ECLI:NL:RBNHO:2022:11697

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9393179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door sluiting Pakistaans luchtruim

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Finnair OYj. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht van Bangkok naar Amsterdam, waarbij zij haar aansluitende vlucht had gemist. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, namelijk de sluiting van het Pakistaanse luchtruim en restricties van de lokale luchtverkeersleiding in Bangkok.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder had niet adequaat gereageerd op de stellingen van de passagier over de invloed van de alternatieve route op de vertraging. Uiteindelijk werd de vordering van de passagier toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van een totaalbedrag van € 708,90 aan de passagier, te vermeerderen met wettelijke rente. Ook werden de proceskosten en nakosten aan de passagier toegewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9393179 \ CV EXPL 21-5608
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 26 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Bangkok International Airport (Thailand) via Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Amsterdam Schiphol Airport op 3 juni 2019.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Bangkok naar Helsinki met vluchtnummer AY142 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist waardoor zij met meer dan drie uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 juli 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 6 minuten is veroorzaakt door restricties van de lokale luchtverkeersleiding te Bangkok en voor het overige door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim wegens oorlogsdreiging. Volgens de vervoerder moeten beide vertragingsoorzaken worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening.
4.4.
Ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden heeft de vervoerder (ten aanzien van de eerste vertragingsoorzaak) twee interne rapporten overgelegd. Hieruit volgt dat de vlucht een vertrekvertraging had van 6 minuten wegens vertragingscode 89. De vervoerder heeft toegelicht dat deze code staat voor:
Restrictions at airport of departure.In tegenstelling tot de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder hiermee voldoende heeft aangetoond dat de vertraging voor de duur van 6 minuten is te wijten aan buitengewone omstandigheden.
4.5.
Het overgrote deel van de vertraging is volgens de vervoerder veroorzaakt door de sluiting van het Pakistaanse luchtruim. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder een aantal publicaties afkomstig van diverse websites overgelegd. Hieruit volgt dat het Pakistaanse luchtruim op 27 februari 2019 gesloten werd voor passagiersvluchten en dat veel vluchten om die reden moesten omvliegen (producties 3 en 4 bij antwoord) en dat Pakistan in het midden van een belangrijke luchtroute ligt (productie 6 bij antwoord). Voorts heeft de vervoerder NOTAM-berichten overgelegd waaruit blijkt dat de sluiting van het luchtruim meerdere keren is verlengd (productie 5 bij antwoord). Verder heeft de vervoerder een weergave van de vluchtroute tussen Thailand en Europa overgelegd (producties 6 bij antwoord). Hieruit blijkt dat vrijwel alle vluchten tussen Thailand en Europa onder normale omstandigheden in beginsel over het Pakistaanse luchtruim vliegen. Het toestel dat de vlucht moest uitvoeren moest door de sluiting van het luchtruim om Pakistan heen vliegen (productie 10 en 11 bij antwoord).
4.6.
De passagier betwist niet dat (een deel van) het Pakistaanse luchtruim op 3 juni 2019 gesloten was, maar wel dat het buiten de macht van de vervoerder lag dat de vlucht daar kennelijk hinder van heeft ondervonden. Het luchtruim was op de vluchtdatum reeds maandenlang gesloten. Het was bovendien, gezien de aanhoudende spanningen tussen India en Pakistan, voorzienbaar dat het luchtruim nog lang gesloten zou blijven. Het is aan de vervoerder om daar – net als andere luchtvaartmaatschappijen – in de planning van zijn vluchten op te anticiperen. Uit de door de vervoerder overgelegde NOTAM (productie 11 bij antwoord) blijkt bovendien dat dat de vervoerder in ieder geval op 28 mei 2019 wist dat het luchtruim op 3 juni 2019 nog gesloten zou zijn.
4.7.
De passagier stelt verder dat de vervoerder invloed heeft gehad op de duur van de alternatieve route. Uit productie 10 bij antwoord volgt dat er verschillende alternatieve routes tussen Bangkok en Helsinki beschikbaar waren. De vervoerder had er ook voor kunnen kiezen om een andere (kortere) alternatieve route te vliegen, aldus de passagier.
4.8.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagier onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat het beroep op buitengewone omstandigheden faalt. De vervoerder herhaalt dat de sluiting van het luchtruim als buitengewone omstandigheid dient te worden aangemerkt en verwijst daarbij naar de conclusie van antwoord, maar gaat onvoldoende in op de stellingen van de passagier. De vervoerder blijft bij zijn standpunt dat hij afhankelijk is van de informatievoorziening per dag en dat het daarom niet voorzienbaar was dat het luchtruim ook op 3 juni 2019 gesloten zou zijn. De kantonrechter kan deze stelling, gezien de gemotiveerde betwisting door de passagier, echter niet volgen.
4.9.
Nu de vertraging van de vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier haar aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier heeft gesteld dat de vervoerder geen buffer in de overstaptijd tussen de aansluitende vluchten heeft ingeruimd. Dit is niet door de vervoerder betwist. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, ook indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, de passagier haar aansluitende vlucht niet meer zou hebben gehaald. De vertraging van de passagier op de eindbestemming is derhalve niet het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.10.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.11.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 3 juni 2019 en over € 108,90 vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag van voldoening van [dit bedrag / deze bedragen];
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter