ECLI:NL:RBNHO:2022:1186

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
8904173 \ CV EXPL 20-10133
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en bewijskracht van interne documenten

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Turk Havayollari A.O., wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kathmandu via Istanbul op 28 en 29 maart 2019. De passagiers claimen dat zij met 3 uur en 9 minuten vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen en vorderen een schadevergoeding van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging minder dan drie uur heeft bedragen, namelijk 2 uur en 9 minuten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kern van het geschil betreft de duur van de vertraging. De passagiers hebben bewijsstukken overgelegd van vluchtinformatie, terwijl de vervoerder interne documenten heeft ingediend ter ondersteuning van zijn verweer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de vlucht daadwerkelijk met meer dan drie uur vertraging is aangekomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen, omdat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de passagiers met minder dan drie uur vertraging zijn aangekomen. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook verantwoordelijk voor de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8904173 \ CV EXPL 20-10133
Uitspraakdatum: 2 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara, Turkije, mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 november 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Tribhuvan Airport Kathmandu (Nepal) op 28 en 29 maart 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het tweede deel van de vlucht (van Istanbul naar Kathamandu, vluchtnummer TK726) is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat geen recht op compensatie bestaat omdat de passagiers met minder dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kern van het geschil is gelegen in de duur van de vertraging van de passagiers. De passagiers stellen met 3 uur en 9 minuten vertraging op hun eindbestemming te zijn aangekomen. Ter onderbouwing hiervan hebben de passagiers een uitdraai van de website www.aog.com alsmede een uitdraai van de website www.flightstats.com overgelegd. De vervoerder voert aan dat de door de passagiers overgelegde informatie onjuistheden bevat. Er zou volgens de vervoerder slechts sprake zijn geweest van 2 uur en 9 minuten vertraging. Ter ondersteuning van zijn verweer wijst de vervoerder op het vluchtrapport, vluchtgegevens uit het interne systeem van de vervoerder en een uitdraai uit het ACARS (
aircraft communication adressing and reporting systeem) systeem.
5.3.
De passagiers stellen dat aan de door hen overgelegde informatie meer bewijskracht zou moeten worden toegekend, nu de door de vervoerder overlegde informatie grotendeels afkomstig is uit intern door de vervoerder opgemaakte stukken. Ten aanzien van de uitdraai uit het ACARS systeem (productie 4 CvD) stellen de passagiers dat deze productie niet tot bewijs kan dienen, nu de aangegeven aankomstdatum niet klopt. Volgens de passagiers wordt in productie 4 CvD aangegeven dat de vlucht is geland op 20 maart 2019, terwijl de vlucht in werkelijkheid is geland op 29 maart 2019. De kantonrechter overweegt dat deze stelling kennelijk onjuist is, nu uit productie 4 CvD blijkt dat de vlucht op 30 maart 2019 geland is. Voor zover de passagiers dat bedoeld hebben, overweegt de kantonrechter het volgende. De discussie gaat om de vraag of de vlucht van 29 maart 2019 om 13.09 uur lokale tijd of om 14.09 uur lokale tijd is aangekomen. De door vervoerder overgelegde uitdraai uit het ACARS systeem lijkt betrekking te hebben op een andere vlucht. Namelijk de vlucht van 30 maart 2019.
5.4.
Ten aanzien van het vluchtrapport overweegt de kantonrechter dat het enkele feit dat het vluchtrapport een intern document betreft niet betekent dat het vluchtrapport een lage(re) mate van bewijskracht toekomt. De informatie uit het vluchtrapport komt overeen met de informatie uit het ACARS systeem. In het vluchtrapport zelf staat geen aankomstdatum vermeld. Hierdoor is naar het oordeel de kantonrechter onvoldoende vast komen te staan of het vluchtrapport betrekking heeft op de vlucht van 29 maart 2019, of de vlucht van 30 maart 2019. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de passagiers met een vertraging van meer dan 3 uur op de eindbestemming zijn aangekomen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening ligt voor toewijzing gereed.
5.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter