ECLI:NL:RBNHO:2022:11704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9569852
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij instapweigering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Ankara, Turkije. De vordering betreft compensatie voor een passagier die niet is meegevlogen met vlucht TK1956 van Amsterdam naar Istanbul op 19 december 2019. AirHelp heeft de vordering ingesteld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder, Turk Havayollari A.O., de vordering betwist op basis van een 'no-show' van de passagier. De kantonrechter oordeelt dat AirHelp onvoldoende feiten heeft aangevoerd om het beroep op instapweigering te onderbouwen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de enkele verklaring van de passagier niet voldoende is om de vordering te onderbouwen, en dat AirHelp niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. Hierdoor is het bewijsaanbod van AirHelp gepasseerd.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp afgewezen en heeft bepaald dat de proceskosten voor rekening van AirHelp komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 7 december 2022, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9569852 \ CV EXPL 21-8072
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 1 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) en Bahrein International Airport (Bahrein) naar Chennai Airport (India) op 19 december 2019.
2.2.
De passagier is niet meegevlogen met vlucht TK1956 van Amsterdam naar Istanbul.
2.3.
De passagier heeft haar (vermeende) vorderingsrecht op 9 oktober 2021 aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de instapweigering gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van de vervoerder is dat Airhelp niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht inhoudt dat de eisende partij de bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor dient weer te geven, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij Airhelp bekend was. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder faalt, zodat de vordering hierna inhoudelijk zal worden beoordeeld.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat sprake was van een ‘no-show’, omdat de passagier zelf niet is komen opdagen voor de vlucht. De kantonrechter overweegt dat het aan Airhelp is om te stellen en te onderbouwen dat de passagier zich tijdig heeft gemeld bij de incheckbalie en ook daadwerkelijk heeft geprobeerd om te boarden.
4.4.
De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat de passagier zich tijdig heeft gemeld voor de vlucht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder een intern document overgelegd waaruit blijkt dat de passagier een ‘no show’ was. Bovendien heeft de vervoerder gemotiveerd betwist dat sprake was van overboeking van de vlucht.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vervoerder volstaat de enkele verklaring van de passagier niet om het beroep op instapweigering te onderbouwen. Het had het de weg van Airhelp gelegen om meer feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit de juistheid van zijn stelling kan volgen. Nu Airhelp heeft nagelaten om zijn stelling met aanvullende stukken te onderbouwen, is niet komen vast te staan dat de passagier zich tijdig voor de vlucht heeft gemeld. Omdat Airhelp in dit kader niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, zal het bewijsaanbod worden gepasseerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van de hoofdsom wordt afgewezen. De kantonrechter komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van rauwelijks dagvaarden.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter