ECLI:NL:RBNHO:2022:11695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
8218355
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vertraging door stroomstoring op Schiphol

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen American Airlines Inc. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Miami op 24 februari 2018. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht, die werd veroorzaakt door een stroomstoring op Schiphol. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder, American Airlines, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de stroomstoring die de bagageafhandeling beïnvloedde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De vervoerder heeft aangetoond dat de stroomstoring een buitengewone omstandigheid was die buiten haar invloedssfeer lag. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet kon worden verweten dat zij heeft gewacht op de bagage, aangezien het vertrek zonder bagage ook ongemak voor de passagiers zou hebben veroorzaakt. De passagiers hebben niet kunnen aantonen dat de vertraging niet door de stroomstoring was veroorzaakt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen, omdat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De passagiers zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 21 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8218355 \ CV EXPL 19-19121
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
American Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Philadelphia International Airport (Verenigde Staten) naar Miami International Airport (Verenigde Staten) op 24 februari 2018.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Amsterdam naar Philadelphia met vluchtnummer AA203 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Miami (AA97) gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht (AA203) waarmee zij 3 uur en 34 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 februari 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 maart 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. De reden van de vertraging was gelegen in een stroomstoring die op 24 februari 2018 om 08:40 uur lokale tijd ontstond op de luchthaven Schiphol, waardoor de bagage voor de vlucht te laat werd aangeleverd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat vlucht AA203 van Amsterdam naar Philadelphia onderdeel uitmaakt van de rotatie Philadelphia – Amsterdam – Philadelphia met vluchtnummers AA204/203. Het toestel is met de direct voorafgaande vlucht om 11:17 uur lokale tijd (in plaats van om 10:35 uur lokale tijd) te Amsterdam gearriveerd. Als gevolg van deze vertraging zou de vlucht in kwestie volgens de vervoerder met een vertraging van 12 minuten kunnen aanvangen. Deze vertraging is volgens de vervoerder in de onderhavige kwestie echter niet relevant omdat de passagiers met een vertraging van 12 minuten in staat zouden moeten zijn geweest om de aansluitende vlucht te halen. De passagiers hebben het voorgaande niet betwist, zodat het als vaststaand moet worden aangenomen. De vervoerder heeft ten aanzien van de voornoemde vertraging van 12 minuten geen beroep op buitengewone omstandigheden en/of samenloop van omstandigheden gedaan.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de uiteindelijke langdurige vertraging op de eindbestemming te wijten is aan een stroomstoring in het bagagesysteem van Schiphol. Ten aanzien van deze vertragingsoorzaak heeft de vervoerder wél een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft onder verwijzing naar het vluchtrapport en verschillende nieuwsberichten voldoende aannemelijk gemaakt dat er op 24 februari 2018 sprake was van een stroomstoring op Schiphol, hetgeen tot problemen met de bagageafhandeling heeft geleid. De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijke stroomstoring een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Een storing die zich voordoet in de systemen van de luchthaven is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering en ligt buiten de invloeds- en risicosfeer van een luchtvaartmaatschappij. De (faciliteiten van de) luchthaven valt, anders dan de passagiers stellen, immers niet aan te merken als een ‘hulppersoon’ van de vervoerder of als een ‘door de vervoerder ingeschakelde derde’.
5.5.
Dat de stroomstoring in dit geval is veroorzaakt door een botsing van een KLM ‘ramp handler’ maakt dit oordeel niet anders. De vervoerder en KLM hebben immers niets met elkaar te maken. De vraag die voorligt is of de vertraging van de vlucht het directe gevolg is geweest van de voornoemde buitengewone omstandigheid.
5.6.
De passagiers stellen dat indien de vervoerder ervoor had gekozen om te vertrekken zonder bagage, de passagiers hun aansluitende vlucht niet hadden gemist. De vervoerder heeft in eerste instantie gekozen om te wachten op de bagage en is vervolgens vertrokken zonder de volledige bagage. Hieruit volgt dat de vervoerder invloed en keuzemogelijkheden had. De beslissing om te wachten op de bagage is een operationele keuze welke niet als buitengewoon kan worden beschouwd, aldus de passagiers. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat niet alleen vertraging (alsmede annulering en instapweigering) als ongemak kan worden ondervonden maar ook het arriveren op de bestemming zonder bagage. Van de vervoerder kan dan ook niet worden verwacht dat zij onder de huidige omstandigheden de vlucht alsnog tijdig had uitgevoerd zonder rekening te houden met de bagage van de passagiers. Dat de vervoerder om haar moverende reden op enig moment heeft besloten te vertrekken, zonder de laatste stukken (zoekgeraakte) bagage, kan hem niet worden aangerekend. Het nazenden van een aantal zoekgeraakte koffers is immers niet te vergelijken met het wachten op alle bagage als gevolg van een stroomstoring. Weliswaar had de vervoerder een keuzemogelijkheid; wel of niet vertrekken zonder bagage, maar op de onderliggende reden van de vertraging heeft de vervoerder geen invloed dan wel keuze gehad. Het wachten op bagage is bovendien niet te vergelijken met het – uit klantvriendelijkheidsoverwegingen – wachten op verlate passagiers.
5.7.
De passagiers hebben nog aangevoerd dat de vervoerder alle schade die hij ondervindt vanwege de stroomstoring op grond van onder andere artikel 13 van de Verordening kan verhalen op KLM. De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 13 van de Verordening biedt mogelijkheden voor een luchtvaartmaatschappij om de compensatiekosten te beperken. De enkele regresmogelijkheid maakt echter nog niet dat van buitengewone omstandigheden geen sprake kan zijn. De kantonrechter gaat dan ook aan deze stelling voorbij.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de stroomstoring in het bagagesysteem als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt.
5.9.
De kantonrechter merkt op dat er een verschil van 6 minuten bestaat de tussen de vertrekvertraging en de aankomstvertraging. Het is niet komen vast te staan dat deze aanvullende vertraging eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers de aansluitende vlucht evengoed hadden gemist indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden en dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist ten gevolge van de 18 minuten vertraging die niet door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.10.
De volgende vraag die voorligt, is de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
5.11.
De geplande aankomsttijd van de vlucht was 15:35 uur (lokale tijd) en de vertrektijd van de aansluitende vlucht was 17:40 uur (lokale tijd). De geplande overstaptijd was dus 125 minuten. Niet gesteld is wat in dit geval de minimale overstaptijd in Philadelphia was en hoeveel reservetijd de vervoerder bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen bij het samenstellen van de aansluitende vluchten. Dit neemt niet weg dat de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheden 37 minuten bedroeg zodat de passagiers, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De vertraging was immers al meer dan de reservetijd van 20 minuten die de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter minimaal in acht moet nemen om te kunnen zeggen dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met vrije plaats. Dit is niet door de passagiers betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De door de passagiers verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis..

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter