ECLI:NL:RBNHO:2022:11657

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
15/871714-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/871714-18 (zaak A) + 15/710005-22 (zaak B) (t.t.z. gev.)
Uitspraakdatum: 20 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 september 2022, 9 september 2022, 16 september 2022, 17 oktober 2022 en
6 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum/-plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. K. Sanders en mr. G. Visser en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A
Feit 1 (C13)
Primair
Het op of omstreeks 7 augustus 2018 medeplegen van de invoer van 10.003 gram cocaïne en 9.928 gram heroïne.
Subsidiair
Het in of omstreeks de periode van 24 juli 2018 tot en met 7 augustus 2018 medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer van heroïne en/of cocaïne.
Zaak B
Feit 1 (C10)
Primair
Het op of omstreeks 1 juli 2018 medeplegen van de invoer van heroïne en/of cocaïne, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben hiervan.
Subsidiair
Het in of omstreeks de periode van 26 juni 2018 tot en met 1 juli 2018 medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer van heroïne en/of cocaïne.
Feit 2 (C11)
Primair
Het op of omstreeks 16 juli 2018 medeplegen van de invoer van 27.412 gram heroïne en een onbekend gebleven hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben hiervan.
Subsidiair
Het in of omstreeks de periode van 14 juli 2018 tot en met 16 juli 2018 medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer van heroïne en/of cocaïne.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 17 juli 2017 is naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) het onderzoek Ryeford gestart, waaruit op 29 maart 2018 het onderzoek Monston is voortgevloeid. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd door het Cargo-Harc-team Schiphol, een samenwerkingsverband van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMAR), FIOD en Douane. De bevindingen uit de onderzoeken Ryeford en Monston zijn samengevoegd tot één dossier in verband met de gedeeltelijke overlap tussen de bevindingen in beide onderzoeken.
Gedurende de onderzoeksperiode is communicatie opgenomen en beluisterd en zijn onder meer observaties uitgevoerd, getuigen gehoord en camerabeelden bekeken. Hierbij is de verdenking naar voren gekomen dat via de zogenoemde ‘airbag-methode’ cocaïne en heroïne werd ingevoerd in Nederland en dat hierbij verschillende personen die werkzaam waren op de luchthaven Schiphol betrokken waren.
De ‘airbag-methode’ kent verschillende werkwijzen, die met elkaar gemeen hebben dat verdovende middelen per vliegtuig vanuit het buitenland worden verzonden in bagage, welke bagage na aankomst op de luchthaven Schiphol dient te worden veiliggesteld door een Schipholmedewerker. Dit kan direct na aankomst van het vliegtuig op het platform gebeuren, of bij de afhandeling van de aangekomen bagage in de bagagekelder. De Schipholmedewerker zorgt er vervolgens voor, al dan niet met behulp van anderen, dat de bagage met verdovende middelen van het beveiligd gebied van de luchthaven (hierna ook wel “airside” genoemd) wordt gebracht en verder wordt vervoerd naar “landside”, het gedeelte van de luchthaven dat niet onder dat beveiligde gebied valt. Voor de invoer van verdovende middelen middels de ‘airbag-methode’ is afstemming nodig tussen de personen die het transport in het land van herkomst organiseren en de Schipholmedewerkers (en anderen) die de bagage met verdovende middelen op de luchthaven Schiphol moeten veiligstellen en/of verder vervoeren en/of afleveren. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat deze afstemming doorgaans verloopt via diverse contact- en tussenpersonen.
Naast de onderzoeken Ryeford en Monston is op 18 september 2018 separaat het onderzoek Yimbun gestart. Ook dat onderzoek is uitgevoerd door het Cargo-Harc-team Schiphol en heeft betrekking op de verdenking van invoer van verdovende middelen in Nederland via de luchthaven Schiphol, waarbij verschillende Schipholmedewerkers zouden zijn betrokken. Nadat gebleken was dat enkele verdachten in het onderzoek Yimbun ook voorkwamen in het onderzoek Monston, zijn onderzoeksbevindingen uit Yimbun opgenomen in het samengevoegde dossier van de onderzoeken Ryeford en Monston.
De onderzoeken Ryeford, Monston en Yimbun hebben geleid tot strafzaken tegen twintig verdachten, die vanaf 16 juli 2018 zijn aangehouden. In wisselende samenstellingen worden zij ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de invoer van verdovende middelen, dan wel de voorbereiding daarvan, op diverse data. Elk incident is afzonderlijk behandeld in een zaaksdossier genummerd tussen C1 en C16. In het vonnis zal deze nummering worden gevolgd.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van de in zaak A primair en subsidiair ten laste gelegde feiten omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.
Ook van de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten moet de verdachte worden vrijgesproken, bij gebrek aan bewijs voor medeplegen.
Ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten (primair en subsidiair) heeft de raadsman subsidiair betoogd dat vrijspraak moet volgen wegens het ontbreken van opzet, ook in voorwaardelijke vorm, op de invoer van verdovende middelen.
Met betrekking tot de telkens subsidiair ten laste gelegde voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen geldt volgens de raadsman dat de gedragingen van de verdachte die eventueel bewezen kunnen worden, geen voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet opleveren.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft de rechtbank op de terechtzitting van 17 oktober 2022 verzocht om alle Schipholpasgegevens van de verdachte in de periode van 1 juli 2018 tot en met 7 augustus 2018, alsmede zijn dienstrooster in deze periode, op te vragen en aan het dossier te voegen, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van (een van) de ten laste gelegde feiten komt en daarbij redengevend acht dat de verdachte telkens eerder dan het tijdstip van de aanvang van zijn dienst op Schiphol aanwezig was. Op de terechtzitting van 6 december 2022 heeft de raadsman daarnaast een hernieuwd verzoek gedaan om medeverdachte [naam 1] als getuige te horen, indien de rechtbank tot bewezenverklaring van (een van) de ten laste gelegde feiten komt en daarbij het merk/de soort koffer waarin de drugs zijn verzonden redengevend acht en/of de (tap)gesprekken tussen medeverdachte [naam 2] (of [naam 3] ) en [naam 1] dan wel de (tap)gesprekken tussen medeverdachte [naam 4] en [naam 1] voor de bewijsvoering gebruikt.
4.3
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak A onder 1 primair en subsidiair en in zaak B onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, zodat hij daarvan integraal zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
4.3.1
Ten aanzien van zaak B feit 1 (C10)
Bij het onderzoeksteam is het vermoeden gerezen dat op 1 juli 2018 een geslaagde invoer van verdovende middelen heeft plaatsgevonden via de luchthaven Schiphol. De verdovende middelen zouden zich aan boord hebben bevonden van vlucht KL588 afkomstig uit Lagos (Nigeria), welke vlucht die dag omstreeks 05:30 uur op de luchthaven Schiphol zou arriveren. Uit gegevens van het Centraal Informatie Systeem Schiphol (hierna: CISS) blijkt dat deze vlucht vanaf 05:41 uur geparkeerd stond bij gate E17, waar de bagageafhandeling heeft plaatsgevonden.
Medeverdachte [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft in zijn verhoor bij de KMAR verklaard dat hij op 1 juli 2018 samen met anderen betrokken is geweest bij de invoer van een bruine tas van het merk Summit met verdovende middelen, welke met de betreffende vlucht is aangekomen.
[verdachte] heeft ontkend dat hij bij deze invoer enige betrokkenheid heeft gehad.
Op 1 juli 2018 vanaf 04:57 uur, twee uur voorafgaand aan de start van zijn dienst, was [verdachte] aanwezig op het beveiligd gebied van de luchthaven Schiphol. Om 05:19 uur belt [naam 2] naar [verdachte] en zegt: “Oke luister, hij komt op half, ik sta bij de bushalte. Als ik het niet haal. Dezelfde …. met Summit. Het is bruin oke?”. [verdachte] reageert: “Van vorige keer”. Uit de Schipholpasgegevens van [naam 2] blijkt dat hij het beveiligd gebied van de luchthaven Schiphol betreedt om 05:37 uur.
[naam 2] heeft bij de KMAR verklaard dat hij op 1 juli 2018 laat was. [verdachte] moest kijken of de koffer binnen kwam, voor als hij ( [naam 2] ) te laat zou zijn. [verdachte] wist volgens [naam 2] niet wat er in de tas zat. Aangezien [naam 2] alsnog op tijd aankwam, heeft hij zelf de tas gepakt bij de vlucht en deze weggevoerd, aldus [naam 2] .
Hetgeen hiervoor is weergegeven over de gebeurtenissen op 1 juli 2018 en de betrokkenheid van [verdachte] daarbij kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het aan [verdachte] in zaak B onder 1 ten laste gelegde leiden. Niet valt op te maken dat [verdachte] uitvoeringshandelingen heeft verricht die tot het oordeel kunnen leiden dat hij op
1 juli 2018 als (mede)pleger was betrokken bij de invoer van harddrugs. Ook kan hieruit niet worden afgeleid dat [verdachte] handelingen heeft verricht waaruit volgt dat hij zich in strafbare zin heeft schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) de voorbereiding dan wel bevordering van de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
Aan het voorgaande doet niet af dat [naam 2] een dag later in een telefoongesprek met een derde zegt: “Ik heb 10 voor jou maar ik geef die bril 7 want op het moment dat die bus laat was heb ik hem moeten bellen om mij te vervangen en hij was er”. Ook indien zou komen vast te staan dat [verdachte] degene is die [naam 2] bedoelt met ‘die bril’, zoals het onderzoeksteam vermoedt, kan dat zonder bijkomende feiten en omstandigheden, die hier ontbreken, niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde leiden.
De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook vrij van het aan hem in zaak B onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3.2
Ten aanzien van zaak B feit 2 (C11)
Blijkens het procesdossier is op 16 juli 2018 omstreeks 05:07 uur op de luchthaven Schiphol met vlucht KL588 vanuit Lagos (Nigeria) een rode tas met verdovende middelen aangekomen. De vlucht werd afgehandeld aan gate F7 en de schematijd van de vlucht betrof 05:45 uur.
[verdachte] heeft ontkend dat hij bij deze invoer enige betrokkenheid heeft gehad.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat [naam 2] [verdachte] driemaal probeert te bellen op 15 juli 2018 tussen 22:05 uur en 22:29 uur, maar er vindt geen gesprek plaats. Om 22:38 uur belt [verdachte] naar [naam 2] . In dit gesprek zegt [naam 2] : “Het is vroeg he, die ding staat op 5:25”. [verdachte] antwoordt: “Ow geeft niet”, waarop [naam 2] reageert: “Nee ik ben daar”. [verdachte] zegt vervolgens: “Ik heb 6”, waarop [naam 2] antwoordt: “Ja ik ben ook daar 5 is goed”.
Volgens het werkrooster van [verdachte] is hij op 16 juli 2018 ingeroosterd van 6:00 uur tot en met 14:30 uur.
Op 16 juli 2018 tussen 04:22 uur en 05:12 uur proberen [naam 2] en [verdachte] elkaar meermaals tevergeefs telefonisch te bereiken. Om 05:13 uur belt [verdachte] naar [naam 2] en zegt [verdachte] : “Rustig ik ben hier hoor”. [naam 2] reageert: “Wacht ik kom. Heb je (ntv)”, waarop [verdachte] antwoordt: “jajajaja”. Om 05:15 uur belt [naam 2] naar [verdachte] en zegt: “Het is al lang geland, F7”. [verdachte] reageert: “Ja, ik kom daar”. Uit de Schipholpasregistraties van [verdachte] volgt dat hij om 05:16 uur zijn Schipholpas aanbiedt bij de deur “vanuit bagage naar randweg” in het EF-gebied. Op camerabeelden is te zien dat om 05:17 uur, ten tijde van de bagageafhandeling van vlucht KL588 bij gate F7, een KLM bagagetrekker (hierna: de bagagetrekker) het platform oprijdt en dat de inzittende van de bagagetrekker een bagagekar aankoppelt. [naam 2] heeft in zijn verhoor bij de KMAR verklaard dat hij de inzittende van deze bagagetrekker was en dat de rode Summit tas in de door hem aangekoppelde bagagekar lag. Om 05:21 uur rijdt de bagagetrekker weg bij het vliegtuig en rijdt een andere KLM bagagetrekker ook het platform op. De inzittende van deze bagagetrekker stapt uit het voertuig en maakt contact met de inzittende van de eerstgenoemde bagagetrekker, te weten [naam 2] . [naam 2] heeft in zijn verhoor bij de KMAR verklaard dat [verdachte] de inzittende van de andere bagagetrekker was.
Om 05:22 uur stapt [verdachte] weer in zijn bagagetrekker en rijdt achter de bagagetrekker aan waarin [naam 2] zit. Beide bagagetrekkers verlaten het platform.
[naam 2] heeft verklaard dat hij tijdens de hiervoor beschreven bagageafhandeling contact had met de inzittende van de andere bagagetrekker, zijnde [verdachte] , maar dat hij niet meer weet wat hij tegen [verdachte] zei. [naam 2] heeft niets verklaard over betrokkenheid van [verdachte] bij de invoer van de rode tas met verdovende middelen, welke betrokkenheid door [verdachte] is ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat ook in deze zaak onvoldoende duidelijk is of, en zo ja welke rol [verdachte] had bij de invoer van de verdovende middelen. Uit het voorgaande volgt dat [naam 2] en [verdachte] op de dag voor en de dag van de invoer (telefonisch) contact hebben gehad, en dat een van hun gesprekken op 16 juli 2018 ging over iets dat al lang is geland waarna [naam 2] en [verdachte] elkaar enkele minuten later treffen bij gate F7, terwijl juist daar vlucht KL588 werd afgehandeld en [naam 2] de rode Summit tas met verdovende middelen heeft veiliggesteld. Dit is zeker verdacht, maar maakt nog niet dat [verdachte] op de ten laste gelegde wijze strafbaar is. Zonder relevante bijkomende feiten en omstandigheden, die ook hier ontbreken, kan het voorgaande niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde leiden. Dit geldt ook als dit feit in samenhang wordt bezien met hetgeen is komen vast te staan ten aanzien van C10 en C13. Van één of meer strafbare uitvoerings- dan wel voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen voor het (mede)plegen van de invoer van heroïne en/of cocaïne, is aldus onvoldoende gebleken.
De rechtbank spreekt [verdachte] gelet op het voorgaande ook vrij van het aan hem in zaak B onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3.3
Ten aanzien van zaak A feit 1 (C13)
Op 7 augustus 2018 heeft de douane op vlucht KL588 uit Lagos (Nigeria) die om 05:30 uur op Schiphol is aangekomen een koffer aangetroffen met daarin ruim 10 kilogram cocaïne en ruim 10 kilogram heroïne. De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat [verdachte] voorafgaand aan 7 augustus 2018 telefonisch contact heeft gehad met [naam 4] over de dagen waarop [verdachte] moest werken. Op 5 augustus 2018 in de vroege ochtend heeft [verdachte] contact met [naam 4] waarbij deze hem zegt dat “ze (derden) geen plek gekregen hebben”. In de nacht van 6 op 7 augustus laat [naam 4] per sms aan [verdachte] weten dat er nog geen nieuws is en op 7 augustus geeft [naam 4] om 02:35 uur per sms aan [verdachte] door dat “hij” onderweg is, waarop [verdachte] hem een sms stuurt met de vraag: “waar ga je met je broodjes zijn?” [verdachte] is die ochtend vanaf 04:51 uur op het beveiligde gebied van Schiphol, hoewel hij pas ingeroosterd staat vanaf 07:00 uur. Uit zijn dienstrooster blijkt dat [verdachte] voor die dag een dienstruil op eigen verzoek had gedaan. Rond half 6 die ochtend geeft [verdachte] aan [naam 4] zijn portofoonnummer door en zegt dat hij in de buurt is. De dag erna hebben [verdachte] en [naam 4] contact met elkaar per sms en lijken zij met elkaar te communiceren over douanecontrole van de vluchten op 7 augustus 2018 (“Groen was er”) en het ontbreken van controle gedurende de twee daaraan voorafgaande weken en op 9 augustus 2018. Ze lijken zich af te vragen waarom nu juist op 7 augustus 2018 wél controle door de douane plaatsvond.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er in het dossier onmiskenbaar aanknopingspunten zijn voor het vermoeden dat [verdachte] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de invoer van verdovende middelen op 7 augustus 2018. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan echter niet worden vastgesteld wat de aard van die betrokkenheid is en dus ook niet welke rol [verdachte] bij die (verlengde) invoer heeft gehad (of had moeten hebben als de harddrugs niet in beslag waren genomen). Van concrete uitvoeringshandelingen die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking zoals vereist is voor een bewezenverklaring van medeplegen van de ten laste gelegde invoer, is niet gebleken. Uit de hiervoor beschreven betrokkenheid van [verdachte] kan ook niet worden afgeleid dat hij zich in strafbare zin heeft schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de invoer van de in beslag genomen verdovende middelen. [verdachte] zal daarom ook van het aan hem in zaak A onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.4
Voorwaardelijke verzoeken
Nu de voorwaarden waaronder de verzoeken door de raadsman zijn gedaan niet zijn vervuld, omdat de verdachte integraal van de aan hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, behoeft de rechtbank daarop niet te beslissen.

5.Vermogensmaatregel

Onttrekking aan het verkeer (36d Sr)

Op 13 november 2018 is onder de verdachte onder meer in beslag genomen:
- 1.00 STK Patroonhouder Browning Baby (18-086357-10).
Dit voorwerp is niet teruggegeven.
De officieren van justitie hebben gevorderd dat genoemd voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven patroonhouder dient te worden onttrokken aan het verkeer.
De patroonhouder is aangetroffen en in beslag genomen bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvoor de verdachte is vervolgd. De verdachte wordt van de hem ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Niettegenstaande deze vrijspraak stelt dat rechtbank vast dat uit het dossier blijkt dat – door anderen dan de verdachte – strafbare feiten zijn begaan, zodat op de voet van artikel 36b, eerste lid onder 3, van het Wetboek van Strafrecht de onttrekking van het in beslag genomen voorwerp kan worden opgelegd.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36b, 36d van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak A onder 1 primair en subsidiair en in zaak B onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1.00 STK Patroonhouder Browning Baby (18-086357-10).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers A. Helder en mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.