ECLI:NL:RBNHO:2022:11651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1625
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentie woningtoewijzing

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentie woningtoewijzing. Verzoekster, afkomstig uit Spanje, heeft in 2020 met haar gezin naar Nederland verhuisd. Na een tijdelijk huurcontract van een jaar, dat eindigde op 31 december 2021, heeft zij een ontruimingsprocedure ondergaan. Op 10 maart 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen haar aanvraag voor woonurgentie afgewezen, omdat zij het huisvestingsprobleem redelijkerwijs had kunnen voorkomen en onvoldoende inspanningen had geleverd om zelf een oplossing te vinden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 mei 2022 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende ruimte is voor een urgentieverklaring, omdat de huidige woonsituatie van verzoekster niet als levensontwrichtend wordt beschouwd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, met de opmerking dat de beslissing op bezwaar van verweerder op korte termijn zal volgen. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening treft en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1625

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: N.L. de Bruijn).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentie woningtoewijzing.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 maart 2022 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder. Tevens was aanwezig: R. Dahman (tolk).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoekster is afkomstig uit Spanje. In 2020 is zij met haar gezin naar Nederland verhuisd, omdat de oudste kinderen in Nederland wilden studeren. Het gezin bestaat naast verzoekster uit haar partner – die na een kort verblijf in Nederland naar Spanje is teruggekeerd – en 5 kinderen, waarvan er 2 nog minderjarig zijn. Verzoekster is een tijdelijk huurcontract aangegaan, lopend van 18 januari 2021 tot en met 31 december 2021, met een maandhuur van € 1.400,-. De verhuurder heeft een ontruimingsprocedure gestart, toen verzoekster de woning niet verliet en een huurachterstand had. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming op 21 februari 2022 toegewezen. Met de verhuurder is verzoekster overeengekomen dat ze nog tot eind mei 2022 in de woning mag blijven.
2. Op 19 december 2021 heeft verzoekster een aanvraag ingediend bij verweerder om voor woonurgentie in aanmerking te komen.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoekster het huisvestingsprobleem redelijkerwijs had kunnen voorkomen of op een andere manier kan oplossen, het huisvestingsprobleem ontstaan is als gevolg van een verwijtbaar handelen van de aanvrager, en zij onvoldoende inzet heeft getoond zelf een oplossing voor te vinden voor het probleem. In het besluit wordt ook opgemerkt dat het door het ontruimingsvonnis aannemelijk is dat verzoekster geen bewijs van goed huurgedrag zal ontvangen. Sociale woningbouwverenigingen zullen altijd om een bewijs vragen en hebben het recht te weigeren als huurder. Een urgentie gaat dan niet helpen. Verder raadt verweerder verzoekster aan oplossingen te zoeken binnen haar eigen netwerk (bijvoorbeeld in Spanje). Ten aanzien van haar depressie merkt verweerder op dat het begrijpelijk is dat het verlies van dierbaren erg ingrijpend kan zijn, maar dat rouwverwerking geen betrekking heeft tot waar verzoekster woont. Hierdoor valt dit niet onder een urgent woonprobleem.
4. De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Verzoekster voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de depressieve klachten van eiseres niet dan wel onvoldoende te onderzoeken. Deze klachten moeten wel worden meegenomen bij de beoordeling of sprake is van een urgent woonprobleem. Verzoekster is bekend met ernstige depressieve klachten die haar beletten om normaal te kunnen functioneren.
Weliswaar heeft verzoekster een tijdelijk huurcontract gesloten maar zij kon niet anders, de verhuurder ging niet akkoord met een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar alleen voor bepaalde tijd (12 maanden). Verzoekster woont met haar 5 kinderen, waarvan 2 minderjarig zijn, en haar partner in de woning. De minderjarige kinderen van verzoekster gaan in de buurt op school en het zou onredelijk zijn om het gezin van in totaal 17 personen geen urgentie te verlenen. Verzoekster heeft zich de nodige inspanningen getroost om andere huurruimte te vinden, maar dat heeft niet mogen baten.
De huurovereenkomst van verzoekster is per 31 december 2021 beëindigd. Omdat verzoekster niet anders kon, is zij in de woning gebleven en heeft de verhuurder een ontruimingsprocedure gestart. Met ingang van 1 juni 2022 moet verzoekster de woning ontruimen.
Gezien de huidige woonsituatie is er sprake van een levensontwrichtende situatie. Verzoekster en haar gezin worden per 1 juni 2022 dakloos.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door verzoekster naar voren gebrachte psychische klachten geen relatie hebben met de woonsituatie. Verder mocht van verzoekster worden verwacht dat ze eerder zou zijn begonnen met het zoeken naar andere woonruimte, omdat het huurcontract maar voor een jaar was.
8. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter onvoldoende ruimte voor een urgentieverklaring voor verzoekster. Naar de huidige stand van zaken ontstaat voor verzoekster reeds per 1 juni 2022 een actueel woonprobleem. Verzoekster is vanaf dat moment – zeker gelet ook op haar gezinssamenstelling – gebaat bij een nieuwe stabiele woonomgeving, maar het is niet aannemelijk dat dit actuele woonprobleem van verzoekster thans nog door inwilliging van haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kan worden opgelost. Ook al zou zij via deze procedure in aanmerking worden gebracht voor een urgentieverklaring, betekent dat immers nog niet dat er ook onmiddellijk een woning voor verzoekster beschikbaar is.
9. Gebleken is dat de hoorzitting naar aanleiding van het bezwaar zal plaatsvinden op 25 mei 2022. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat de beslissing op bezwaar op korte termijn zal worden genomen. Van verweerder mag worden verwacht dat bij die beslissing alle omstandigheden in de situatie van verzoekster meegewogen worden, ook in het kader van de hardheidsclausule.
10. Het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een woonurgentie is alleen aan de orde als sprake is van de uitzonderlijke situatie dat zo goed als vaststaat dat betrokkene in aanmerking moet komen voor een woonurgentie en de procedure niet kan afwachten. Als een woning is toegewezen op basis van een urgentie kan dat immers niet meer worden teruggedraaid. Die situatie doet zich hier niet voor. De uitkomst van de bezwaarprocedure is nog onzeker en verzoekster kan de uitslag van de bezwaarprocedure afwachten waarbij zij – zo is namens verweerder ter zitting desgevraagd aangegeven - zo nodig een beroep kan doen op verweerder voor (nood)opvang.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat hij geen voorlopige voorziening treft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond gemeente Velsen 2022

