Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
2.[gedaagde 2] ,
7.[gedaagde 7] ,
10.[gedaagde 10] ,
11. [gedaagde 11] ,
12. [gedaagde 12] ,
13. [gedaagde 13] ,
14. [gedaagde 14] ,
15. [gedaagde 15] ,
17.[gedaagde 16] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 december 2021 met producties A tot en met I van de zijde van NS;
- het herstelexploot van 10 januari 2022 van de zijde van NS vanwege de gewijzigde datum voor behandeling van het kort geding;
- de dagvaarding van 10 januari 2022 met producties 1 tot en met 19 van de zijde van NS;
- de door NS op 20 januari 2022 bij akte van depot ingebrachte stukken;
- de door [gedaagde 2] op 31 januari 2022 ingebrachte producties 1 tot en met 5;
- de door [gedaagde 9] op 31 januari 2022 ingebrachte producties 6 tot en met 8;
- de door [gedaagde 5] op 31 januari 2022 ingebrachte producties 1 tot en met 5;
- de door [gedaagde 4] op 1 februari 2022 ingebrachte productie 1;
- de dagvaarding van 10 januari 2022 met producties 1 tot en met 19 van de zijde van NS;
- de door NS op 20 januari 2022 bij akte van depot ingebrachte stukken;
- de mondelinge behandeling van 2 februari 2022, waarbij alle vijf de zaken gezamenlijk zijn behandeld, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door mr. Heikens, mr. De Jong en mr. Verbrugge pleitaantekeningen zijn overgelegd.
- Op de mondelinge behandeling zijn verschenen:
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan bestond of nadien legaal is of kan worden gebouwd en dat van het plan afwijkt, mag, mits de bestaande afwijking niet kan worden vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is teniet gegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is teniet gegaan.
(…) Wij besluiten om aan u een last onder dwangsom op te leggen:
U dient dit te doen vóór 26 februari 2022.
Indien u de overtreding niet, niet volledig of niet tijdig beëindigd dan verbeurt u een dwangsom van € 25.000,- (zegge vijfentwintigduizend euro) ineens voor strook B.
Volkstuincontractengebruik van (gedeelten van) het Perceel. In artikel 14 van die contracten staat:
Met inachtneming van een opzegtermijn van een maand kan deze overeenkomst schriftelijk worden opgezegd:
tegen de eerste dag van elk kalenderjaar, zowel door huurder als door NS, zonder dat ter zake enig recht op schadevergoeding ontstaat,
door NS tegen elke andere dag, in welk geval NS verplicht is aan huurder de schade te vergoeden welke deze lijdt ten gevolge van de eerdere beëindiging dan met toepassing van het gestelde sub. a het geval zou zijn.’
Bruikleenovereenkomsten dienstgrondgebruik van (gedeelten van) het Perceel. In artikel 14 van die overeenkomsten staat:
Met inachtneming van een opzegtermijn van een maand kan deze overeenkomst door NS schriftelijk worden opgezegd:
tegen de eerste dag van elk kalenderjaar, zonder dat ter zake enig recht op schadevergoeding ontstaat,
tegen elke andere dag indien de in gebruik gegeven dienstgrond op korte termijn moet worden ingenomen voor de uitvoering van werken van onderhoud, wijziging of uitbreiding van de spoorweg en door werken van derden. Slechts in bijzondere gevallen zal vergoeding worden gegeven van schade voor op de grond verwerkte meststoffen en voor de te velde staande gewassen.’
3.Het geschil
4.De beoordeling
Voeging van de zaken
Terwijl zij in maart 2021 nog in gesprek was met de gemeente [plaats 3] over verkoop van de percelen langs het spoor (…) werd zij drie maanden later in juni 2021 geconfronteerd met het voornemen van de gemeente om haar een last onder dwangsom op te leggen in verband met strijdig gebruik (…). Door omwonenden was een verzoek om handhaving ingediend omdat zij overlast ondervinden (…).’ Duidelijk is dat het niet NS, maar de gemeente [plaats 3] is, die de gebruikers van het Perceel weg wil hebben. Het betreft in feite dus een strijd tussen de gemeente [plaats 3] en NS, die over de hoofden van de gebruikers van het Perceel wordt uitgevochten. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om de gebruikers van het Perceel de dupe te laten zijn van deze strijd die nog gestreden moet worden tussen de gemeente [plaats 3] en NS. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
[betrokkene 5]’, oftewel genoemde [betrokkene 5] , die op dat moment volgens [gedaagde 1] al jaren meerdere tuintjes op het Perceel in gebruik had.
Hij zat daar al zo lang, dat niemand beter wist of dit tuintje was van hem’, aldus [gedaagde 6] .