ECLI:NL:RBNHO:2022:11873

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
C/15/334387 / KG ZA 22-593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontruiming huurwoning in kort geding met tijdsverlenging voor gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk twee minderjarige kinderen hebben. De eiser, die de huurwoning sinds 2006 huurt, vorderde dat de gedaagde, die sinds 2016 bij hem in de woning woont, de woning per 31 december 2022 zou verlaten. De gedaagde verweerde zich en voerde aan dat het in het belang van de kinderen was dat zij in hun vertrouwde omgeving konden blijven. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geoordeeld dat de gedaagde de woning per 1 maart 2023 moet verlaten, zodat zij tijd heeft om vervangende woonruimte te regelen. Overige vorderingen zijn in onderling overleg tussen partijen opgelost, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/334387 / KG ZA 22-593
Vonnis in kort geding van 30 december 2022
in de zaak van
[eiser/gedaagde],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.E. Groot te Heerhugowaard,
tegen
[gedaagde/eiseres],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Y. Bruin te Heerhugowaard.
Partijen zullen hierna [eiser/gedaagde] en [gedaagde/eiseres] genoemd worden.
De zaak in het kort
[gedaagde/eiseres] wordt veroordeeld om de huurwoning van [eiser/gedaagde] te verlaten. De belangen van partijen tegen elkaar afwegende, krijgt zij daarvoor de tijd tot 1 maart 2023. Over de overige vorderingen hebben partijen bij de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 december 2022 met producties 1 tot en met 5 van de zijde van [eiser/gedaagde];
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie van 20 december 2022 met producties 1 tot en met 11 van de zijde van [gedaagde/eiseres].
  • de mondelinge behandeling van 21 december 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden.
1.2.
Op de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
[eiser/gedaagde] en [gedaagde/eiseres] hebben van 2016 tot medio oktober 2021 een affectieve relatie gehad.
2.2.
[eiser/gedaagde] en [gedaagde/eiseres] hebben twee minderjarige kinderen: [A.], geboren op [geboortedatum] (hierna: [A.]), en [B.], geboren op [geboortedatum] (hierna: [B.]). [eiser/gedaagde] en [gedaagde/eiseres] hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.3.
[eiser/gedaagde] huurt sinds begin 2006 de woning aan de [adres] (hierna: de woning). In 2016 is [gedaagde/eiseres] bij [eiser/gedaagde] in de woning komen wonen. De huurovereenkomst voor de woning staat op naam van [eiser/gedaagde]. [gedaagde/eiseres] is niet op enig moment medehuurder van de woning geworden.
2.4.
De relatie tussen partijen is in oktober 2021 beëindigd. Door oplopende spanningen tussen hen heeft [eiser/gedaagde] de huurwoning per november 2021 verlaten. [gedaagde/eiseres] is met de kinderen in de woning achtergebleven. [eiser/gedaagde] logeert bij zijn moeder.
2.5.
Bij beschikking van 20 september 2022 heeft de rechtbank – samengevat – bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij [gedaagde/eiseres] is, tussen [eiser/gedaagde] en de kinderen een zorgregeling geldt en dat [eiser/gedaagde] aan [gedaagde/eiseres] een bedrag van € 427,00 per maand aan kinderalimentatie moet voldoet. [eiser/gedaagde] heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser/gedaagde] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat [eiser/gedaagde] met ingang van 31 december 2022 met uitsluiting van [gedaagde/eiseres] gerechtigd is tot het gebruik van de woning en de zich daarin bevindende inboedel, met het bevel dat [gedaagde/eiseres] de woning verlaat, zo nodig met behulp van de sterke arm, en deze niet meer mag betreden, met veroordeling van [gedaagde/eiseres] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde/eiseres] voert verweer.
3.3.
Op haar beurt vordert [gedaagde/eiseres] in reconventie – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat [gedaagde/eiseres], bij uitsluiting van [eiser/gedaagde], gerechtigd is tot het gebruik van de woning en de zich daarin bevindende inboedel en [eiser/gedaagde] zijn medewerking moet verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst, in die zin dat [gedaagde/eiseres] medehuurder wordt. Verder vordert [gedaagde/eiseres] veroordeling van [eiser/gedaagde] tot afgifte aan [gedaagde/eiseres] van het paspoort van [A.].
3.4.
[eiser/gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als daarbij sprake is van een spoedeisend belang. De vordering van [eiser/gedaagde] is naar zijn aard spoedeisend, zodat [eiser/gedaagde] daarin ontvankelijk is.
4.2.
[eiser/gedaagde] vordert dat [gedaagde/eiseres] de woning per 31 december 2022 verlaat. Daaraan legt hij ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde/eiseres] de woning weigert te verlaten, terwijl zij geen contractuele rechten kan doen gelden op de woning. Zij wil ook geen termijn afspreken waarbinnen zij de woning verlaat. [eiser/gedaagde] logeert al ruim een jaar bij zijn moeder, terwijl hij wel alle lasten van de woning betaalt. [eiser/gedaagde] en zijn moeder hebben behoefte aan een plek voor zichzelf, mede in verband met het overlijden van de vader van [eiser/gedaagde]. Er is sprake van een uitzichtloze situatie, die [gedaagde/eiseres] bewust lijkt te vertragen omdat zij kosteloos in de woning verblijft en geen druk ervaart om weg te gaan.
4.3.
Volgens [gedaagde/eiseres] prevaleren haar belangen om in de woning te blijven boven die van [eiser/gedaagde]. Het is volgens [gedaagde/eiseres] in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. Daarnaast is het voor [gedaagde/eiseres] op dit moment niet mogelijk om alternatieve woonruimte te vinden, ondanks diverse pogingen daartoe. Verder is het niet geheel ondenkbaar dat de woning sowieso binnen korte tijd moet worden verlaten, omdat de woning gesloopt gaat worden, aldus het betoog van [gedaagde/eiseres].
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een belangenafweging ten aanzien van het gebruiksrecht van de woning in het voordeel van [eiser/gedaagde] moet uitvallen. De belangen die [gedaagde/eiseres] echter heeft bij het nog enkele maanden verblijven in de woning, dienen wel te prevaleren boven de belangen die [eiser/gedaagde] heeft bij het onmiddellijk (per 31 december 2022) kunnen beschikken over de woning. Vast staat immers dat [eiser/gedaagde] bij zijn moeder kan logeren, terwijl voorshands niet is gebleken dat [gedaagde/eiseres] samen met de kinderen elders terecht kan.
4.5.
De voorzieningenrechter zal daarom de vordering van [eiser/gedaagde] om [gedaagde/eiseres] te gebieden de woning te verlaten toewijzen, maar eerst per 1 maart 2023, zodat [gedaagde/eiseres] nog tijd heeft om – zo mogelijk met behulp van een nog te verkrijgen urgentieverklaring – vervangende woonruimte te regelen. De vordering om de ontruiming zo nodig te bewerkstellingen met behulp van de sterke arm wordt afgewezen, omdat de deurwaarder op grond van de wet- en regelgeving al over die bevoegdheid beschikt.
in reconventie
4.6.
De vorderingen van [gedaagde/eiseres] zijn naar hun aard spoedeisend, zodat [gedaagde/eiseres] daarin ontvankelijk is.
4.7.
Partijen zijn op de mondelinge behandeling overeengekomen dat zij een ID-kaart voor [A.] zullen aanvragen, die betaald zal worden door [eiser/gedaagde] en die beheerd zal worden door [gedaagde/eiseres]. Verder zijn partijen overeengekomen dat [eiser/gedaagde] de kinderalimentatie pas aan [gedaagde/eiseres] hoeft te betalen vanaf het moment dat zij de woning daadwerkelijk heeft verlaten, met dien verstande dat dit wel onderwerp van de hoger beroepsprocedure blijft als de gemeente hiermee niet akkoord gaat. De voorzieningenrechter zal in die zin beslissen.
4.8.
Gezien het voorgaande zullen de overige vorderingen in reconventie worden afgewezen.
De proceskosten
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagde/eiseres] om de woning per 1 maart 2023 te verlaten;
5.2.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.5.
stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt zoals vermeld in r.o. 5.6. en veroordeelt partijen om zich overeenkomstig die afspraken jegens elkaar te gedragen;
5.6.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 30 december 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1419