ECLI:NL:RBNHO:2022:11475

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
8935495 \ CV EXPL 20-10687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens annulering van vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder Austrian Airlines AG wegens annulering van zijn vlucht van Amsterdam naar Skopje op 28 september 2018. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven Domodedovo.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad is geannuleerd, maar dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat deze annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagier betwistte de claim van de vervoerder en stelde dat andere vluchten op dat moment wel veilig konden landen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen en dat er geen geslaagd beroep op buitengewone omstandigheden kon worden gedaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 472,60, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8935495 \ CV EXPL 20-10687
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. P.C.X. de Leede en mr. E.A. Pluijm (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport (Oostenrijk) naar Skopje Airport (Macedonië) op 28 september 2018.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de passagier op 28 september 2018 om 20:00 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS376 vertrekken en om 21:50 uur lokale tijd aankomen op Vienna International Airport. Vanuit daar zou hij met vlucht OS775 om 22:30 uur lokale tijd verder vliegen naar Skopje Airport om daar om 23:55 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht OS376 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Vienna International Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar alternatieve vluchten naar de eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 september 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, zodat er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder geldt. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.3.
De vervoeder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van een reeks rotatievluchten die met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd (vluchten OS601, OS602, OS375 en OS376). De annulering van de onderhavige vlucht werd veroorzaakt door de slechte weersomstandigheden te Domodedovo. Vanwege de slechte weeromstandigheden te Domodedovo werd een eerdere vlucht uit de rotatie, vlucht OS601, omgeleid naar een andere luchthaven, te weten luchthaven Vnukovo. Doordat het toestel niet was aangekomen in Domodedovo diende de opvolgende vlucht, vlucht OS602, te worden geannuleerd. Dit had volgens de vervoerder impact op de opvolgende vluchten, vluchten OS375 en de vlucht in kwestie, waardoor deze eveneens moesten worden geannuleerd. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar het METAR-rapport van 28 september 2018, alsmede naar het vluchtrapport van vlucht OS601 en naar de
OPS Performance Reportvan 28 september 2018.
4.4.
De passagier betwist dat sprake is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft de passagier betoogd dat andere vluchten omstreeks de geplande aankomsttijd van vlucht OS601 zonder problemen zijn geland op Domodedovo. Hierbij verwijst de passagier naar een viertal vluchten, met een gelijke schema aankomsttijd aan vlucht OS601, die wel tijdig op de luchthaven van Domodedovo zijn geland. Dit kan er dan ook niet voor gezorgd hebben dat de andere vluchten – uit dezelfde rotatie door voornoemde omstandigheid zijn geannuleerd. De passagier vermoedt dat de weersomstandigheden de landing niet zelf hebben verhinderd, maar dat de vervoerder niet (voldoende) heeft geanticipeerd op de voorspelde weersomstandigheden, terwijl hij daar wel voldoende tijd voor heeft gehad. Hierbij merkt de passagier nog op dat het toestel waarschijnlijk onvoldoende brandstof had om een eventuele plaatsing in een holdingcircuit op te kunnen vangen. Het is aldus onjuist dat het vermeende slechte weer de uitwijking van vlucht OS601 heeft veroorzaakt, aldus de passagier. Verder heeft de passagier betoogd dat slechts bij vluchten OS375 en OS376, en dus niet eerder, de
crewdutyin het geding is gekomen. Wanneer na landing op Vnukovo het besluit was genomen om meteen terug te vliegen naar Wenen dan was er voor vluchten OS375 en OS376 nimmer een probleem ontstaan met de wettelijke werk- en rusttijden van de bemanning. Voorts heeft de passagier betoogd dat vlucht OS375 vanaf Wenen - de thuishaven van de vervoerder - heeft plaatsgevonden. De vervoerder had voor die vlucht een alternatief toestel en of alternatieve bemanning kunnen inzetten, zodat de onderhavige vlucht niet geannuleerd hoefde te worden.
4.5.
De vervoerder heeft voornoemde stellingen onvoldoende gemotiveerd weersproken. De vervoerder herhaalt dat vlucht OS601 vanwege de slechte weersomstandigheden moest uitwijken naar een andere luchthaven, maar hij gaat onvoldoende in op de stelling van de passagier dat er wel andere vluchten omstreeks de geplande aankomsttijd van vlucht OS601 zijn geland op Domodedovo. Hierdoor staat niet vast dat de vervoerder vanwege de gestelde slechte weersomstandigheden moest uitwijken naar een andere luchthaven of dat de vervoerder wellicht, zoals de passagier heeft gesteld, onvoldoende heeft geanticipeerd op de gestelde weersomstandigheden. De vervoerder kan dan ook ten aanzien van de vertraagde uitvoering van vlucht OS601 geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. Doordat de vertraging van vlucht OS601 niet is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden, werkt dit ook niet door naar de opvolgende vluchten (vluchten OS602, OS375 en OS376). Bovendien heeft de vervoeder van die vluchten geen vluchtrapporten overgelegd, zodat niet vast is komen te staan dat deze vluchten zijn geannuleerd ten gevolge van de vervoerder gestelde omstandigheden. Tevens heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd waarom hij voor vlucht OS375 geen reservetoestel heeft ingezet. Van een vervoerder mag in beginsel worden verwacht dat hij op zijn thuishaven een reservetoestel en reservebemanning beschikbaar heeft om dergelijke situaties op te vangen. Niet is gebleken dat de reservetoestellen reeds waren ingezet. Dat er, zoals door de vervoerder wordt aangevoerd, geen reservebemanning beschikbaar was, heeft de vervoerder evenmin onderbouwd.
4.6.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 72,60 (inclusief btw) worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 472,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 28 september 2018 en over € 72,60 vanaf 15 september 2020 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 85,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter