ECLI:NL:RBNHO:2022:11975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
C/15/328336 / HA ZA 22-328
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon bij schade door diefstal van een auto zonder juiste beveiligingssystemen

In deze civiele zaak heeft eiser via gedaagde, een assurantietussenpersoon, een autoverzekering afgesloten. Na de diefstal van de auto weigerde de verzekeraar dekking te verlenen, omdat de auto niet voldeed aan de vereiste beveiligingssystemen. Eiser houdt gedaagde aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden. De rechtbank oordeelt dat gedaagde verplicht was eiser te waarschuwen voor de verplichte alarmsystemen en de betekenis daarvan uit te leggen. Eiser krijgt de kans om te bewijzen dat gedaagde hierin tekort is geschoten. Gedaagde stelt dat eiser eigen schuld heeft, omdat hij het polisblad had kunnen lezen. De rechtbank beslist dat gedaagde bewijs moet leveren van haar stelling dat eiser het polisblad heeft ontvangen. De zaak draait om de vraag of gedaagde haar zorgplicht heeft geschonden en of eiser voldoende is geïnformeerd over de alarmclausule in de polisvoorwaarden. De rechtbank laat bewijslevering toe over deze punten en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328336 / HA ZA 22-328
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. K.G.O. Afriyieh te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
023 FINANCIELE DIENSTEN B.V., handelend onder de naam
POLISDOKTER,
gevestigd te Velserbroek,
gedaagde,
advocaat: mr. R. Bosman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Polisdokter genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 mei 2022 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 29 juni 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de mondelinge behandeling van 11 oktober 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door [eiser] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

Eiser heeft via gedaagde (een assurantietussenpersoon) een autoverzekering afgesloten. Nadat de auto is gestolen, heeft de verzekeraar geweigerd dekking te verlenen, omdat de auto niet over de juiste beveiligingssystemen beschikte. Eiser houdt gedaagde aansprakelijk voor de schade die hij daardoor heeft geleden.
De rechtbank oordeelt dat gedaagde verplicht was eiser te waarschuwen voor de verplichte alarmsystemen en uit te leggen wat de alarmsystemen inhielden. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat gedaagde daaraan niet heeft voldaan.
Gedaagde vindt dat eiser eigen schuld kan worden verweten, omdat eiser zelf het polisblad had kunnen lezen. Gedaagde mag daarom bewijs leveren van haar stelling dat eiser het polisblad heeft ontvangen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft met ingang van 1 november 2014 verschillende verzekeringen afgesloten via Polisdokter, een assurantietussenpersoon. Polisdokter verzorgde ook de administratie van [eiser], die een tandartsonderneming exploiteert. Contactpersoon voor [eiser] was de heer [A.]. Hij is als financieel adviseur werkzaam bij Polisdokter.
3.2.
[eiser] heeft op 29 januari 2019 een auto van het merk [merk] (hierna: de auto) gekocht voor een kooprijs van € 51.000,-.
3.3.
Op 20 mei 2019 heeft [eiser] de auto opgehaald bij de verkoper en heeft Polisdokter de auto aangemeld voor voorlopige dekking. In de door [A.] ingevulde verzekeringsaanvraag van 20 mei 2019 bij VIVAT Schadeverzekeringen N.V. (hierna: de verzekeraar) is op de vraag “
Zijn er maatregelen ter voorkoming van diefstal genomen?” geantwoord met “
Alarm klasse 3”.
3.4.
De auto is volledig casco verzekerd onder een “
BedrijvenOpvangPolis”. Op het polisblad is onder meer het volgende vermeld (hierna: de alarmclausule):
“SCM KLASSE 3 EN LOJACK VOERTUITGVOLGSYSTEEM
De verzekerde auto heeft een SCM klasse 3 (diefstal)beveiligingsinstallatie met geldig SCM-certificaat.
Daarnaast heeft de auto een LoJack voertuigvolgsysteem. Om gebruik te kunnen maken van het voertuigvolgsysteem heeft u een geldig abonnement nodig van een particuliere alarmcentrale die erkend is door het NCP.
