ECLI:NL:RBNHO:2022:11805

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
9573464 \ CV FORM 21-8198
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding op basis van Verordening (EG) nr. 889/2002 en Verdrag van Montreal, kantonrechter verklaart zich onbevoegd

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een verzoek ingediend tot schadevergoeding op basis van de Verordening (EG) nr. 889/2002 en het Verdrag van Montreal. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met TAP Air Portugal voor een vlucht van Amsterdam naar Miami via Lissabon op 7 december 2019. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Lissabon hebben de passagiers hun aansluitende vlucht naar Miami gemist. Bij aankomst in Miami waren vijf koffers van de passagiers vermist, wat leidde tot extra kosten voor de passagiers. De vervoerder heeft geweigerd deze kosten te vergoeden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zaak internationaal van aard is, aangezien de vervoerder in Portugal is gevestigd. De rechter heeft ambtshalve onderzocht of de rechtbank Noord-Holland internationaal bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De kantonrechter concludeert dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat de plaats van bestemming (Miami) niet in Nederland ligt en er geen vestiging van de vervoerder in Nederland is die zorg heeft gedragen voor de overeenkomst.

De kantonrechter heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en heeft de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De kosten zijn vastgesteld op € 187,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en € 93,50 aan nakosten, vermeerderd met wettelijke rente. Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad, met de mededeling dat tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9573464 \ CV FORM 21-8198
Uitspraakdatum: 28 december 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
3.
[eiser 3]
4.
[eiser 4]
allen wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 2 december 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 2 maart 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lisboa Airport (Lissabon, Portugal) naar Miami International Airport (Miami, Verenigde Staten) op 7 december 2019. De passagiers zouden oorspronkelijk op 7 december 2019 om 21:05 uur (lokale tijd) aankomen.
2.2.
Voor de vlucht van Amsterdam naar Lissabon met vluchtnummer TP673 (hierna: de vlucht) hebben de passagiers 5 stuks ruimbagage ingecheckt. De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben daardoor hun aansluitende vlucht naar Miami gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee de passagiers op 7 december 2019 om 21:20 uur lokale tijd op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
Bij aankomst op Miami International Airport waren 5 koffers van de passagiers vermist. De passagiers hebben vervolgens een ‘Property Irregularity Report’ ingevuld.
2.4.
De passagiers hebben hun bagage uiteindelijk op 8 december 2019 omstreeks 18:15 uur (lokale tijd) in ontvangst genomen.
2.5.
De passagiers hebben de vervoerder verzocht om de additionele kosten, die zij vanwege het vertraagd afleveren van de bagage hebben moeten maken, te vergoeden.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.098,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020 tot aan de dag van betaling van de hoofdsom;
- primair € 240,00 en subsidiair € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag van betaling van de kosten;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag van betaling van de kosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 889/2002 van 13 mei 2002, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: de Verordening) en op het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege het vertraagd afleveren van de bagage gehouden is de hierdoor door de passagiers extra gemaakte kosten voor de aanschaf van nieuwe kleding (€ 949,08) en de taxikosten om deze kleding aan te schaffen (€ 149,09) te vergoeden. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat hier sprake is van een internationale zaak, omdat de vervoerder buiten Nederland zijn woonplaats heeft. De kantonrechter is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of de rechtbank Noord-Holland internationaal bevoegd is.
4.2.
De passagiers hebben de Verordening en het Verdrag van Montreal aan hun vordering ten grondslag gelegd. Uit artikel 1, aanhef en sub 2, van de Verordening volgt dat de Verordening "
uitvoering aan de bepalingen van het Verdrag van Montreal over het luchtvervoer van passagiers en hun bagage" geeft en uit artikel 1, aanhef en sub 4 en onder 1, van de Verordening volgt dat "
de aansprakelijkheid van een luchtvervoerder van de Gemeenschap met betrekking tot de passagiers en hun bagage (…) onderworpen(is)
aan alle bepalingen van het Verdrag van Montreal die op die aansprakelijkheid betrekking hebben."
4.3.
De Verordening bevat zelf geen bevoegdheidsregels, zodat de bevoegdheid van de kantonrechter in dit geval moet worden beoordeeld op basis van het Verdrag van Montreal. Artikel 33 lid 1 van het Verdrag van Montreal luidt:

De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming”.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder volgens het vorderingsformulier gevestigd is te Lissabon (Portugal). Vast staat dat Miami de plaats van bestemming was en dat de plaats van bestemming dus evenmin in Nederland is gelegen. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder mede een vestiging heeft in Nederland en dat die vestiging zorg heeft gedragen voor de overeenkomst, noch dat de bevoegdheid uit een ander verdrag of een andere verordening voortvloeit. Bij deze stand van zaken is de Nederlandse rechter niet bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen, zodat de kantonrechter zich in zoverre onbevoegd zal verklaren.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de proceskosten bij deze uitkomst voor rekening van de passagiers komen en dienen ook de nakosten voor rekening van de passagiers te komen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De door de vervoerder verzochte rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen;
3.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 187,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.3.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open