ECLI:NL:RBNHO:2022:11858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
C/15/333959 / KG ZA 22-577
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige executie en terugbetaling in kort geding tussen De Pastafabriek B.V. en Boeder B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert De Pastafabriek B.V. terugbetaling van een bedrag van € 19.808,35 van Boeder B.V. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de executie van een eerder vonnis onrechtmatig was, omdat de verzoekende vennootschap, Gro-Tech Bedrijfskeukentechniek B.V., niet blijkt te bestaan. De voorzieningenrechter heeft op 22 december 2022 geoordeeld dat de executie is geëindigd door de betaling van De Pastafabriek op de kwaliteitsrekening van de gerechtsdeurwaarder. De rechter concludeert dat de gelden, die door De Pastafabriek zijn betaald, niet tot het vermogen van Boeder behoren, maar aan de rechthebbenden op de kwaliteitsrekening toekomen. De vorderingen van De Pastafabriek tot terugbetaling en het staken van de doorbetaling zijn afgewezen. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht, en heeft De Pastafabriek veroordeeld in de proceskosten van Boeder, die zijn begroot op € 3.853,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333959 / KG ZA 22-577
Vonnis in kort geding van 22 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE PASTAFABRIEK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Mendel te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOEDER B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. R.J. Oost.
Partijen zullen hierna De Pastafabriek en Boeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 6
  • de akte gedaagde met producties G1 t/m G8 van de zijde van Boeder
  • de aanvullende productie 7 van de zijde van De Pastafabriek
  • de mondelinge behandeling van 8 december 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnotities mr. Mendel namens De Pastafabriek
  • de pleitnotities van mr. Oost namens Boeder.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • namens De Pastafabriek: [A.] (bestuurder), bijgestaan door mr. Mendel voornoemd
  • namens Boeder: mr. Oost (bestuurder).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen discussiëren over de vraag of executie van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2022 onrechtmatig is, omdat de in het exploot vermelde vennootschap op wiens verzoek deze executie werd verricht niet blijkt te bestaan. De Pastafabriek heeft wél na bevel van Boeder een bedrag van € 19.808,35 aan haar betaald, waarvan De Pastafabriek nu terugbetaling wenst. Boeder weigert het bedrag terug te betalen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de executie van het hiervoor genoemde vonnis door de betaling van De Pastafabriek op de kwaliteitsrekening is geëindigd. Feitelijk zijn de gelden toen overgegaan naar het vermogen van de executant. De vorderingen jegens Boeder tot terugbetaling, dan wel het staken van de doorbetaling, worden daarom afgewezen.

3.Feiten

3.1.
Bij vonnis van 5 augustus 2022 van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam is De Pastafabriek veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 17.434,59 aan hoofdsom aan Gro-Tech Bedrijfskeukentechniek B.V.
3.2.
Bij exploot van 22 september 2022 heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder C.T.M. Waterkott, verbonden aan Boeder, het vonnis op verzoek van Gro-Tech Bedrijfskeukentechniek B.V. betekend aan De Pastafabriek met bevel tot betaling van een totaalbedrag van € 19.808,35.
3.3.
Vervolgens heeft De Pastafabriek het bedrag van € 19.808,35 betaald op de bankrekening van Boeder.
3.4.
Kort daarna werd De Pastafabriek bekend met de omstandigheid dat Gro-Tech Bedrijfskeukentechniek B.V. niet bestaat. Deze naam komt niet voor in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en wordt evenmin als handelsnaam gebruikt. Op 23 september en 3 oktober 2022 heeft De Pastafabriek op die gronden aan Boeder verzocht het door haar betaalde bedrag van € 19.808,35 terug te betalen.
3.5.
Op 4 oktober 2022 heeft Boeder aan De Pastafabriek laten weten dat zij niet tot terugbetaling over zal gaan.

4.Het geschil

4.1.
De Pastafabriek vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. Boeder te veroordelen tot terugbetaling aan eiseres van een bedrag van € 19.808,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2022 althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
subsidiair:
II. Boeder te veroordelen tot het staken en gestaakt houden van doorbetaling aan een derde van het van eiseres ontvangen bedrag van €19.808,35 totdat in de aanhangige bodemzaak onherroepelijk is vastgesteld dat deze doorbetaling toelaatbaar is, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,-;
primair en subsidiair:
III. Boeder te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.
4.2.
De Pastafabriek legt aan haar vorderingen ten grondslag dat sprake is van onrechtmatige executie omdat een rechtsgeldige titel ontbreekt. Zij heeft op grond van een nietig, althans onjuist exploot onverschuldigd betaald op de bankrekening van Boeder. De in het exploot genoemde verzoekende partij bestaat immers niet. Die handelswijze van Boeder is onrechtmatig tegenover De Pastafabriek.
4.3.
Boeder voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Terugbetaling van € 19.808,35?

