ECLI:NL:RBNHO:2022:11943

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
9354204 CV FORM 21-4975
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Nederlandse rechter in luchtvaartclaim onder het Verdrag van Montreal

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen TAP Air Portugal, een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Lissabon, Portugal. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar São Paulo via Lissabon, hebben schadevergoeding geëist vanwege vertraging en vermissing van hun bagage. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, omdat de vervoerder buiten Nederland is gevestigd en de plaats van bestemming ook niet in Nederland ligt. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en zich onbevoegd verklaard, waarbij de proceskosten voor rekening van de passagiers zijn gekomen. De beslissing is genomen op 28 december 2022, en de kantonrechter heeft de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9354204 \ CV FORM 21-4975
Uitspraakdatum: 28 december 2022
Tussenbeschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2], pro se en in hoedanigheid van zijn minderjarige kinderen [minderjarige 1], [minderjarige 2] [minderjarige 3]allen wonende te [plaats]

verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 22 juli 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 5 januari 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lisboa Airport (Portugal) naar Guarulhos International Airport (São Paulo, Brazilië) op 25 juli 2019 en op 26 juli 2019.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 25 juli 2019 om 19:45 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht TP671 vertrekken en om 21:45 uur lokale tijd aankomen op Lisboa Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht TP87 om 23:00 uur lokale tijd verder vliegen naar Guarulhos International Airport om daar op 26 juli 2019 om 05:20 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht TP671 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Lisboa Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn omgeboekt op een alternatieve vlucht waarmee zij op 26 juli 2019 om 05:06 uur lokale tijd zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Bij aankomst op Guarulhos International Airport bleek echter dat de bagage van de passagiers vermist was. De bagage is uiteindelijk op 27 juli 2019 en op 30 juli 2019 aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben de vervoerder verzocht om de additionele kosten, die zij vanwege het vertraagd afleveren van de bagage hebben moeten maken, te vergoeden.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
[eiser 2] is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kinderen te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 634,26, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 en subsidiair € 115,12 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 889/2002 van 13 mei 2002, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: de Verordening (EG) nr. 889/2002) en op het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege het vertraagd afleveren van de bagage gehouden is de hierdoor door de passagiers extra gemaakte kosten ter hoogte van € 634,26 te vergoeden. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat hier sprake is van een internationale zaak, omdat de vervoerder buiten Nederland zijn woonplaats heeft. De kantonrechter is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of de Nederlandse rechter, en meer in het bijzonder de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, bevoegd is om van de vordering van de passagiers kennis te nemen.
4.3.
De passagiers hebben de Verordening en het Verdrag van Montreal aan hun vordering ten grondslag gelegd. Uit artikel 1, aanhef en sub 2, van de Verordening volgt dat de Verordening "
uitvoering aan de bepalingen van het Verdrag van Montreal over het luchtvervoer van passagiers en hun bagage" geeft en uit artikel 1, aanhef en sub 4 en onder 1, van de Verordening volgt dat "
de aansprakelijkheid van een luchtvervoerder van de Gemeenschap met betrekking tot de passagiers en hun bagage (…) onderworpen (is) aan alle bepalingen van het Verdrag van Montreal die op die aansprakelijkheid betrekking hebben."
4.4.
De Verordening bevat zelf geen bevoegdheidsregels, zodat de bevoegdheid van de kantonrechter in dit geval moet worden beoordeeld op basis van het Verdrag van Montreal. Artikel 33 lid 1 van het Verdrag van Montreal luidt:
“De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming”.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder volgens het vorderingsformulier gevestigd is te Lissabon (Portugal). Vast staat dat São Paulo de plaats van bestemming was en dat de plaats van bestemming dus evenmin in Nederland is gelegen. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder mede een vestiging heeft in Nederland en dat die vestiging zorg heeft gedragen voor de overeenkomst, noch dat de bevoegdheid uit een ander verdrag of een andere verordening voortvloeit. Bij deze stand van zaken is de Nederlandse rechter niet bevoegd om van het verzoek kennis te nemen, zodat de kantonrechter zich in zoverre onbevoegd zal verklaren.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de proceskosten bij deze uitkomst voor rekening van de passagiers komen en dienen ook de nakosten voor rekening van de passagiers te komen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open