Om gebruik te kunnen maken van het voertuigvolgsysteem heeft u een abonnement nodig van een particuliere alarmcentrale. Deze moet erkend zijn door het NCP ( Nationaal Centrum voor Preventie).
Het SCM-certificaat is drie jaar geldig. Daarna moet u kunnen aantonen dat de installatie jaarlijks is gekeurd bij een erkend inbouwbedrijf.(…)
Heeft u schade die is ontstaan door diefstal, joyriding of poging daartoe? Dan bent u hiervoor alleen verzekerd als u zich aan de afspraken houdt. Ook moet u ons het originele SCM-certificaat kunnen laten zien.
Voor meer informatie over voertuigbeveiliging verwijzen wij u naar de site van kennisorganisatie www.KIWA.nl
ALARMCLAUSULE KLASSE 3
De verzekerde auto dient te zijn voorzien van een SCM-goedgekeurd beveiligingssysteem klasse 3, dat is ingebouwd door een SCM-erkende installateur dan wel een gelijkwaardig systeem dat af-fabriek of af-importeur is ingebouwd. Na inbouw dient het beveiligingssysteem conform de daarvoor gestelde SCM-normen te zijn onderhouden.
Indien u na schade door diefstal van de gehele auto of joy-riding niet (door middel van een geldig SCM-certificaat) kunt aantonen dat aan de gestelde eisen is voldaan en niet kunt aantonen dat het beveiligingssysteem ten tijde van de schadegebeurtenis in werking was gesteld en de auto deugdelijk was afgesloten, vervalt elk recht op uitkering ter zake van die schade.”
3.5.
In de nacht van 31 augustus 2021 op 1 september 2021 is de auto nabij de woning van [eiser] gestolen.
3.6.
Door (een expert van) de verzekeraar is onderzoek gedaan naar de toedracht van de diefstal. In het door de expert opgestelde rapport is de dagwaarde van de auto vastgesteld op € 34.160,42 en de nieuwaarde op € 31.965,01. Daarbij heeft de expert opgemerkt dat volgens de polisvoorwaarden de nieuwwaardeberekening mag worden toegepast, maar dat de dagwaarde hoger uitkomt, zodat geadviseerd wordt de dagwaarde te hanteren.
3.7.
Polisdokter heeft op 18 oktober 2021 een brief gestuurd aan [eiser], waarin wordt gemeld dat de verzekering geen dekking biedt voor zijn schade, omdat de auto niet was voorzien van een diefstalbeveiligingsinstallatie klasse 3 en een LoJack volgsysteem klasse 4, of daaraan gelijkwaardige systemen (hierna gezamenlijk aangeduid als: de alarmklasse).
3.8.
Daarop heeft [eiser], met hulp van [A.] (Polisdokter), op 29 oktober 2021 een brief geschreven aan de verzekeraar. Daarin beschrijft [eiser] dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn auto beschikte over “
elke mogelijk optie zoals een volgsysteem van Toyota”. [eiser] heeft daarom de verzekeraar gevraagd het afwijzingsbesluit te heroverwegen.
3.9.
De verzekeraar heeft Polisdokter op 6 december 2021 bericht dat het beroep op de coulanceregeling niet wordt gehonoreerd en dat Polisdokter haar zorgplicht tegenover [eiser] heeft geschonden.
3.10.
[eiser] heeft Polisdokter per brief van 21 februari 2022 aansprakelijk gesteld.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat - dat rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Polisdokter niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot heeft gehandeld en daarom aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de diefstal van de auto;
Polisdokter veroordeelt het totaalbedrag aan schade van primair € 51.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente, binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis te voldoen aan [eiser];
subsidiair: Polisdokter veroordeelt het totaalbedrag aan schade van € 50.205, te vermeerderen met de wettelijke rente, binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis te voldoen aan [eiser];
Polisdokter veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.285,- of € 1.277,05:
een en ander met veroordeling van Polisdokter in proceskosten, de nakosten daaronder bergrepen.
4.2.
Polisdokter voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze procedure twisten partijen over de vraag of Polisdokter tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eiser].
5.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat Polisdokter heeft verzuimd:
expliciet te wijzen op de alarmclausule in de polisvoorwaarden;
het polisblad aan [eiser] te verstrekken.
Polisdokter heeft deze stellingen van [eiser] betwist en zich op het standpunt gesteld dat zij heeft gewaarschuwd voor de alarmclausule en het polisblad aan [eiser] heeft verstrekt.
5.3.
Als maatstaf geldt dat een assurantietussenpersoon (Polisdokter) tegenover haar opdrachtgever ([eiser]) in het kader van artikel 7:401 BW de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot verwacht mag worden. Het is haar taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat wanneer de verzekerde geconfronteerd wordt met een nieuwe of gewijzigde clausule, de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer duidelijk uitlegt wat de clausule inhoudt en wat de gevolgen zijn wanneer daaraan niet wordt voldaan, en dat hij niet kan volstaan met het toezenden van het polisblad met de clausule. In dit geval betekent dit ook dat de tussenpersoon een voldoende uitleg moet geven omtrent de betekenis van het vereiste van de alarmklasse voor de auto (vgl. Hof Den Haag, 20 november 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3708).
Zorgplichtschending - uitdrukkelijke waarschuwing?
5.4.
Polisdokter heeft aangevoerd dat zij uitdrukkelijk heeft uitgelegd wat de vereiste alarmklasse inhield en wat de gevolgen zijn wanneer daaraan niet wordt voldaan, namelijk (onder meer):
  • rond 20 mei 2019 (ten tijde van de indiening van de verzekeringsaanvraag);
  • in juni 2019 (tijdens een gesprek over een inbraak in de eigen auto van [A.], die eenzelfde merk en type auto had als [eiser]);
  • op 8 juli 2021 (tijdens een gesprek naast de auto van [A.] op de parkeerplaats, voorafgaand aan een gesprek over de hypotheekaanvraag van [eiser]).
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat Polisdokter haar zorgplicht heeft geschonden door niet te waarschuwen voor de alarmclausule rust bij [eiser] op basis van de hoofdregel van artikel 150 Rv. Hij beroept zich immers op de rechtsgevolgen daarvan. De stelling van Polisdokter, inhoudende dat zij die waarschuwing wel degelijk heeft gedaan, kan niet worden aangemerkt als een bevrijdend verweer, maar als een bestrijding van de stellingen van [eiser].
5.6.
[eiser] heeft aangevoerd dat de bewijslastverdeling in dit geval anders ligt, omdat Polisdokter is opgetreden als gevolmachtigde en uit dien hoofde de verzekeringen voor [eiser] beheerde. De rechtbank is van oordeel dat, voor zover die stelling al juist is, hetgeen verder in het midden kan blijven, [eiser] onvoldoende heeft toegelicht dat de omkering van de bewijslast gerechtvaardigd is.
Wel ligt het voor de hand dat de relevante gegevens zich gedeeltelijk bevinden in het domein van Polisdokter. Dit brengt mee dat het op de weg van Polisdokter ligt om in het kader van haar betwisting zodanige feitelijke gegevens te verstrekken dat zij [eiser] aanknopingspunten verschaft voor een eventuele nadere onderbouwing van zijn stelling. De rechtbank is van oordeel dat Polisdokter daaraan heeft voldaan. Polisdokter heeft immers de data en context genoemd van de gesprekken waarin volgens haar de alarmclausule aan de orde is gekomen en heeft bovendien bewijsmiddelen overgelegd (zoals de verzekeringsaanvraag en een uitdraai uit de agenda van [A.]) waaruit volgens Polisdokter blijkt dat daadwerkelijk op de genoemde data gesprekken hebben plaatsgevonden met [eiser]. Daarmee heeft Polisdokter [eiser] voldoende aanknopingspunten gegeven om zijn stelling van een onderbouwing te voorzien.
5.7.
Omdat de feitelijke stellingen van [eiser] beslissend kunnen zijn voor de uitkomst van het geschil en bovendien door Polisdokter gemotiveerd zijn betwist, zal [eiser] worden toegelaten bewijs te leveren van zijn stelling dat Polisdokter [eiser] niet, of onvoldoende, heeft uitgelegd:
  • dat de alarmclausule van toepassing was;
  • wat de betekenis van het vereiste van de alarmklasse was voor de auto van [eiser];
  • wat de gevolgen zijn wanneer aan de alarmclausule niet wordt voldaan.
Zorgplichtschending - toezending polisblad?
5.8.
Partijen twisten ook over de vraag of Polisdokter heeft verzuimd het polisblad aan [eiser] te verstrekken en daardoor haar zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank is echter van oordeel dat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen. Voor zover het niet-toezenden van het polisblad al een tekortkoming oplevert, hetgeen in het midden kan blijven, levert dit namelijk geen zelfstandige grond op voor aansprakelijkheid van Polisdokter voor de door [eiser] gestelde schade:
  • indien komt vast te staan dat Polisdokter niet (voldoende) heeft gewaarschuwd voor de alarmclausule, is niet meer relevant of het polisblad wel of niet is verstrekt (vgl. de beoordelingsmaatstaf in alinea 5.3 van dit vonnis).
  • indien Polisdokter wel (voldoende duidelijk) heeft gewaarschuwd voor de alarmclausule, maar heeft verzuimd het polisblad te verzenden, leidt dit niet tot aansprakelijkheid van Polisdokter, omdat het causaal verband tussen die (eventuele) tekortkoming en de door [eiser] gestelde schade niet is gebleken.
5.9.
De vraag of [eiser] heeft kunnen kennisnemen van het polisblad is wel van belang voor het beroep van Polisdokter op eigen schuld. Dat verweer van Polisdokter zal in het navolgende (alinea 5.22 e.v. van dit vonnis) worden besproken.
Causaal verband
5.10.
Polisdokter heeft aangevoerd dat zelfs indien zij zou hebben gewaarschuwd voor de alarmclausule, [eiser] geen actie zou hebben ondernomen, omdat [eiser] (blijkens de inhoud van zijn brief van 29 oktober 2021) dacht dat zijn auto al beschikte over alle mogelijk opties. Daarom is volgens Polisdokter niet voldaan aan het vereiste van een causaal verband.
5.11.
Dit verweer wordt verworpen. De zorgplicht voor Polisdokter hield ook in dat zij aan [eiser] behoorde uit te leggen wat de betekenis van het vereiste van de alarmklasse was voor de auto van [eiser]. Indien komt vast te staan dat Polisdokter aan die verplichting niet heeft voldaan, is [eiser] de mogelijkheid ontnomen om te verifiëren (bij Polisdokter of anderszins) of de auto daadwerkelijk met dit alarmsysteem was uitgerust, bijvoorbeeld door te controleren of het vereiste certificaat aanwezig was. Polisdokter heeft bovendien niet weersproken dat áls [eiser] zou hebben geweten dat zijn huidige beveiligingssysteem niet voldeed aan de alarmclausule, hij dan maatregelen zou hebben genomen om er voor te zorgen dat zijn beveiligingssysteem daaraan wel zou voldoen. Ook de rechtbank gaat daarvan uit, mede gelet op de verstrekkende gevolgen van het niet-voldoen aan de alarmclausule (de verzekeraar biedt in het geheel geen dekking). Daarmee is het causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de schade van [eiser] gegeven.
Omvang van de schade
5.12.
Vooruitlopend op de uitkomst van de bewijslevering zal de rechtbank reeds nu beslissen over de omvang van de schade van [eiser]. Daarbij wordt benadrukt dat dit onderwerp uitsluitend relevant is, wanneer [eiser] in het kader van de te bevelen bewijslevering aantoont dat Polisdokter hem niet (voldoende duidelijk) heeft gewaarschuwd voor de alarmclausule.
5.13.
[eiser] betoogt primair dat zijn schade € 51.000,- bedraagt, zijnde de aanschafprijs van de auto. Subsidiair betoogt [eiser] dat de verzekeraar een bedrag zou hebben uitgekeerd van € 50.355,-, zijnde de verzekerde som.
5.14.
Polisdokter heeft hiertegen aangevoerd dat als de gestelde zorgplichtschending wordt weggedacht, de verzekeraar enkel de dagwaarde van de auto zou hebben uitgekeerd (die in dit geval hoger is dan de nieuwwaardeberekening). De dagwaarde van de auto bedroeg volgens het rapport van de door de verzekeraar ingeschakelde expert € 34.160,42 exclusief btw. Polisdokter betoogt dat [eiser] richting de verzekeraar enkel aanspraak had kunnen maken op de waarde exclusief btw, omdat hij de auto zakelijk heeft gekocht en de btw dus kon verrekenen.
5.15.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser], in het licht van de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van Polisdokter, zijn stelling over de omvang van de misgelopen verzekeringsuitkering onvoldoende heeft gemotiveerd. De door [eiser] genoemde verzekerde som betreft immers slechts een maximering van het bedrag tot uitkering waarvan de verzekeraar als gevolg van eenzelfde voorval kan worden verplicht (vgl. artikel 7:955 lid 1 BW), maar dat rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiser] dus aansprak had op uitkering van dat volledige bedrag. De aanschafprijs van de auto is evenmin doorslaggevend. [eiser] heeft immers niet gesteld dat de verzekeraar verplicht was tot uitkering van de aanschafwaarde van de auto. De aanschafprijs in mei 2019 kan bovendien niet gelijk gesteld worden aan de waarde van de auto ten tijde van de diefstal op 31 augustus 2021.
Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat daarom vast dat voor de uitkering door de verzekeraar bepalend was de dagwaarde van de auto (omdat die waarde hoger was dan de nieuwaardeberekening). [eiser] heeft over de hoogte van de dagwaarde geen stellingen ingenomen. Evenmin heeft hij weersproken dat hij de btw kon verrekenen.
Dat betekent dat de rechtbank van de door Polisdokter gestelde hoogte van de misgelopen verzekeringsuitkering, zijnde een bedrag van € 34.160,42, zal uitgaan.
5.16.
Polisdokter heeft verder aangevoerd dat van dit bedrag het eigen risico van € 150,- moet worden afgetrokken. Dit betoog van Polisdokter volgt de rechtbank niet. [eiser] heeft er namelijk op heeft gewezen dat in het bij het polisblad behorende informatiedocument is vermeld dat er “
geen eigen risico[geldt]
bij diefstal van de hele auto als je kan aantonen dat de auto was beveiligd met een SCM-gecertificeerd startonderbrekingssysteem(…)”. Voor de berekening van de schade moet het ervoor worden gehouden dat de auto, als Polisdokter [eiser] voldoende zou hebben gewaarschuwd ook over het vereiste startonderbrekingssysteem zou hebben beschikt (vgl. alinea 5.11 van dit vonnis)
5.17.
Volgens Polisdokter is deze regeling in het informatieblad echter strijdig met de mededeling op het polisblad dat een eigen risico geldt van € 150,- per gebeurtenis.
De rechtbank overweegt dat het informatieblad een regeling specifiek voor diefstal bevat en dat die regeling daarom prevaleert boven de meer algemene regel in het polisblad. Voor zover al sprake is van een tegenstrijdigheid, gaat de rechtbank er bovendien vanuit dat de verzekeraar aan [eiser] had moeten uitkeren conform het door de verzekeraar opgestelde informatieblad en zich niet had kunnen beroepen op een voor de verzekeringsnemer minder gunstige bepaling in het polisblad. Dat de verzekeraar het eigen risico in mindering mocht brengen op de uitkering, is daarom onvoldoende door Polisdokter aannemelijk gemaakt.
5.18.
Volgens Polisdokter moet daarnaast op de misgelopen verzekeringsuitkering in mindering worden gebracht het bedrag dat door [eiser] zou zijn betaald voor de aanschaf en het laten installeren van beveiligingssysteem dat voldeed aan de alarmclausule, welke kosten Polisdokter heeft begroot op € 500,-.
[eiser] heeft aangevoerd dat er geen grond bestaat om kosten in mindering te brengen op de gevorderde schadevergoeding.
5.19.
De rechtbank geeft Polisdokter op dit punt gelijk. Als de gestelde zorgplichtschending van Polisdokter wordt weggedacht, zou [eiser] een alarmsysteem voor zijn auto hebben aangeschaft en laten installeren, dat voldeed aan de alarmclausule. Dit zou kosten met zich mee hebben gebracht, die voor rekening van [eiser] zouden zijn gekomen. Vervolgens zou de verzekeraar na de diefstal het bedrag van € 34.160,42 hebben uitgekeerd. Omdat [eiser] moet worden gebracht in de positie waarin hij zou hebben verkeerd als de gestelde fout van Polisdokter wordt weggedacht, moet van het bedrag van de uitkering dus het bedrag van de kosten worden afgetrokken.
5.20.
[eiser] heeft de omvang van het door Polisdokter genoemde bedrag (€ 500,-) niet weersproken. Dit bedrag komt de rechtbank niet onaannemelijk hoog voor (mede gelet op het feit dat het alarmsysteem moet worden aangeschaft en worden ingebouwd, en vervolgens een certificaat moet worden verkregen en een abonnement moet worden afgesloten). Daarom zal de rechtbank van dat bedrag uitgaan.
5.21.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het bedrag van de schade van [eiser] vaststelt op (€ 34.160,42 -/- € 500,- =) € 33.660,42.
Eigen schuld
5.22.
Polisdokter voert aan dat sprake is van eigen schuld van [eiser] (kort gezegd) omdat [eiser] zelf op het polisblad had kunnen lezen dat de alarmclausule gold en wat de alarmklasse inhield. Voor zover [eiser] het polisblad niet heeft ontvangen, zoals [eiser] betoogt, stelt Polisdokter zich op het standpunt dat [eiser] het polisblad had behoren op te vragen bij Polisdokter.
5.23.
Vooropgesteld wordt dat het onderwerp van eigen schuld (net zoals de schade) alleen relevant is, indien uit de bewijslevering volgt dat Polisdokter tekort is geschoten in haar verplichting [eiser] (voldoende duidelijk) te waarschuwen voor de alarmclausule. Vooruitlopend op de uitkomst van de bewijslevering, overweegt de rechtbank als volgt.
5.24.
Indien komt vast te staan dat [eiser] het polisblad met betrekking tot de verzekering van de auto heeft ontvangen en onder ogen heeft gehad, rustte op hem als verzekerde de verplichting om het polisblad door te nemen om te kunnen weten welke (extra) eisen uit de polisvoorwaarden voortvloeien. Uit het door Polisdokter in het geding gebrachte polisblad blijkt voldoende duidelijk dat bij verlies en diefstal de alarmclausule geldt. Bij zorgvuldige lezing had [eiser] kunnen zien welke alarmklasse voor de auto gold, had hij eventuele nadere vragen over wat de vereiste alarmklasse inhield kunnen stellen aan Polisdokter, en had hij vervolgens maatregelen kunnen nemen om te voldoen aan deze alarmclausule.
5.25.
De beoordeling van het eigenschuldverweer is dus afhankelijk van de vraag of [eiser] het polisblad heeft ontvangen voorafgaand aan de diefstal. [eiser] heeft dat betwist. Omdat het beroep op eigen schuld een bevrijdend verweer betreft, rust de bewijslast op Polisdokter op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv.
5.26.
Polisdokter heeft aangevoerd dat zij het polisblad aan [eiser] heeft verstrekt, onder meer op 22 mei 2019, op 8 juli 2021 (in de blauwe map) en jaarlijks bij het verstrekken van de groene kaart. Ook voert Polisdokter aan dat moet worden aangenomen dat [eiser] beschikte over het polisblad, omdat [eiser]:
  • heeft erkend dat hij wél beschikte over de groene kaart, terwijl het polisblad en de groene kaart samen, in één envelop en/of in één pdf-bestand, zijn overhandigd,
  • nooit heeft geklaagd over het niet-ontvangen van het polisblad,
  • meerdere schades heeft geclaimd onder de verzekering,
  • in zijn brief van 29 oktober 2021 zelf sprak over het vereiste van een volgsysteem.
5.27.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee het bewijs nog niet geleverd is. [eiser] ontkent immers dat het polisblad op 22 mei 2019 of 8 juli 2021 is overhandigd en heeft aangevoerd dat hij de groene kaart separaat, dus zonder polisblad, heeft ontvangen. Voor zover Polisdokter stelt dat het polisblad (ook) per post of e-mail is verzonden en door [eiser] is ontvangen, heeft zij daarvan geen bewijs overgelegd.
Verder stelt [eiser] dat het gebruikelijk was dat hij geen polisblad ontving van Polisdokter, zodat hij daarin geen aanleiding heeft gezien om te klagen bij Polisdokter. Uit het feit dat Polisdokter verschillende schadeclaims van [eiser] heeft behandeld, volgt evenmin met zekerheid dat [eiser] beschikte over het polisblad: [eiser] kan die claims immers ook hebben ingediend zonder te beschikken over het polisblad. Het gegeven dat [eiser] blijkens zijn brief van 29 oktober 2021 bewust was van het vereiste van een volgsysteem kan (ook) worden verklaard door de inhoud van de afwijzingsbrief van 18 oktober 2021.
5.28.
Polisdokter zal daarom worden toegestaan bewijs te leveren van haar stelling dat [eiser] het polisblad voorafgaand aan de diefstal heeft ontvangen.
5.29.
De beslissing over de verhouding waarin de omstandigheden aan de zijde van Polisdokter en de omstandigheden aan de zijde van [eiser] tot de schade hebben bijgedragen, zal worden aangehouden.
5.30.
De rechtbank volgt Polisdokter niet in haar betoog dat ook als niet komt vast te staan dat het polisblad is verstrekt, een deel van de schade van [eiser] voor zijn rekening moet blijven op grond van eigen schuld. Mede gelet op het feit dat Polisdokter in hoedanigheid van professionele dienstverlener optrad tegenover een (op dit gebied) minder ervaren klant, is de rechtbank van oordeel dat in dat geval de omstandigheden aan de zijde van Polisdokter (geen voldoende uitdrukkelijke waarschuwing én evenmin verstrekking van het polisblad) dusdanig veel zwaarder wegen dan de eigen verantwoordelijkheid van [eiser] (het opvragen van het polisblad), dat aan eigen schuld van [eiser] niet wordt toegekomen.
Buitengerechtelijke kosten
5.31.
De rechtbank constateert (wederom vooruitlopend op de uitkomst van de bewijslevering) dat de door [eiser] gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten is gebaseerd op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.
5.32.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de (eventuele) proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Vervolg van de procedure
5.33.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank bepalen dat de bewijslevering zowel over de zorgplichtschending, als over de eigen schuld, gelijktijdig zal plaatsvinden. Het ligt namelijk voor de hand dat (voor zover getuigen zullen worden gehoord) de te horen getuigen deels zullen overlappen.
5.34.
De rechtbank houdt in afwachting van de bewijslevering door partijen iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt [eiser] op zijn stelling te bewijzen dat Polisdokter hem niet, of onvoldoende, heeft uitgelegd:
  • dat de alarmclausule van toepassing was;
  • wat de betekenis van het vereiste van de alarmklasse was voor de auto van [eiser];
  • wat de gevolgen zijn wanneer aan de alarmclausule niet wordt voldaan.
6.2.
draagt Polisdokter op de stelling te bewijzen dat [eiser] voorafgaand aan de diefstal het polisblad heeft ontvangen;
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 december 2022voor uitlating door beide partijen of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
6.4.
bepaalt dat, als één of beide partijen geen bewijs door het horen van getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, (die) partij(en) de stukken dan direct in het geding moet(en) brengen;
6.5.
bepaalt dat, als één of beide partijen getuigen willen laten horen, (die) partij(en) de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
januari tot en met april 2023dan direct moet(en) opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald;
6.6.
bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de zitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw te Haarlem, Jansstraat 81;
6.7.
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartijen moeten toesturen;
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1538