ECLI:NL:RBNHO:2022:11477

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
5920134 \ CV EXPL 17-3903
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines AG. De passagier, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderde compensatie voor de vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Makedonia via Wenen op 4 mei 2015. De passagier had een vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij, maar miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van meer dan drie uur van de eerste vlucht. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals instructies van de luchtverkeersleiding en een langere taxitijd.

De kantonrechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij onvoldoende bewijs had geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat de luchtvaartmaatschappij verplichtte om compensatie te betalen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe en veroordeelde de luchtvaartmaatschappij tot betaling van € 460,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de proceskosten en nakosten aan de passagier toegewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5920134 \ CV EXPL 17-3903
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 18 januari 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport (Oostenrijk) naar Makedonia Airport (Griekenland) op 4 mei 2015.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de passagier op 4 mei 2015 om 10:10 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS372 vertrekken en om 12:05 uur (lokale tijd) aankomen op Vienna International Airport. Vanuit daar zou hij met vlucht OS809 om 12:35 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Makedonia Airport om daar om 15:20 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
Vlucht OS372 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Vienna International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. Door de vertraging heeft de passagier zijn aansluitende vlucht naar Makedonia Airport gemist. Als gevolg daarvan is de passagier omgeboekt naar een andere vlucht.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2015, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de eindbestemming Makedonia Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Wenen-Amsterdam-Wenen (vluchten OS371 en OS372). Vlucht OS371 is met een te verwaarlozen vertrekvertraging van één minuut vertrokken. Deze vlucht kwam uiteindelijk met een aankomstvertraging van 25 minuten aan in Amsterdam. Door deze vertraging is de vlucht in kwestie met een aankomstvertraging van 21 minuten aangekomen in Wenen. De vertraging is volgens de vervoerder veroorzaakt door de instructies van de luchtverkeersleiding. Ook moest het vliegtuig langer taxiën.
4.5.
De passagier betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en heeft betoogd dat het langer taxiën niet als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Volgens de passagier is vlucht OS371 geland op de Polderbaan. Hiervoor is meer taxitijd nodig, omdat de Polderbaan verder van de gates ligt. Dat de vervoerder geen extra tijd in zijn planning heeft opgenomen mag niet voor rekening en risico van de passagier komen. Bovendien vraagt de passagier zich af waarom vlucht OS372 een vertrekvertraging van 35 minuten heeft opgelopen vanwege de verlate binnenkomst van vlucht OS371, terwijl de vertraging volgens de vervoerder 25 minuten bedraagt. Deze extra 10 minuten vertraging was overigens afdoende geweest om de aansluitende vlucht niet te missen, aldus de passagier.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft op de duur van de taxitijd. Tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate en het moment dat een vliegtuig opstijgt is het toestel in handen van de luchtverkeersleiding. Dit geldt ook voor de situaties wanneer een toestel landt op een luchthaven en zich naar de gate moet begeven. Het langer taxiën kan dan ook in beginsel een buitengewone omstandigheid opleveren. In het onderhavige geval heeft de vervoerder de gestelde buitengewone omstandigheden echter onvoldoende onderbouwd. Uit de door de vervoerder overgelegde vluchtrapporten kan namelijk niet worden opgemaakt wat de (exacte) reden is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht OS371. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat vlucht OS371 is vertraagd door het langer taxiën of dat er wellicht nog andere oorzaken hebben meegespeeld bij de vertraging. Daarbij gaat de vervoerder onvoldoende in op de stellingen van de passagier. Bij een gebrek aan verdere toelichting en onderbouwing kan de kantonrechter dan ook niet vaststellen dat de vertraging van vlucht OS371 is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden.
4.7.
Nu de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat vlucht OS371 is vertraagd wegens buitengewone omstandigheden, kan de vertraging van de vlucht in kwestie dat ziet op het met vertraging binnenkomen van de voorafgaande vlucht, code 93, evenmin worden aangemerkt als een vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
4.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde, te weten € 60,00, omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de eisende partij in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 460,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 4 mei 2015 en over € 60,00 vanaf 18 januari 2017 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 78,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 37,5‬0 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter