ECLI:NL:RBNHO:2022:11703

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9507784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en inspectie

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Wenen naar Bangkok op 30 juli 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat hun vlucht met 3 uur en 45 minuten was vertraagd. De vertraging was het gevolg van een blikseminslag op 27 juli 2019, waardoor een verplichte inspectie van het toestel noodzakelijk was. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder. De vervoerder kon echter niet aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, aangezien de tweede inspectie niet noodzakelijk was volgens de eerdere inspectie. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.481,15, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is genomen op 21 december 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9507784 \ CV EXPL 21-7211
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]allen wonende te [plaats 1],
4.
[eiser 4],wonende te [plaats 2],
5.
[eiser 5],wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 20 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord. De passagiers hebben een akte houdende producties overgelegd.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Vienna International Airport Wenen (Oostenrijk) naar Bangkok International Airport (Thailand) met vluchtcombinatie OS376 en OS25 op 29 juli en 30 juli 2019.
2.2.
Vlucht OS25 van Wenen naar Bangkok (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn 3 uur en 45 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagier sub 3 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juli 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 381,15 dan wel € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 september 2019 dan wel de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
Als onbetwist staat vast dat het toestel OELPE op 27 juli 2019, tijdens de uitvoering van vlucht OS82, is getroffen door bliksem. Een blikseminslag betreft een van buiten komende oorzaak waarna een verplichte veiligheidsinspectie moet plaatsvinden. De eerste inspectie heeft op 27 juli 2019 aan de onderkant van de romp (“
lower fuselage”) plaatsgevonden. De vervoerder heeft aangevoerd dat voor de inspectie van de bovenkant van de romp (“
upper fuselage”) uitstel is verleend door Boeing (de fabrikant van het toestel). Daardoor kon het toestel tijdelijk weer verder vliegen (“
Für die Inspektion der UPPER FUSELAGE haben wir ein postponing des Termins offiziell von Boeing genehmigt bekommen”). De inspectie van de bovenkant van de romp moest op een later tijdstip plaatsvinden. De vervoerder verwijst in dit kader naar het onderhoudsrapport (“
PLS PERFORM LIGHTNING STRIKE INSP. OF UPPER FUSELAGE”). Deze inspectie heeft op 29 juli 2019 rond de geplande vertrektijd van de vlucht in kwestie plaatsgevonden. Dat de vlucht is vertraagd wegens de verplichte inspectie van de bovenkant van de romp als gevolg van de blikseminslag volgt volgens de vervoerder ook uit het vluchtrapport. In het vluchtrapport staat dat de vlucht 3 uur en 44 minuten is vertraagd wegens vertragingscode 51. De vervoerder heeft toegelicht dat deze code staat voor:
DAMAGE DURING FLIGHT OPERATIONS, bird or lightning strike, turbulence, heavy or overweight landing, collision during taxiing.
4.4.
De passagiers stellen dat de vlucht is vertraagd wegens een
nietverplichte inspectie. Het toestel heeft op 27 juli 2019 de eerste – en enige – verplichte inspectie ondergaan waarna is geoordeeld dat het toestel kon vliegen. Dit blijkt ook uit het feit dat het toestel na de eerste inspectie nog een rotatie Wenen – Shanghai en een rotatie Wenen – Tokio heeft uitgevoerd. Het is volgens de passagiers een operationele keuze geweest om een nadere (tweede) inspectie uit te voeren.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Blikseminslag en de daarop volgende verplichte inspectie zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoerder en leveren daarom in beginsel een buitengewone omstandigheid op. Dit is slechts anders indien de vervoerder verzoekt om een tweede inspectie die gelet op de eerdere inspectie niet nodig was. In dit geval is tijdens de eerste verplichte inspectie geoordeeld dat het nodig was om op een later tijdstip een inspectie aan de bovenkant van de romp uit te voeren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat deze tweede inspectie in dit geval wél een buitengewone omstandigheid oplevert. De vertraging van de vlucht is derhalve in elk geval voor 3 uur en 44 minuten te wijten aan buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vlucht is met 3 uur en 45 minuten vertraging aangekomen in Bangkok. De kantonrechter stelt vast dat er een verschil bestaat tussen de vertrekvertraging en de aankomstvertraging van 1 minuut. Het is niet komen vast te staan dat deze vertraging eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken.
4.8.
De passagiers stellen dat de vervoerder meer dan genoeg tijd had om de tweede inspectie zo in te plannen dat daardoor geen hinder werd ondervonden door de passagiers. De kantonrechter overweegt als volgt. Weliswaar heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat het toestel in kwestie een leasetoestel betreft en dat de verplichte inspectie is uitgevoerd door externe engineers, maar niet is gebleken dat deze externe engineers de datum en het tijdstip van de inspectie hebben bepaald. De vervoerder heeft zijn stelling dat hij geen invloed heeft gehad op het moment waarop de inspectie aan de bovenkant van de romp plaatsvond niet onderbouwd. De vervoerder heeft ook niet onderbouwd dat het inhuren van een huurtoestel een onaanvaardbaar offer met zich zou brengen. Daar komt bij dat Wenen de thuisbasis van de vervoerder is. De kantonrechter volgt de passagiers in hun stelling dat van de vervoerder verwacht mag worden dat hij op de thuisbasis een geplande inspectie op kan vangen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
4.9.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.481,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.100,00 vanaf 30 juli 2019 en over € 381,15 vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter