ECLI:NL:RBNHO:2022:11980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
C/15/329744 / KG ZA 22-346
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van een woning na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde de vrouw in kort geding dat de man zou meewerken aan de verkoop van de woning die zij gezamenlijk bezaten. De partijen, die een affectieve relatie hadden gehad, waren gezamenlijk eigenaar van de woning en hadden een hypothecaire lening afgesloten bij ING Bank N.V. Na de beëindiging van hun relatie in december 2021, verzocht de vrouw de man om medewerking aan de verdeling van de woning. De man gaf aan het aandeel van de vrouw te willen overnemen, maar er ontstonden geschillen over de verkoop en de financiering. De vrouw vorderde onder andere dat de man binnen 48 uur na betekening van het vonnis de opdracht zou geven aan een makelaar om de woning te verkopen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw spoedeisend belang had bij haar vorderingen, aangezien zij al geruime tijd aandrong op de verdeling van de woning. De voorzieningenrechter bepaalde dat de man de makelaar moest ontvangen en toegang moest geven tot de woning voor verkoopdoeleinden. Tevens werd de man veroordeeld om de woning te ontruimen en de vrouw te vrijwaren voor aanspraken van de bank. In reconventie vorderde de man onder andere dat hij met uitsluiting van de vrouw nog zes maanden in de woning mocht blijven wonen, maar deze vordering werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man de gelegenheid moest krijgen om de financiering rond te krijgen, maar dat hij ook moest meewerken aan de verkoop van de woning als dat niet lukte. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/329744 / KG ZA 22-346
Vonnis in kort geding van 2 december 2022
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. C.L. Verhoeven te Haarlem,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mrs. S.B. Boekema en Z.C.E. Houben te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 14 van de zijde van de vrouw;
  • de door de vrouw in het geding gebrachte aanvullende producties 15 en 16;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende zelfstandige eis (in reconventie), met producties 1 tot en met 7 van de man;
  • de mondelinge behandeling van 9 augustus 2022 en het proces-verbaal;
  • de brief van de vrouw houdende een wijziging van eis met producties 15 tot en met 18;
  • de brief van de man met producties 8 tot en met 11;
  • de mondelinge behandeling van 21 november 2022, waarbij door de man pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Op 1 november 2019 hebben zij een notariële samenlevingsovereenkomst met elkaar gesloten. In artikel 18 lid 1 is het volgende bepaald:
“Ingeval de overeenkomst eindigt door opzegging of in onderling overleg, kan ieder van partijen de voorzieningenrechter verzoeken om te bepalen dat hij - met uitsluiting van de andere partij - nog zes maanden mag blijven wonen in de laatstelijk door beide partijen bewoonde woning.”
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). Ter financiering van de aankoop van de woning zijn partijen gezamenlijk een hypothecaire geldlening aangegaan bij ING Bank N.V.
2.3.
Partijen zijn samen de ouders van hun zoon, [A.], geboren op [geboortedatum].
2.4.
In december 2021 hebben partijen hun relatie definitief verbroken. De vrouw heeft op 18 maart 2022 de woning verlaten en woont sinds dat moment in een huurwoning.
2.5.
De vrouw heeft onder meer in haar brief van 4 mei 2022 de man verzocht medewerking te verlenen aan de verdeling van de woning. De man heeft daarop aangegeven dat hij het aandeel van de vrouw in de woning wil overnemen.
2.6.
De waarde van de woning is een rapport van 20 mei 2022 getaxeerd op € 340.000,‑.
2.7.
Tijdens een viergesprek op 18 augustus 2022 en in de latere uitwerking daarvan in een (concept-)overeenkomst, hebben partijen afgesproken dat:
  • de man uiterlijk op 19 september 2022 aan de vrouw een concept-offerte (renteaanbod) zal overleggen voor de financiering van de overname van de woning en ontslag van de vrouw uit hoofdelijk aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening;
  • aan de woning een waarde van € 340.000,- wordt toegekend en wordt uitgegaan van de stand van de hypothecaire geldlening per 1 april 2022 van € 220.138,86;
  • de man aan de vrouw een bedrag moet voldoen van € 59.931,- vanwege overbedeling van de man;
  • indien de man niet uiterlijk op 19 september 2022 een conceptofferte (rente-aanbod) verstrekt aan de vrouw, de woning zal worden verkocht aan een derde.
2.8.
Op 19 september 2022 heeft de man aan de vrouw gemeld dat de hypotheekbank (ING) geen conceptoffertes afgeeft en dat de financieringsaanvraag pas kan worden ingediend als de stukken compleet zijn.
2.9.
De vrouw heeft de man per e-mail van 25 oktober 2022 aansprakelijk gesteld voor de schade die de vrouw lijdt doordat de man niet meewerkt met de verkoop en evenmin de toedeling van de woning effectueert.
2.10.
Op 15 november 2022 is op verzoek van de man een conceptverdelingsakte opgesteld door een notaris.
2.11.
Blijkens een e-mail van de hypotheekadviseur van de man van 18 november 2022 zijn op dat moment alle benodigde stukken voor de financieringsaanvraag van de man ingediend bij ING en wordt binnen twee weken een offerte verwacht. Ook blijkt daaruit dat een deel van het te financieren bedrag door de ouders van de man wordt geleend.
2.12.
