In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij United Airlines wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Calgary op 28 mei 2019. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij heeft de annulering betwist en aangevoerd dat de passagiers geen recht op compensatie hebben, omdat de alternatieve vlucht niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd is vertrokken en niet later dan twee uur na de geplande aankomsttijd is aangekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van de vervoerder gevolgd. De rechter oordeelde dat de passagiers geen recht op compensatie hadden, omdat de alternatieve vlucht voldeed aan de voorwaarden van de Verordening. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.