ECLI:NL:RBNHO:2022:1192

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
8865874 \ CV EXPL 20-9511
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie op grond van Verordening 261/2004 in luchtvaartzaak met betrekking tot vertraging van vlucht

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines, een besloten vennootschap gevestigd in Lijnden, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagiers, [passagier 1] en [passagier 2], hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Rhodos op 17 oktober 2018, die vertraagd werd uitgevoerd. AirHelp heeft de vorderingsrechten van de passagiers gecedeerd gekregen en vordert een schadevergoeding van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering ontvankelijk is. De vervoerder betwistte de vordering, onder andere door te stellen dat het vorderingsrecht van de passagiers niet voor cessie vatbaar zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat de overdraagbaarheid van de vordering niet uitgesloten is door de Verordening en dat de cessie rechtsgeldig was. De vervoerder voerde ook aan dat de vertraging minder dan 3 uur bedroeg en dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk blikseminslag op het toestel. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd voor deze stelling en dat de vertraging meer dan 3 uur was geweest.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8865874 \ CV EXPL 20-9511
Uitspraakdatum: 2 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de besloten vennootschap
Corendon Dutch Airlines
gevestigd te Lijnden
gedaagde
gemachtigde: mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 15 oktober 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Diagoras Airport Rhodos (Griekenland) op 17 oktober 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht aan Airhelp gecedeerd.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vervoerder voert daartoe primair aan dat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat het vermeende vorderingsrecht van de passagiers niet voor cessie vatbaar is. Subsidiair voert de vervoerder aan dat het “
Assignment Form” niet voldoet aan de eisen die de wet aan een rechtsgeldige cessie stelt. Voorts betoogt de vervoerder dat geen recht op compensatie bestaat, omdat de passagiers met minder dan 3 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vertraging is bovendien het gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert primair aan dat het doel van de Verordening is om een hoog niveau van bescherming voor passagiers te bieden. Het eventuele recht op compensatie heeft een hoogstpersoonlijk karakter, namelijk een vergoeding voor het persoonlijk geleden ongemak, te weten tijdverlies. De aard van het vorderingsrecht verzet zich derhalve tegen overdracht, waardoor Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering, aldus de vervoerder. De kantonrechter volgt deze stelling van de vervoerder niet. De overdraagbaarheid van een vordering op grond van de Verordening is niet in de Verordening uitgesloten, terwijl een dergelijke vordering tot compensatie in het algemeen niet zozeer aan de persoon van de schuldeiser zal zijn gebonden dat zij naar haar aard niet voor overdracht vatbaar is. Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen de overdraagbaarheid van hun vorderingsrechten bij beding hebben uitgesloten. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer van de vervoerder.
5.3.
Subsidiair voert de vervoerder aan dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie, omdat het “assignment formulier” tweeledig is opgesteld. De kantonrechter overweegt dat in vergelijkbare zaken, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072) is geoordeeld dat het “assignment formulier” zoals door Airhelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat voldoende vaststaat dat met het “assignment formulier” van Airhelp wordt beoogd om de gepretendeerde vordering van de passagiers in eigendom over te dragen aan Airhelp.
5.4.
Meer subsidiair voert de vervoerder aan dat geen sprake is van een vertraging van meer dan 3 uur. Volgens de vervoerder was de geplande aankomsttijd 19:05 uur lokale tijd en is het toestel om 22:00 uur lokale tijd op Rhodos gearriveerd (on block). De vertraging bedroeg dus volgens de vervoerder 2 uur en 55 minuten. Airhelp stelt zich bij repliek op het standpunt dat de vlucht gepland stond om om 17:35 uur lokale tijd aan te komen. De kantonrechter gaat uit van de tijd zoals vermeld op de boeking van de passagiers. De geplande aankomsttijd van de vlucht in kwestie is dan ook 19:05 uur lokale tijd (of 16.05 uur UTC). Airhelp stelt voorts dat uit een uitdraai van “FlightStats” blijkt dat de vlucht feitelijk niet om 22:00 uur lokale tijd, maar om 22:06 uur lokale tijd is gearriveerd.
5.5.
Uit het Germanwings-arrest van het Hof van 4 september 2014 (ECLI:EU:C:2014:2141) volgt dat het begrip „aankomsttijd”, dat wordt gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, duidt op het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel kunnen verlaten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat het moment waarop het vliegtuig ‘on block’ stond exact hetzelfde was als het moment waarop de deuren zijn opengegaan, dan wel dat dit moment (‘doors open’) niet later dan 5 minuten na het tijdstip van ‘on block’ lag. Gelet hierop neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de vlucht drie uur of meer vertraagd is geweest en dat er in beginsel recht op compensatie bestaat. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vervoerder voert aan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid als hiervoor bedoeld, te weten een blikseminslag op het toestel dat gepland stond om de vlucht uit te voeren. Als gevolg daarvan diende er volgens de vervoerder een verplichte inspectie te worden uitgevoerd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder verwezen naar de toelichting op de Aircraft Flight Log (AFL). Volgens de vervoeder is er tijdens de inspectie schade aangetroffen en diende deze schade te worden hersteld voordat het toestel de vlucht kon uitvoeren. Uiteindelijk is de schade volgens de vervoerder hersteld op 17 oktober 2018 om 19:30 uur UTC.
5.7.
De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder als productie 2 bij de conclusie van antwoord gegevens heeft verstrekt van vlucht CND216. Airhelp heeft betwist dat dit de vlucht was die voorafgaand aan de onderhavige vlucht is uitgevoerd en dat de onderhavige vlucht met dit toestel zou vliegen. De vervoerder heeft bij dupliek aangevoerd dat doordat het toestel dat door de bliksem was geraakt (TC-COR) gerepareerd moest worden, er een ander toestel (TC-MKS) is ingezet om de vlucht in kwestie uit te voeren. Door deze schema rotatie in verband met de blikseminslag op toestel TC-COR liep de onderhavige vlucht vertraging op, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft dit niet met enig bewijs onderbouwd. Uit de door de vervoerder overgelegde AFL blijkt evenmin dat de vertraging is veroorzaakt door blikseminslag, nu het blokje met ‘delays’ (de tijden en de codes) zwart is gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende vast komen te staan dat de vertraging het gevolg is van blikseminslag. Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 499,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter