In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk twee minderjarige kinderen hebben. De eiser, die de huurwoning sinds 2006 huurt, vorderde dat de gedaagde, die sinds 2016 bij hem in de woning woont, de woning per 31 december 2022 zou verlaten. De gedaagde verweerde zich en voerde aan dat het in het belang van de kinderen was dat zij in hun vertrouwde omgeving konden blijven. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geoordeeld dat de gedaagde de woning per 1 maart 2023 moet verlaten, zodat zij tijd heeft om vervangende woonruimte te regelen. Overige vorderingen zijn in onderling overleg tussen partijen opgelost, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.