5.1.
De Pastafabriek heeft na bevel tot betaling van Boeder een bedrag van € 19.808,35 overgemaakt naar het bankrekeningnummer zoals vermeld in het exploot en vordert terugbetaling. Boeder betoogt dat de betaling door De Pastafabriek niet in het vermogen van Boeder is gevallen, maar is gestort op de gezamenlijke kwaliteitsrekening van de beide gerechtsdeurwaarders. Het is daarom niet aan Boeder om over deze gelden te beschikken.
Dit verweer slaagt en wordt hierna toegelicht.
5.2.
Op grond van artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: GDW) is de (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder verplicht een kwaliteitsrekening aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd is voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt. De gelden op deze rekening komen volgens dat artikel en de daarop gegeven toelichting in de kamerstukken niet toe aan de gerechtsdeurwaarder, maar aan de rechthebbenden op deze gelden. De deurwaarder mag deze rekening slechts beheren. Volgens de toelichting van artikel 19 lid 1 GDW wordt met de derdengeldrekening ‘
nu juist bewerkstelligd dat de voor derden bestemde gelden niet in het vermogen van de gerechtsdeurwaarder vallen, maar in een wettelijk afgescheiden vermogen: de opdrachtgever heeft een vordering op de bank (niet op de gerechtsdeurwaarder).’ (zie Kamerstukken II 1999/2000, 22 775, nr. 17).
5.3.
Aldus bezien is de executie geëindigd door de betaling van De Pastafabriek op de kwaliteitsrekening van de betrokken gerechtsdeurwaarder. Feitelijk zijn de gelden van het vermogen van De Pastafabriek overgegaan naar het vermogen van de executant. De gelden op de kwaliteitsrekening waarvan terugbetaling wordt gevorderd behoren niet tot het vermogen van Boeder. Deze heeft de gelden slechts in beheer, is gehouden aan de ter zake door de executant gegeven instructies. Reeds daarom zal de primaire vordering tot terugbetaling van € 19.808,35 worden afgewezen.
Staken doorbetaling?
5.4.
Met de subsidiaire vordering tot staking van de doorbetaling wordt volgens Boeder gepoogd te verhinderen dat de gerechtsdeurwaarders de executieopbrengst doorbetalen aan de rechthebbende, totdat in het aanhangige hoger beroep is beslist. De Pastafabriek spreekt wederom de verkeerde partij aan en bovendien is de executie al voltooid. Doorbetaling van de executieopbrengst is slechts een administratieve handeling, aldus nog steeds Boeder. Deze verweren slagen en hiervoor is het volgende van belang.
5.5.
De executie van het vonnis van 5 augustus 2022 is – zoals door Boeder terecht opgemerkt – voltooid toen De Pastafabriek aan de veroordeling had voldaan door middel van betaling aan de daartoe door Boeder aangewezen gerechtsdeurwaarders. doet niet af dat de executant slechts via de deurwaarder kan beschikken over de gelden die De Pastafabriek op grond van het vonnis heeft betaald. Op grond van artikel 19 lid 4 GDW heeft een rechthebbende, voor zover uit de aard van zijn recht niet anders voortvloeit, te allen tijde recht op uitkering van zijn aandeel in het saldo van de kwaliteitsrekening. De discussie tussen de procespartijen bij de procedure die heeft geresulteerd in het vonnis van 5 augustus 2022, over het bestaan van de partij Gro-Tech Bedrijfskeukentechniek B.V. ontslaat de gerechtsdeurwaarder niet van zijn verplichting tot doorbetaling van het op de kwaliteitsrekening ontvangen bedrag aan de executant.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot het staken en gestaakt houden van doorbetaling daarom ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.7.
De Pastafabriek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Boeder heeft verzocht om De Pastafabriek te veroordelen tot betaling van de door haar werkelijk gemaakte kosten. Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
5.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in deze zaak geen sprake van misbruik van procesrecht. Hoewel Boeder meermaals aan De Pastafabriek heeft laten weten dat zich niet tot de juiste partij richtte, is pas tijdens deze procedure het verweer gevoerd dat de gelden niet tot het vermogen van Boeder behoren. De Pastafabriek had dan ook niet op voorhand moeten begrijpen dat de stellingen geen kans van slagen hadden. De proceskosten worden toegewezen tot het geldende liquidatietarief.
De kosten aan de zijde van Boeder worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris
1.016,00
Totaal € 3.853,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt De Pastafabriek in de proceskosten, aan de zijde van Boeder tot op heden begroot op € 3.853,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 december 2022. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589