ECLI:NL:RBNHO:2022:1184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
8782484 \ CV EXPL 20-8166
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering passagiers tegen vervoerder wegens vluchtvertraging en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Turkish Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 20 juli 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V. en Webcasso B.V., vorderden een bedrag van € 4.800,00 plus bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers sub 8 en 9 niet ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering vanwege minderjarigheid. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging, omdat deze het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid wordt beschouwd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van de passagiers af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, die ongelijk kregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8782484 \ CV EXPL 20-8166
Uitspraakdatum: 9 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

3. [passagier sub 3] ,

4. [passagier sub 4] ,

5. [passagier sub 5] ,

allen wonende te [woonplaats] ,

6. [passagier sub 6] ,

7. [passagier sub 7] ,

8. [passagier sub 8] ,

9. [passagier sub 9] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Webcasso B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, Turkish Airlines
gevestigd te Ankara, Turkije, mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 20 juli 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagiers sub 1 en 2 en passagiers sub 6 t/m 9 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Ataturk Airport (Turkije) naar Bangkok (Thailand) op 20 juli 2018.
2.2.
Passagiers sub 3 t/m 5 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Ataturk Airport (Turkije) naar Delhi Indira Gandhi International Airport (India) op 20 juli 2018.
2.3.
Het eerste deel van de vlucht (TK1958) van Amsterdam Schiphol Airport naar Istanbul (Turkije) is vertraagd uitgevoerd. Door de vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vluchten gemist. Als gevolg daarvan zijn de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 726,00 dan wel € 732,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 4.800,00

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. De vlucht kreeg te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. De vervoerder moest gevolg geven aan deze instructies en was genoodzaakt de voornoemde vlucht met vertraging uit te voeren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van passagiers sub 8 en 9 stelt de kantonrechter vast dat deze passagiers niet bekwaam zijn zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig zijn. Voor zover passagier sub 6 dan wel passagier sub 7 in deze procedure namens hun minderjarige kinderen zouden optreden als wettelijk vertegenwoordiger, dienen zijn te beschikken over een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:235k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een dergelijke machtiging is evenmin overgelegd. Passagiers sub 8 en 9 worden dan ook niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering. Een eventuele proceskostenveroordeling mag niet ten laste komen van de minderjarige passagiers.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat van dergelijke omstandigheden wordt geacht sprake te zijn wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Hij voert daartoe aan dat de vertraging het gevolg is van door Eurocontrol (de Europese luchtverkeersleiding) opgelegde slotrestricties. Uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport blijkt dat vlucht TK1958 meermaals een gewijzigde CTOT (“Calculated Take-Off Time”) opgelegd heeft gekregen. De passagiers stellen dat de “Air Traffic Management Restrictions” in het onderhavige geval dienen te worden beschouwd als aanwijzingen van de luchtverkeersleiding, welke gebruikelijk zijn in de luchtvaartsector en niet zelden tot vertragingen leiden. Deze omstandigheden zijn volgens de passagiers inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter volgt deze stelling niet. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht een door de luchtverkeersleiding opgevolgde CTOT op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT moet worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van de vervoerder.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van de buitengewone omstandigheid voor de passagiers zo beperkt mogelijk te houden. De passagiers zijn kosteloos omgeboekt naar de eerst mogelijke alternatieve vlucht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter