In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Finnair OYj wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Helsinki naar Hong Kong op 7 januari 2020. De vordering is gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. AirHelp vordert een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat de vervoerder verplicht is tot compensatie vanwege de vertraging. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen rechtsgeldige cessie van de vordering van de passagiers aan AirHelp heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering ontvankelijk is. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van een verborgen fabricagefout aan het toestel dat de vlucht zou uitvoeren, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat het toestel daadwerkelijk gepland stond om de vlucht uit te voeren. Hierdoor ontbreekt het causaal verband tussen het defect en de vertraging.
De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 21 december 2022.