Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de respectievelijke tussenvonnissen van 13 juli 2022 en 19 oktober 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van [gedaagde 1] in de zaak met zaaknummer 329670, met producties 1 tot en met 15,
- de brief van de zijde van SCT van 22 september 2022, waarmee de producties 30 tot en met 47 in het geding zijn gebracht (in alle drie de zaken),
- de aktes vermeerdering eis van SCT in de zaken met kenmerk 321154 en 329670,
2.De feiten
uiterlijk woensdag 8 september 2021 om 15.00 uurte hebben geretourneerd aan Speed Covid Test B.V. middels overboeking op het bekende bankrekeningnummer van waar uw cliënten ([gedaagde 2]) de gelden heeft onttrokken. (..)”
uiterlijk woensdag 15 september 2021 om 12.00 uurte hebben geretourneerd aan Speed Covid Test B.V. middels overboeking op het bekende bankrekeningnummer van waar uw cliënt het geldbedrag heeft onttrokken. (..)”
donderdag 17 februari 10.00 uurde gelegenheid inhoudelijk op de gestelde vragen te reageren dan wel in te stemmen met een ultieme poging om elkaar op zeer korte termijn (binnen een week!) rond de tafel nader te spreken over een minnelijke oplossing.
Inzake toegang portal
3.Vorderingen in conventie
in de zaak 320830
4.vorderingen in reconventie
5.De beoordeling in conventie
inzake 320830
werkelijkebuitengerechtelijke kosten van SCT hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, welke tarieven geacht worden redelijk te zijn. De buitengerechtelijke incassokosten zullen dan ook worden toegewezen tot een bedrag van (€ 875,00 + 1% over (€ 96.998,82 - € 10.000,00 =) € 1.744,99.
1.114,00(1,0 punt × tarief € 1.114,00)
tijdelijke veiligstelling’, terwijl [gedaagde 2] voor een bedrag van € 232.091,00 (al dan niet achteraf) facturen heeft verzonden, waarvan de gegrondheid door SCT wordt betwist. In het hierna volgende zal achtereenvolgens worden ingegaan op de verschillende door [gedaagde 2] opgeworpen grondslagen voor de door hem verrichte betalingen en zal worden beslist of de totale vordering van SCT met enigerlei bedrag(en) dient te worden verminderd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat aan de verschillende te bespreken vergoedingen geen AvA-besluit als bedoeld in artikel 12 lid 6 van de statuten van SCT ten grondslag ligt. Schriftelijke stukken om te onderbouwen dat van een dergelijk officieel besluit sprake is, ontbreken namelijk.
11.249,00 (3,5 punten x € 3.214,00)
behoren te begrijpendat zijn handelen tot gevolg zou hebben dat SCT verplichtingen die zij heeft jegens derden niet zou kunnen nakomen. Niet weersproken is immers dat de openstaande belastingschulden van SCT als gevolg van de onttrekkingen niet betaald kunnen worden. Dat [gedaagde 1] daarvoor onvoldoende oog heeft gehad, blijkt wel uit het feit dat hij, na het kort geding vonnis van 21 juni 2022 (2.32) waarin de openstaande belastingschulden onderwerp van geschil waren, onverminderd is doorgegaan met zijn overboekingen vanaf de bankrekening van SCT. Uit het door SCT overgelegde ‘geactualiseerd overzicht onttrekkingen zijdens [gedaagde 2] Beheer’ blijkt namelijk dat er nadien nog – minstens – tien overboekingen hebben plaatsgevonden.
5.998,50 (1,5 punten x tarief € 3.999,00)