ECLI:NL:RBNHO:2022:11478

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
8008829 \ CV EXPL 19-12971
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Austrian Airlines AG, over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Iasi Airport via Wenen op 18 mei 2017. Door een vertraging van de eerste vlucht, die werd veroorzaakt door beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding, miste de passagier haar aansluitende vlucht. De passagier vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder in beginsel gehouden was tot compensatie, maar dat hij kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht inderdaad was veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid, namelijk de beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De vervoerder had bovendien redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te beperken, zoals het omboeken van de passagier naar alternatieve vluchten.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om adequaat te reageren op vertragingen en de rol van buitengewone omstandigheden in de beoordeling van compensatieclaims.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8008829 \ CV EXPL 19-12971
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 17 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport (Oostenrijk) naar Iasi Airport (Roemenië) op 18 mei 2017.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de passagier op 18 mei 2017 om 10:10 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS 372 vertrekken en om 12:00 uur (lokale tijd) aankomen op Vienna International Airport. Vanuit daar zou zij met vlucht OS 645 om 12:35 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Iasi Airport om daar om 15:20 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
Vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Vienna International Airport (hierna: de vlucht) zou vertraagd worden uitgevoerd. Als gevolg daarvan heeft de vervoerder voordat de vlucht zou vertrekken– in overleg met de passagier – de passagier omgeboekt naar andere vluchten, omdat de passagier haar overstap op Vienna International Airport niet meer zou halen.
2.4.
De passagier is uiteindelijk op 18 mei 2017 om 14:01 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht KL 1375 vertrokken en om 17:33 uur (lokale tijd) aangekomen op Otopeni International Airport (Roemenië). Vanuit daar is zij met vlucht RO 708 om 21:55 uur (lokale tijd) verder gevlogen naar Iasi Airport en daar om omstreeks 22:50 uur (lokale tijd) aangekomen.
2.5.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 mei 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de eindbestemming Iasi Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Wenen-Amsterdam-Wenen (vluchten OS 371 en OS 372). Vlucht OS 371 werd volgens de vervoerder vertraagd uitgevoerd doordat de luchtverkeersleiding beperkingen aan het toestel had opgelegd. De luchtverkeersleiding heeft meerdere malen de slot gewijzigd. Hierbij verwijst de vervoerder naar zowel de slot history van vlucht OS 371, alsmede naar het vluchtrapport van vlucht OS 371 waarin staat vermeld dat vlucht OS 371 wegens code 83 een vertrekvertraging van 55 minuten had. Code 83 staat voor beperkingen op de luchthaven van bestemming.
4.5.
De vertraging wegens code 83 levert, anders dan de passagier stelt, een buitengewone omstandigheid op. De gewijzigde slottijden hebben te gelden als een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de Verordening. Wanneer een vlucht een restrictie opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een restrictie van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Daarbij heeft de vervoerder de stelling van de passagier dat de vervoerder niet binnen de gewijzigde slottijd is vertrokken gemotiveerd weersproken. Aldus kan een vertrekvertraging van 55 minuten wegens code 83 worden aangemerkt als een vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93
(Aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector) van 34 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en dat een deel van die vertraging tijdens de rotatie is ingehaald. Nu reeds is vastgesteld dat 55 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 34 minuten door naar de onderhavige vlucht.
4.7.
Naast code 93 wordt in het vluchtrapport van de onderhavige vlucht de codes 89 en 31 genoemd. De vervoerder doet enkel ten aanzien van code 89 een beroep op buitengewone omstandigheden en heeft daartoe aangevoerd dat code 89 staat voor: “
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and/ or runway closed due to obstruction or weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. De restricties waren een besluit van de luchtverkeersleiding specifiek voor de vlucht in kwestie op deze specifieke dag. Omdat in het kader van restricties zonder ATFM geen later SLOT/ CTOT wordt opgelegd, zijn er geen SAM of SRM (of andere berichten van het luchtverkeersbeheer) waaruit de restricties blijken, aldus de vervoerder. De vlucht is door code 89 met een vertrekvertraging van 15 minuten uitgevoerd.
4.8.
De passagier betwist dat de vertrekvertraging wegens code 89 een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Volgens de passagier is het zeer waarschijnlijk dat de vervoerder zijn EOBT heeft gewijzigd, omdat hij nog niet beschikte over de juiste papieren (code 31). De vervoerder heeft de stelling van de passagier gemotiveerd weersproken, zodat hij ten aanzien van de vertrekvertraging wegens code 89 een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Daar komt bij dat de vervoerder niet de mogelijkheid heeft gehad om eerder te vertrekken, omdat de luchtverkeersleiding aan het toestel restricties had opgelegd. Niet is gebleken dat de restricties zijn opgelegd door toedoen van de vervoerder. De door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties zijn dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.9.
Gesteld noch gebleken is dat de passagier de aansluitende vlucht evengoed had gemist indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden en dat de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist ten gevolge van de vertraging die niet door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.10.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 35 minuten gepland. De minimale connectietijd in Wenen bedraagt 25 minuten. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende buffer aangehouden om eventuele vertragingen op te vangen, omdat een buffer van 20 minuten redelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat als de passagier naar Wenen zou zijn gevlogen en als door de vervoerder voldoende buffer in acht zou zijn genomen, zij haar aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. De vervoerder heeft - in overleg met de passagier - voordat vlucht OS 372 zou vertrekken, de passagier omgeboekt naar alternatieve vluchten. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter