ECLI:NL:RBNHO:2022:11700

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
8218444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na schemawijziging van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Corendon Dutch Airlines B.V., een vordering ingesteld wegens een schemawijziging van hun vlucht van Amsterdam naar Hurghada op 17 maart 2018. De oorspronkelijke vlucht was gepland om 08:20 uur te vertrekken, maar door een schemawijziging vertrokken de passagiers pas om 21:30 uur en arriveerden ze pas de volgende ochtend in Hurghada. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers tijdig op de hoogte waren gesteld van de wijziging.

De kantonrechter oordeelde dat de schemawijziging gelijkgesteld kan worden aan een annulering, omdat niet alleen de vertrektijd maar ook het vluchtnummer was gewijzigd. De rechter stelde vast dat de passagiers niet tijdig, dat wil zeggen meer dan 14 dagen voor vertrek, op de hoogte waren gesteld van de wijziging. De vervoerder had weliswaar de reisagent geïnformeerd, maar de passagiers waren pas op 3 maart 2018, minder dan twee weken voor vertrek, op de hoogte gesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de passagiers recht hadden op compensatie.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.417,80 aan de passagiers, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie conform artikel 7 van de Verordening, en dat de vervoerder de bewijslast had om aan te tonen dat de passagiers tijdig waren geïnformeerd. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd ook toegewezen, evenals de proceskosten, omdat de vervoerder ongelijk kreeg in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8218444 \ CV EXPL 19-19125
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Hurghada Airport (Egypte) op 17 maart 2018 met vlucht CND167 (hierna: de vlucht). De vlucht zou oorspronkelijk om 08:20 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam vertrekken en om 14:40 (lokale tijd) in Hurghada aankomen.
2.2.
Er heeft een schemawijziging plaatsgevonden. Als gevolg van de schemawijziging zijn de passagiers op 17 maart 2018 om 21:30 uur (lokale tijd) met vlucht UJ6499 vanuit Amsterdam vertrokken en op 18 maart 2018 omstreeks 02:30 uur (lokale tijd) in Hurghada aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde schemawijziging c.q. annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 april 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de schemawijziging c.q. annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van
€ 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat niet alleen de vertrektijd van de vlucht is gewijzigd, maar ook het vluchtnummer. Naar het oordeel van de kantonrechter is de schemawijziging daarmee aan te merken als een omboeking naar een compleet andere vlucht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de oorspronkelijke vlucht voor de passagiers als geannuleerd moet worden beschouwd.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of de schemawijziging tijdig, dat wil zeggen meer dan 14 dagen voor het vertrek van de vlucht, aan de passagiers is medegedeeld. De bewijslast ten aanzien van het moment van mededeling van de schemawijziging aan de passagiers rust naar het oordeel van de kantonrechter op de vervoerder. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij D-Reizen (de reisagent waar de passagiers de vlucht hebben geboekt) op 2 maart 2018 heeft geïnformeerd over de schemawijziging.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat het Hof op 21 december 2021 in het arrest in de zaak C-263/20 (ECLI:EU:C:2021:1039) heeft geoordeeld dat passagiers die een vlucht hebben geboekt via een tussenpersoon, worden geacht niet te zijn geïnformeerd over een schemawijziging wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de informatie over deze schemawijziging weliswaar ten minste twee weken vóór de geplande vertrektijd heeft medegedeeld aan deze tussenpersoon, door wiens tussenkomst de luchtvervoerovereenkomst met de passagiers is gesloten, maar de betrokken tussenpersoon de passagiers niet tijdig in kennis heeft gesteld van deze schemawijziging en de passagiers deze tussenpersoon niet uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven om informatie van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert te ontvangen.
4.5.
Niet in geschil is dat de passagiers op zaterdag 3 maart 2018 telefonisch door D-Reizen van de schemawijziging op de hoogte zijn gesteld. Volgens de passagiers is het desbetreffende kantoor van D-Reizen op zaterdagen geopend vanaf 09:30 uur ’s ochtends. De passagiers verwijzen in dit kader naar de website van het winkelcentrum waar de desbetreffende D-Reizen is gevestigd (productie 1 bij repliek) en de Facebook-pagina van het desbetreffende D-Reizen kantoor (productie 2 bij repliek). Gelet op het voorgaande is het volgens de passagiers aannemelijk dat zij pas ná 09.30 uur ’s ochtends – de opening van het desbetreffende D-Reizen kantoor – zijn gebeld door een medewerker. De vervoerder heeft het voorgaande onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat het als vaststaand moet worden aangenomen. De passagiers stellen zich, op basis van het voorgaande, op het standpunt dat zij dertien dagen, 22 uur en 50 minuten voor de geplande vertrektijd van de vlucht zijn geïnformeerd, en derhalve minder dan twee weken van te voren. De uitleg van de passagiers gaat volgens de vervoerder voorbij aan het doel van artikel 5 van de Verordening, nu de passagiers ruim de tijd hebben gehad om zich op de schemawijziging voor te bereiden.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het Hof heeft in het arrest van C-263/20 (ECLI:EU:C:2021:1039) expliciet overwogen dat niet de dag maar het tijdstip waarop de mededeling aan de passagiers heeft plaatsgevonden van belang is.
‘(…) In dit verband moet worden benadrukt dat artikel 5 van deze verordening voorziet in een aanvullende voorwaarde voor de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Volgens lid 4 van dit artikel draagt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht aan de passagier en het tijdstip waarop dat is geschied. Door deze bewijslast te leggen bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, kan een hoog niveau van bescherming van de passagiers zoals bedoeld in overweging 1 van verordening nr. 261/2004 worden gewaarborgd. (…)”
Aan de hand hiervan gaat de kantonrechter ervan uit dat met ‘de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld’ wordt bedoeld; de tijdsruimte twee weken, te weten 14 dagen, te weten 14 x 24 uur, hetgeen tot de conclusie leidt dat de passagiers niet tijdig op de hoogte zijn gesteld van de schemawijziging en zij aanspraak maken op compensatie.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 17 maart 2018 en over € 217,80 vanaf 19 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter