ECLI:NL:RBNHO:2022:11698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9577674
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en rechtsgeldige cessie van vorderingsrechten

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Finnair OYj wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Helsinki naar Hong Kong op 7 januari 2020. De vordering is gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. AirHelp vordert een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat de vervoerder verplicht is tot compensatie vanwege de vertraging. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen rechtsgeldige cessie van de vordering van de passagiers aan AirHelp heeft plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering ontvankelijk is. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van een verborgen fabricagefout aan het toestel dat de vlucht zou uitvoeren, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat het toestel daadwerkelijk gepland stond om de vlucht uit te voeren. Hierdoor ontbreekt het causaal verband tussen het defect en de vertraging.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 21 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9577674 \ CV EXPL 21-8249
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 19 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Hong Kong International Airport op 7 januari 2020, hierna: de vlucht.
2.2.
Het tweede deel van de vlucht van Helsinki naar Hong Kong met vluchtnummer AY99 (hierna: de vlucht) heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft primair aangevoerd dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie van de vordering van de passagier aan Airhelp en dat Airhelp daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een rechtsgeldige cessie dient onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. Aan het mededelingsvereiste is in ieder geval voldaan toen de cessie in deze procedure, zo niet bij dagvaarding dan wel bij repliek, ter kennis van de vervoerder is gebracht. Niet vereist is dat een cessie al voltooid is op het moment van de dagvaarding. Uit artikel 3:94 BW volgt voorts dat een cessie niet tweezijdig hoeft te zijn. Voldoende is een enkel door de vervreemder ondertekende akte. Zij hoeft niet te doen blijken van de verklaring van de cessionaris dat hij de levering aanvaardt.
4.4.
Ten aanzien van de in deze zaak overgelegde aktes heeft de vervoerder de echtheid van de handtekeningen van de passagiers betwist. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van de vervoerder dat het niet mogelijk is om de handtekening van Kaibei Jinag te verifiëren omdat deze Chinese tekens bevat. De kantonrechter stelt vast dat de handtekeningen van de passagiers op de aktes iets afwijken van de handtekeningen op de identiteitsbewijzen van de passagiers. De kantonrechter is echter van oordeel dat Airhelp met de overlegging van de aktes van cessie en een kopie van de paspoorten van de passagiers voldoende heeft onderbouwd dat de passagiers hebben ingestemd met het overdragen van hun (vermeende) vorderingsrecht aan Airhelp Limited.
4.5.
Volgens Airhelp zijn de vorderingsrechten van beide passagiers door Airhelp Limited aan Airhelp overgedragen. De vervoerder heeft eerst bij dupliek aangevoerd dat Airhelp alleen een akte gedateerd 28 september 2021 in het geding heeft gebracht met betrekking tot de overdracht van het vorderingsrecht van één van de passagiers ([betrokkene 1]) en dat de akte met betrekking tot de andere passagier ([betrokkene 2]) ontbreekt. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit verweer niet al in de conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder in strijd heeft gehandeld met de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden, zodat dit verweer tardief is.
4.6.
De vervoerder heeft verder nog aangevoerd dat hij op 3 februari 2020 een verzoek tot betaling van compensatie namens de passagiers heeft ontvangen. Dit is volgens de vervoerder niet verenigbaar met de stelling van Airhelp dat de vorderingen van de passagiers op 17 januari 2020 zijn overgedragen aan Airhelp Limited (en vervolgens aan Airhelp). De kantonrechter overweegt als volgt. Airhelp heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aanmaning van 3 februari 2020 namens de passagiers is verstuurd, waarbij mr. D.E. Lof (destijds) van Lof Advocatuur handelde namens de passagiers. De omstandigheid dat de e-mail is verstuurd vanaf een algemeen Airhelp-adres doet daar niets aan af. Voorts staat vast dat mr. D.E. Lof daartoe niet gemachtigd was omdat Airhelp Limited op dat moment eigenaar was van het vorderingsrecht. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. Deze constatering heeft echter geen invloed op de ontvankelijkheid van Airhelp. De conclusie is dat het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder faalt, zodat de vordering hierna inhoudelijk zal worden beoordeeld.
4.7.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming Hong Kong zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.8.
De vervoerder heeft aangevoerd dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren gepland stond om eerst vlucht AY22 van Puerto Plata (Dominicaanse Republiek) naar Helsinki uit te voeren. In Puerto Plata is een defect, zijnde een lek, aan het groene hydraulische systeem van het toestel ontdekt waardoor het toestel in verband met de vliegveiligheid niet kon vertrekken. De vervoerder heeft aangevoerd dat het gaat om een type Airbus 350-900 met registratienummer OH-LWL. Volgens de vervoerder moet het defect worden aangemerkt als een verborgen fabricagefout, waardoor dit technisch mankement een buitengewone omstandigheid oplevert.
4.9.
Airhelp betwist dat de vlucht in kwestie gepland stond om met de OH-LWL uitgevoerd te worden. Volgens Airhelp zou de vlucht in eerste instantie uitgevoerd worden door een toestel met registratienummer OH-LWB, maar is dit op de dag van vertrek gewijzigd naar een toestel met registratienummer OH-LWG. Bij dupliek heeft de vervoerder een schema met toestelwisselingen overgelegd. Dit schema bevestigt hetgeen door Airhelp is gesteld, namelijk dat de vlucht gepland stond om met de OH-LWB uitgevoerd te worden maar dat dit is gewijzigd naar de OH-LWG. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat de OH-LWL gepland stond om de vlucht in kwestie uit te voeren. De vervoerder heeft ook anderszins onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze het defect aan de OH-LWL van invloed is geweest op de vertraging van de passagiers. Nu het causaal verband tussen het defect aan de OH-LWL en de vertraging van de passagiers niet is komen vast te staan, komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de vraag of het defect als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van de hoofdsom voor toewijzing gereed ligt. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
Het had op de weg van Airhelp gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. De kantonrechter oordeelt dat Airhelp door zijn werkwijze en proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter