ECLI:NL:RBNHO:2022:11754

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
9959724
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor schade door lekkages in gehuurde bedrijfsruimte

In deze zaak heeft Depa Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden, die een huurovereenkomst hadden voor een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst is beëindigd op 17 mei 2022, waarna Depa gedaagden aansprakelijk heeft gesteld voor schade aan de bedrijfsruimte, veroorzaakt door lekkages. Gedaagden hebben de vordering betwist en zelf schadevergoeding geëist voor de geleden schade door lekkages, die zij op € 3.352,30 hebben begroot. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet hebben aangetoond dat de schade aan de producten door de lekkages aan Depa kan worden toegerekend. Depa heeft de lekkages als gevolg van een onvoorzien incident, namelijk het wegwaaien van een lichtstraat door een storm, aangemerkt. De rechter oordeelt dat Depa niet aansprakelijk is voor de schade, omdat gedaagden niet hebben aangetoond dat de lekkages het gevolg waren van gebreken die aan Depa te verwijten zijn. De vordering van Depa tot betaling van € 3.545,00 voor de schade aan de bedrijfsruimte en de kosten voor water en elektra wordt toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9959724 \ CV EXPL 22-3785
Uitspraakdatum: 28 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Depa Vastgoed B.V.
gevestigd te Lijnden
eiseres
verder te noemen: Depa
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink
tegen
de vennootschap onder firma
1. [vof]
gevestigd te [plaats]
gedaagde sub 1
gemachtigde: [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2]

2 [gedaagde sub 2] te Haarlemmermeergedaagde sub 2procederend in persoon?

3 [gedaagde sub 3] te Badhoevedorpgedaagde sub 3procederend in persoon

hierna gezamenlijk te noemen: gedaagden

1.Het procesverloop

1.1.
Depa heeft bij dagvaarding van 20 juni 2022 een vordering tegen gedaagden ingesteld. Gedaagden hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 17 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Depa heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Depa nog stukken toegezonden.
1.3.
Op de mondelinge behandeling is bepaald dat gedaagden in de gelegenheid zouden worden gesteld om uiterlijk op 30 november 2022 nadere bewijsstukken in het geding te brengen. Dat hebben gedaagden niet gedaan. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Depa heeft op 3 april 2020 een huurovereenkomst gesloten met gedaagden voor de bedrijfsruimte gelegen aan [adres] (hierna: de bedrijfsruimte). [vof] , waarvan gedaagden sub 2 en 3 vennoot zijn, gebruikte de bedrijfsruimte voor de verkoop van houten en glazen kaptafels.
2.2.
De huurovereenkomst is per 17 mei 2022 beëindigd. Partijen hebben gezamenlijk een proces-verbaal van oplevering opgemaakt waarin onder meer staat dat de sandwichpanelen achter de palletstelling zijn beschadigd.
2.3.
Gedaagden zijn per brief en e-mail d.d. 23 mei 2022 aansprakelijk gesteld voor de schade aan de bedrijfsruimte, die door Depa werd begroot op € 2.250,-. Gedaagden hebben hierop niet gereageerd.
2.4.
Gedaagden hebben de kosten voor water en elektra over de periode van 4 januari 2022 tot en met 17 mei 2022 ad € 448,- onbetaald gelaten.
2.5.
In de bedrijfsruimte is sprake geweest van diverse lekkages. Partijen hebben daar over gecommuniceerd per e-mail. In een e-mail van 30 december 2020 hebben gedaagden aan Depa laten weten dat de schade aan producten en verpakkingen als gevolg van lekkage niet ernstig was en dat zij die zelf zouden oplossen. In een e-mail van 19 mei 2022 hebben gedaagden aangegeven dat zij door lekkage grote schade aan hun producten hebben geleden en dat zij een offerte voor herstel zouden sturen. Dat laatste hebben zij niet gedaan.

3.De vordering

3.1.
Depa vordert dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
€ 3.545,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022 en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
Depa legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen partijen een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte gold die per 17 mei 2022 is beëindigd. Tijdens de oplevering is gebleken dat gedaagden schade hebben veroorzaakt aan de sandwichpanelen achter de palletstelling in het pand. De kosten van de schade bedraagt € 2.250,00 ex btw (€ 2.722,50 inclusief btw). Verder dienen gedaagden een bedrag ad € 448,00 voor drinkwater en energie over de periode 4 januari 2022 tot en met 17 mei 2022 te voldoen. Tot slot zijn gedaagden inmiddels de buitengerechtelijke incassokosten ad € 375,00 verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
Gedaagden betwisten de vordering en voeren aan – samengevat – dat zij gedurende de huurperiode te maken hebben gehad met meerdere lekkages van het dak. Hierdoor hebben zij schade geleden aan hun producten, maar Depa wilde hierover niet in gesprek. Zij willen hun schade, die zij begroten op € 3.352,30 verrekenen met de vordering van Depa. Verder heeft Depa de door hen betaalde borg nog in haar bezit.

5.De beoordeling

5.1.
Gedaagden hebben op zich zelf niet betwist dat zij de kosten voor de beschadigde sandwichpanelen ad € 2.250,00 en die voor de levering van water en elektra ad € 448,00 aan Depa verschuldigd zijn. Zij houden Depa echter aansprakelijk voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van lekkages aan het gehuurde en beroepen zich op verrekening. Depa heeft die schade en de hoogte daarvan betwist.
5.2.
Uitgangspunt is dat een verhuurder alleen aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van gebreken als de verhuurder daarvan enig verwijt te maken valt. In artikel 7:208 BW is hierover bepaald dat dit het geval is:
- als het gebrek bij het aangaan van de huurovereenkomst al bestond en de verhuurder hiervan op de hoogte was of redelijkerwijs moest zijn, of,
- als het gebrek pas na het aangaan van de huurovereenkomst is ontstaan, het ontstaan hiervan aan de verhuurder is toe te rekenen.
Dat één van deze twee situaties aan de orde was, is door gedaagden niet aangevoerd en ook overigens niet uit de stukken gebleken.
5.3.
Vast staat dat Depa in 2020 het dak van het gehuurde uitvoerig heeft laten herstellen. Ten aanzien van de schade die daarvoor is ontstaan, hebben gedaagden laten weten dat die niet ernstig was en dat ze die voor eigen rekening namen. De schade die gedaagden claimen lijkt daarom alleen betrekking te hebben op een lekkage die na de dakreparaties is ontstaan. Die lekkage was, zoals Depa onbetwist heeft aangevoerd, het gevolg van het wegwaaien van een lichtstraat als gevolg van een storm. Zij heeft die lichtstraat op de kortst mogelijke termijn laten herstellen. Niet valt in te zien waarom die lekkage aan Depa is toe te rekenen. Zij mocht er gelet op de eerdere uitvoerige werkzaamheden aan het dak, vanuit gaan dat lekkages zich niet meer zouden voordoen en het loswaaien van een lichtstraat door een storm, moet worden gezien als een onvoorzien incident.
5.4.
Hoewel Depa op grond van het voorgaande dus niet aansprakelijk is voor de door gedaagden gestelde schade, heeft Depa aangegeven die schade via haar verzekeraar te willen vergoeden als gedaagden deze deugdelijk zouden onderbouwen. Gedaagden hebben echter alleen een door hen zelf opgesteld lijstje van schade in het geding gebracht. Hoewel zij in deze procedure uitdrukkelijk in de gelegenheid zijn gesteld om die schade nader te specificeren en te onderbouwen met bijvoorbeeld achterliggende facturen, hebben zij dat niet gedaan. Daarmee kan, mede in het licht van de betwisting van de schade door Depa, de schade niet worden vastgesteld. Dat betekent dat Depa niet aansprakelijk is voor de door gedaagden te stellen schade.
5.5.
Het beroep van gedaagden op verrekening gaat dus niet op. Zij zullen de kosten voor herstel van de sandwichpanelen en voor de levering van water en elektra moeten betalen. De kantonrechter gaat verder voorbij aan het verweer van gedaagden dat Depa nog beschikt over de door hen betaalde borgsom omdat is gebleken dat bij het berekenen van de vordering die borg al in mindering is gebracht.
5.6.
De door Depa gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 375,00 komen voor toewijzing in aanmerking, nu Depa voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
5.7.
De kosten van de procedure komen voor rekening van gedaagden omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tegen kwijting te betalen aan Depa een bedrag van € 3.545,00, te vermeerderen met de wettelijke vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt gedaagden tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Depa tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,00
griffierecht € 487,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter