In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 7 december 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot haar meerderjarigheid, die op 1 november 2023 zal plaatsvinden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de emotionele en fysieke veiligheid van [de minderjarige], die risicovol gedrag vertoont en depressieve gevoelens heeft. De ouders oefenen momenteel geen gezag uit, en er dreigt verstoting vanuit de familie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2022 zijn de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en haar uithuisplaatsing te verlenen, zodat zij op een veilige plek kan verblijven en de nodige hulp kan ontvangen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 1 november 2023, en de ouders hebben geen recht op inzage in bepaalde aanvullende informatie om de privacy van [de minderjarige] te waarborgen.
De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de situatie van [de minderjarige] zorgelijk is en dat er gewerkt moet worden aan haar emotionele en fysieke veiligheid, identiteitsontwikkeling en het voorkomen van verstoting. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.