ECLI:NL:RBNHO:2022:1193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
8915036 \ CV EXPL 20-10260
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie van ticketprijzen na annulering van vluchten door vervoerder; geschil over bevrijdende betaling aan reisagent

In deze zaak hebben vijf passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Air Europa Lineas Aereas S.A., wegens de annulering van hun vluchten van Amsterdam naar Havana en terug. De passagiers vorderen restitutie van de betaalde ticketprijzen, omdat de vervoerder niet binnen de wettelijke termijn van zeven dagen na annulering heeft terugbetaald. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat hij bevrijdend heeft betaald aan de reisagent die de tickets had verkocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vluchten niet in geschil is. De rechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter wijst de vordering tot restitutie toe, omdat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de passagiers de terugbetaling via de reisagent hebben ontvangen. Daarnaast wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf zeven dagen na de annulering van de vluchten. De vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, omdat hij ongelijk krijgt in deze zaak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8915036 \ CV EXPL 20-10260
Uitspraakdatum: 9 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

3. [passagier sub 3] ,

4. [passagier sub 4] ,

5. [passagier sub 5] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. S. Diederich
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Europa Lineas Aereas S.A.
gevestigd te Llucmajor (Spanje), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder:
gemachtigde: mr. N. Bekri en mr. E. de la Fuente González

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding 1 december 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Madrid (Spanje) naar Havana (Cuba) op 25 april 2020.
2.2.
De passagiers hebben eveneens met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten voor de (terug)vlucht van 3 mei van Havana naar Madrid en vervolgens op 4 mei van Madrid naar Amsterdam Schiphol Airport.
2.3.
De vervoerder heeft de vluchten geannuleerd.
2.4.
De passagiers hebben restitutie van de betaalde ticketprijs gevorderd in verband met voornoemde annulering.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.771,45, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 7 dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 402,14 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder te kort is geschoten in zijn verplichting de passagiers binnen 7 dagen na annulering van de vlucht de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets te restitueren conform artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). En de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder gehouden is hen de betaalde ticketprijzen te restitueren tot een bedrag van € 2.771,45.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan geen betaling verschuldigd te zijn, omdat hij reeds bevrijdend heeft betaald aan de vertegenwoordiger van de passagiers. De gevorderde bedragen zijn ruim voor de betekening van de dagvaarding door de vervoerder gerestitueerd. De vervoerder heeft derhalve aan al zijn verplichtingen voldaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vluchten geannuleerd zijn, zodat de passagiers op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen. De vervoerder is in beginsel gehouden deze restitutie binnen 7 dagen na annulering te voldoen.
5.3.
De vervoerder voert aan reeds aan zijn verplichtingen op grond van de Verordening te hebben voldaan. De passagiers hebben de tickets geboekt door tussenkomst van een reisbemiddelaar (Flighttix.de). Op 12 mei 2020 heeft een vertegenwoordiger van het reisbureau namens de passagiers verzocht om restitutie van de betaalde bedragen. Dit verzoek tot restitutie is op 2 oktober 2020 door de vervoerder goedgekeurd. De passagiers hebben niet betwist dat zij de tickets via een reisbemiddelaar hebben geboekt.
5.4.
De passagiers stellen dat de vervoerder niet bevrijdend kan betalen aan derden. De vervoerder voert daarentegen aan dat de passagiers, door het boeken van de vluchten door tussenkomst van de reisbemiddelaar, hebben aanvaard dat een eventueel restitutieverzoek door de reisbemiddelaar zou worden uitgevoerd. Dit blijkt uit de algemene voorwaarden die door de reisbemiddelaar worden gehanteerd, aldus de vervoerder. De passagiers stellen dat dat de vervoerder met de verwijzing naar de algemene voorwaarden heeft miskent dat deze algemene voorwaarden slechts zien op een annulering door de passagiers. Voorts stellen de passagiers dat de vervoerder zich in het geheel niet kan beroepen op de algemene voorwaarden, dan wel dat de algemene voorwaarden in strijd zijn met de Verordening en derhalve niet van toepassing zijn.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat voor zover de vervoerder een beroep zou kunnen doen op de algemene voorwaarden van een ander, de passagiers gemotiveerd hebben onderbouwd dat de algemene voorwaarden zien op een annulering door de passagiers en niet op een annulering door de vervoerder. De algemene voorwaarden zijn in het onderhavige geval dan ook niet van toepassing.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat gelet op de inhoud en strekking van de Verordening, de vervoerder de passagiers in beginsel rechtstreeks dient te compenseren. Dat er in deze kwestie op deze regel een uitzondering zou bestaan, omdat tussen passagiers en reisbemiddelaar en/of maatschappij en reisbemiddelaar andere afspraken zijn gemaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken. De passagiers voeren aan dat zij geen betaling (van de tussenpersoon) hebben ontvangen. Nu de vervoerder dat niet heeft betwist, wordt als vaststaand aangenomen dat de passagiers zelf de terugbetaling nog niet hebben ontvangen. De vordering tot restitutie van de betaalde ticketprijzen zal dan ook worden toegewezen.
5.7.
De vervoerder betwist subsidiair de ingangsdatum van de wettelijke rente. Hij voert aan dat geen verzuim is ingetreden. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder op grond van artikel 8 lid 1 sub 1 van de Verordening gehouden is tot betaling van de wettelijke rente vanaf zeven dagen na annulering van de vluchten. De vervoerder is van rechtswege in verzuim vanaf het moment dat de terugbetaling had moeten plaatsvinden. Op grond van artikel 6:83 sub a BW is de wettelijke rente direct opeisbaar. De wettelijke rente is dan ook toewijsbaar zoals door de passagiers gevorderd.
5.8.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. De passagiers stellen buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en hebben vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat slechts kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval zijn de kosten in redelijkheid gemaakt. Vast staat dat de Aviclaim de vervoerder in verschillende brieven heeft aangemaand tot terugbetaling van de vliegtickets. De passagiers betalen Aviclaim 15% van de hoofdsom op basis van een ‘
no cure no pay’-overeenkomst. Nu de vordering wordt toegewezen, is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de passagiers wel degelijk buitengerechtelijke kosten hebben gemaakt. Omdat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.173,59 vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.771,45 vanaf de datum van 7 dagen na de annulering van de vluchten tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter