport facilities) genoemd als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van acht minuten is uitgevoerd. De vervoerder doet ten aanzien van de vertraging die is veroorzaakt door deze code geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.9.
De onderhavige vlucht is met een vertrekvertraging van 52 minuten uitgevoerd en met een aankomstvertraging van 1 uur en 13 minuten te Frankfurt gearriveerd. De passagier betwist dat de additionele vertraging van 21 minuten een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De vervoerder heeft hierop gereageerd door toe te lichten dat deze 21 minuten extra vertraging niet is gelegen in een langere vliegtijd, nu de geplande vluchtduur 7 uur en 35 minuten was en de daadwerkelijke vluchtduur 7 uur en 34 minuten. De extra vertraging is volgens de vervoerder te wijten aan de uitzonderlijk lange taxitijd van de gate naar de startbaan te Philadelphia. De vervoerder heeft daarbij verwezen naar de
offblock-tijd van 22:37 uur UTC en de
airborne-tijd van 23:05 uur UTC, na een taxitijd van 28 minuten. De taxitijd bedraagt volgens de vervoerder normaal gesproken 15 minuten. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de extra vertraging van 21 minuten als een buitengewone omstandigheid moet worden aangemerkt. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat de kantonrechter met de vervoerder van oordeel is dat een luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft op het tijdsverloop tussen het vertrek van de gate en het moment van opstijgen en dat het toestel tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate (‘off blocks’) en het moment dat een vliegtuig opstijgt (‘airborne’) afhankelijk is van de luchtverkeersleiding. Dit is een omstandigheid die eveneens buiten de invloedssfeer van een luchtvaartmaatschappij ligt, zodat de extra vertraging van 21 minuten, in dit specifieke geval, als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Resumerend kan een vertraging van 38 minuten worden aangemerkt als een vertraging ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden.
4.10.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier haar aansluitende vlucht zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 08:48 uur lokale tijd aangekomen in Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagier naar Amsterdam stond om 09:15 uur lokale tijd gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 38 minuten zou de vlucht om 08:10 uur lokale tijd te Frankfurt zijn gearriveerd. Niet in geschil is dat de minimale overstaptijd in Frankfurt 45 minuten bedraagt. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zou de passagier haar aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.11.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij, onder meer, aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht. De passagier betwist het voornoemde en stelt dat ook gekeken moet worden naar vluchten van andere luchtvaartmaatschappijen. De kantonrechter overweegt dat van de vervoerder in beginsel niet kan worden gevergd dat hij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagier de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerst mogelijke vlucht van de vervoerder zelf, dan wel van een dochtermaatschappij, is in de meeste gevallen voldoende. Volgens het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) is dit slechts anders indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. In het onderhavige geval is de passagier echter dezelfde dag op de eindbestemming aangekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder door de passagier om te boeken naar de eerstvolgende door hemzelf uitgevoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft geboden. De passagier heeft verder gesteld dat het aannemelijk is dat op andere vluchten wel stoelen vrij waren, maar heeft dit niet onderbouwd met stukken. De kantonrechter gaat aan deze stelling dan ook voorbij. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter