ECLI:NL:RBNHO:2022:11693

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9216126, 9216118, 9226107, 9226109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering luchtvaartmaatschappij na annulering van vluchten door staking Franse luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, en Transavia Airlines C.V., een commanditaire vennootschap gevestigd te Schiphol. De zaak betreft een vordering van AirHelp tot compensatie van passagiers die hun vlucht van Rotterdam naar Malaga op 10 mei 2019 zagen geannuleerd. De annulering was het gevolg van een staking bij de Franse luchtverkeersleiding, die leidde tot vertragingen en uiteindelijk de annulering van de betrokken vluchten. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 400,00 per passagier, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vluchten inderdaad geannuleerd zijn en dat de vervoerder zich niet kan beroepen op uitzonderlijke omstandigheden die de annulering rechtvaardigen. Echter, de vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de staking van de luchtverkeersleiding, die niet te voorzien was. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen en dat de vordering van AirHelp daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, omdat AirHelp ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9226107 \ CV EXPL 21-3357, 9216118 \ CV EXPL 21-3201, 9216136 \ CV EXPL 21-3203, 9226109 \ CV EXPL 21-3358
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnissen in de afzonderlijke zaken van 10 november 2021 zijn de zaken gevoegd ex artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Voor het procesverloop voorafgaand aan dit vonnis wordt naar die afzonderlijke vonnissen verwezen.
1.2.
De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft zich vervolgens bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: passagiers sub 1 en 2) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Rotterdam The Hague Airport naar Malaga Airport (Spanje) op 10 mei 2019 (vlucht HV5021).
2.2.
[betrokkene 3] en [betrokkene 4] (hierna: passagiers sub 3 en 4) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Rotterdam The Hague Airport naar Malaga Airport (Spanje) op 10 mei 2019 (vlucht HV5021).
2.3.
[betrokkene 5] en [betrokkene 6] (hierna: passagiers sub 5 en 6) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Malaga Airport (Spanje) naar Rotterdam The Hague Airport op 10 mei 2019 (vlucht HV5022).
2.4.
[betrokkene 7] en [betrokkene 8] (hierna: passagiers sub 7 en 8) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Malaga Airport (Spanje) naar Rotterdam The Hague Airport op 10 mei 2019 (vlucht HV5022).
2.5.
De vluchten zijn geannuleerd.
2.6.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Airhelp.
2.7.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.8.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp heeft bij afzonderlijke dagvaardingen gevorderd dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00 per passagier, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vluchten zijn geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering van de vluchten het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de annulering van zowel vlucht HV5021 als vlucht HV5022 te wijten is aan buitengewone omstandigheden. Op 8, 9 en 10 mei 2019 was er sprake van een staking bij de Franse luchtverkeersleiding. Het toestel (PH-XRV) stond gepland om voorafgaand aan de rotatie HV5021/22 nog de vluchten HV2595, HV2596, HV6093 en HV6094 uit te voeren. De vluchten HV2595 en HV2596 (Rotterdam-Nador-Rotterdam) kregen als gevolg van de staking slotrestricties opgelegd. Deze vertraging heeft er in geresulteerd dat het toestel (in verband met de verplichte rusttijden van de crew en de nachtsluiting van Rotterdam Airport) genoodzaakt was een nacht in Nador te blijven. Als gevolg hiervan konden de opvolgende vluchten op 10 mei 2019 (waaronder de vluchten in kwestie) niet meer tijdig worden uitgevoerd. De vervoerder heeft daarom moeten besluiten om de rotatie in kwestie te annuleren.
4.4.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden een NOTAM (notice to airmen) overgelegd. Uit de NOTAM volgt dat de staking op 8 mei 2019 aanving en duurde tot 04:00 uur UTC op 10 mei 2019. Verder staat in de NOTAM dat er door de stakingen verstoringen konden plaatsvinden bij de Franse luchtverkeersleiding en dat de capaciteit zou worden bepaald aan de hand van het beschikbare personeel. Voorts heeft de vervoerder de slotberichten overgelegd die zijn opgelegd aan vluchten HV2595 en HV2596. Uit de slotberichten blijkt dat de slottijd van vlucht HV2595 meerdere malen is gewijzigd en dat de vlucht uiteindelijk een slottijd van 16:29 uur UTC toegewezen heeft gekregen. Ook aan vlucht HV2596 zijn herhaaldelijk nieuwe slottijden toegewezen, met als laatste een slottijd van 23:49 uur UTC. In deze berichten staat als oorzaak voor de gewijzigde slottijden code IE82 vermeld. De vervoerder heeft toegelicht dat deze code staat voor:
ATC industrial action – Controllers’ strike – ATM due to ATC STAFF/EQUIPMENT ENROUTE. De slotberichten bevestigen dus het betoog van de vervoerder dat de oorspronkelijke slottijden van vluchten HV2595 en HV2596 meerdere keren zijn gewijzigd vanwege verminderde capaciteit bij de luchtverkeersleiding als gevolg van een staking van de luchtverkeersleiding.
4.5.
De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de crew en het toestel noodgedwongen in Nador moesten blijven vanwege de langdurige vertraging, de verplichte rusttijden van de crew en de nachtsluiting van de luchthaven Rotterdam, waardoor de vervoerder zijn vluchtrotatie pas de volgende dag kon hervatten. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij niet anders kon dan de rotatie HV5021/22 op 10 mei 2019 van en naar Malaga te annuleren: er was geen toestel aanwezig op Rotterdam Airport om de rotatie (tijdig) uit te voeren. Na aankomst in Nederland stonden er met het toestel PH-XRV bovendien reeds andere vluchten ingepland.
4.6.
De kantonrechter volgt Airhelp niet in zijn stelling dat de staking geen ‘onverwachte’ gebeurtenis is en daarom niet als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Weliswaar is de staking op voorhand via de NOTAM bekend gemaakt, maar op dat moment was nog niet bekend was welke effecten de staking zou hebben, zodat de vervoerder hier niet op kon anticiperen. Anders dan Airhelp stelt moet de staking van de luchtverkeersleiding (en de daaruit voortvloeiende restricties) worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.7.
De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van Airhelp dat de staking op 10 mei 2019 in de ochtend al voorbij was en dat er daarom geen hinder van ondervonden kon worden. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij op 10 mei 2019 nog te kampen had met de gevolgen van de staking en dat er sprake was van grote chaos. Dat er op 9 en 10 mei 2019 geen andere vluchten tussen Malaga en Nederland zijn geannuleerd, is voor de beoordeling van dit geschil niet relevant.
4.8.
Ten aanzien van de stelling van Airhelp dat de staking geen direct gevolg heeft gehad voor de vluchten in kwestie overweegt de kantonrechter als volgt. Hoewel er inderdaad geen concrete beperkingen aan vlucht HV5021 dan wel aan vlucht HV5022 zijn opgelegd, heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op de vluchten HV2595/96 en de annulering van de vluchten HV2021/22. Door de nachtelijke vertraging van het toestel met vlucht HV2596 was er immers geen toestel beschikbaar om de vluchten in kwestie uit te voeren.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van de vervoerder op de doorwerking van buitengewone omstandigheden slaagt. Het enkele feit dat het toestel voorafgaand aan de uitvoering van de vluchten HV5021 en HV5022 ook nog gepland stond om de rotatie HV6093/94 uit te voeren maakt dit niet anders. De vluchten HV2595, HV2596, HV6093, HV6094, HV5021 en HV5022 stonden immers allemaal gepland om met het toestel PH-XRV uitgevoerd te worden.
4.10.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen dan wel om de vertraging als gevolg van de annulering te beperken. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de chaos in de vluchtuitvoering op 10 mei 2019 zo groot was, dat het inzetten van een ander toestel niet mogelijk was.
4.11.
Airhelp stelt dat de vervoerder onvoldoende reservetijd tussen zijn vluchten heeft ingeruimd om vertragingen vanwege buitengewone omstandigheden op te vangen. Dit heeft volgens Airhelp tot de annulering van de vluchten geleid. De kantonrechter volgt deze stelling niet en concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, dit onder de gegeven omstandigheden geen verschil had gemaakt.
4.12.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers de keuze heeft geboden tussen omboeking en restitutie van de ticketprijzen. Airhelp stelt dat enkele passagiers zijn omgeboekt naar de HV5024 en betwist dat deze alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt. De kantonrechter overweegt als volgt. Voor zover (een deel van de) passagiers daadwerkelijk is omgeboekt naar vlucht HV5021 heeft Airhelp nagelaten om aan te tonen dat er een eerdere vlucht met vrije plaats beschikbaar was, zodat niet is komen vast te staan dat de passagiers sneller naar hun eindbestemming vervoerd hadden kunnen worden.
4.13.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Airhelp heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Airhelp zal dan ook worden afgewezen.
4.14.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp omdat deze ongelijk krijgt. Gelet op deze uitkomst en gelet op het feit dat de vervoerder in alle zaken één conclusie van antwoord en één conclusie van dupliek heeft ingediend ziet de kantonrechter aanleiding om alle zaken met één dictum af te doen. De kantonrechter zal het liquidatietarief toepassen als ware de vier gevoegde zaken in één dagvaarding waren aangebracht.
4.15.
Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter