ECLI:NL:RBNHO:2022:11647
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een ambtenaar na langdurige ziekte en de toepassing van de Ambtenarenwet 2017
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Financiën en een ambtenaar die eervol ontslag had gekregen na een langdurige ziekteperiode. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Bakker, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, die haar per 1 oktober 2019 ontsloeg wegens ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid door ziekte. Dit besluit was gebaseerd op artikel 98 van het Algemeen rijksambtenarenreglement (ARAR), dat stelt dat een ambtenaar ontslagen kan worden na een ononderbroken periode van ziekte van twee jaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 27 december 2016 volledig arbeidsongeschikt was en dat er geen bewijs was dat zij in die periode haar werkzaamheden had kunnen hervatten. Eiseres voerde aan dat er meerdere onderbrekingen waren in haar ziekteperiode, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages van de bedrijfsarts en de beslissing van het UWV bevestigden dat zij gedurende de relevante periode niet in staat was om haar functie uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris bevoegd was om het ontslag te verlenen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de redelijkheid van dit besluit.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr.drs. J.H.A.C. Everaerts en de leden mr. M.P.E. Oomens en mr.dr. J.C. de Wit, in aanwezigheid van griffier mr. J.H. Bosveld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.