Artikel 2.3.3 Voorrang bij urgentie – algemeen
(…)
3. Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning wordt voorrang gegeven aan inwoners voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders een schriftelijke urgentieverklaring verlenen.
(…)
Artikel 2.3.5 Voorrang bij urgentie – sociale/medische groepen
1. Tot de woningzoekenden bedoeld in artikel 2.3.3, derde lid behoort tevens de woningzoekende die op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig heeft en niet behoort tot de in artikel 2.3.7 bedoelde urgentiecategorie.
2. Een urgentieverklaring als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is geldig in de gemeente.
a. Indien de omstandigheden het dringend noodzakelijk maken kan het college afwijkend op het tweede lid bij uitzondering een urgentie afgeven voor woonruimte in de regio IJmond.
Artikel 2.3.10 Weigeringsgronden urgentieverklaring
1. Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
a. het huishouden van de aanvrager voldoet niet aan de in artikel 2.1.2 genoemde eisen;
b. er is geen sprake van een urgent woonprobleem;
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
d. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden.
e. de aanvrager heeft onvoldoende inzet getoond om zelf een oplossing te vinden voor het probleem.
2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels en beleidsregels stellen over de toepassing van het eerste lid en de toepassing van de urgentiecategorieën in artikel 2.3.4 tot en met 2.3.8.