De vrouw heeft bericht ontvangen van ING dat het automatisch incasso voor de maandelijkse hypotheekbetaling in juli en augustus 2022 niet is gelukt. Ook heeft de vrouw op 8 juli 2022 en 3 november 2022 een betalingsherinnering ontvangen van de energieleverancier van de woning.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert ‑ na wijziging van eis - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de man veroordeelt binnen 48 uur na betekening dit vonnis de opdracht te geven aan makelaar Van Waalwijk van Doorn tot verkoop van de woning, waarbij de door de makelaar geadviseerde verkoopprijs bindend zal zijn;
bepaalt dat indien de man niet binnen 48 uur na betekening zijn medewerking verleent aan de overeenkomst van opdracht, dit vonnis in de plaats treedt van de door de man daartoe te verrichten rechtshandeling, waarbij partijen zich wat betreft de vraag- en laatprijs dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar;
de man veroordeelt binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de makelaar te ontvangen in de woning en toegang te geven tot alle vertrekken van de woning zodat de fotograaf de woning van binnen en van buiten kan opnemen;
e man veroordeelt binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de makelaar in bezit te stellen van alle sleutels van de woning opdat de makelaar via de voordeur de woning en alle verdere vertrekken in de woning kan betreden;
de man veroordeelt binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de fotograaf te ontvangen in de woning en toegang te geven tot alle vertrekken van de woning zodat de fotograaf (in opdracht van de makelaar) de woning van binnen en van buiten kan fotograferen;
de man veroordeelt om alle medewerking te verlenen aan het (laten) verrichten van volgens de makelaar noodzakelijke werkzaamheden, waaronder schoonmaak werkzaamheden, in en rondom de woning door de vrouw of door haar in te schakelen derden, dit op kosten van partijen, ieder voor de helft;
de man veroordeelt om na betekening van dit vonnis en zodra er een kandidaat-koper is die bereid is een prijs te betalen die de makelaar aanvaardbaar acht mee te werken aan de totstandkoming van de koopovereenkomst met bepaling dat, zo de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de ondertekening van de koopovereenkomst (op de gebruikelijke, door de ingeschakelde makelaar gehanteerde voorwaarden), dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring van de man;
de man veroordeelt om na betekening van dit vonnis en zodra er een koopovereenkomst tot stand is gekomen en een akte van levering door de notaris is opgesteld, zijn medewerking te verlenen aan het notarieel transport met bepaling dat, voor het geval de man weigert zijn medewerking aan de levering van de woning aan de koper te verlenen dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man;
bepaalt dat de man de helft van de makelaarskosten voor zijn rekening zal nemen;
de man veroordeelt de vrouw te vrijwaren voor alle aanspraken van ING Bank uit hoofde van de hypothecaire geldlening onder nummer L 104-335286;
de man veroordeelt binnen 48 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte van de in productie 9 bij dagvaarding opgesomde roerende zaken aan de vrouw;
bepaalt dat de man bij overtreding van het gevorderde onder c, d, e en j een aan de vrouw te betalen dwangsom verbeurt;
de man veroordeelt aan de vrouw te betalen een bedrag van € 10.000,- bij wege van voorschot op de door de vrouw te lijden schade als gevolg van de nalatigheid van de man;
de man veroordeelt binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en ontruimd houdt, met afgifte van de sleutels aan de vrouw;
bepaalt dat de vrouw gerechtigd zal zijn de woning te laten ontruimen, waarbij de man wordt veroordeeld in de kosten van de ontruiming;
bepaalt dat de vrouw eventuele persoonlijke eigendommen van de man die door hem worden achtergelaten in of rondom de woning na een vrijwillige ontruiming, kan afvoeren en sloten van de woning kan vervangen nadat de woning is ontruimd;
een en ander met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.3.
De man vordert - na wijziging van eis - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw op grond van artikel 18 lid 1 van de samenlevingsovereenkomst nog zes maanden mag verblijven in de woning;
indien en voor zover de vrouw ontvankelijk wordt verklaard:
2. bepaalt dat de woning aan de man wordt toebedeeld tegen een waarde van € 340.000, waarbij hij aan de vrouw bij levering de helft van de overwaarde dient te voldoend, gebaseerd op de hypotheekschuld per 31 december 2021, te weten € 222.225,-;
3. bepaalt dat de man een periode van zes maanden de datum van dit vonnis de tijd krijgt om de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening;
4. de vrouw veroordeelt om haar medewerking te verlenen aan de overdracht, dan wel levering, van de woning aan de man tegen een waarde van € 340.000,-, door aan het op eerste verzoek van een door de man gekozen notaris daartoe gehoor te geven;
5. bepaalt dat wanneer de vrouw niet haar medewerking verleent aan het onder 2 tot en met 4 gevorderde, dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de vrouw aan die rechtshandelingen tot levering van de woning aan de man.
3.4.
De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

De woning - spoedeisend belang en aard van de vordering
4.1.
Als uitgangspunt geldt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Vaststaat dat partijen een jaar na het verbreken van de relatie nog in een onverdeeldheid verkeren, terwijl de vrouw al sinds het verbreken van de relatie aandringt op verdeling van de woning, waarvan zij niet langer gebruik maakt. Reeds daarmee is het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen gegeven.
4.2.
De man meent dat de vordering van de vrouw niet kan worden toegewezen, omdat voor de vaststelling van de verdeling in kort geding geen plaats is. Daarin geeft de voorzieningenrechter hem geen gelijk. Een veroordeling tot het verlenen van medewerking aan de verkoop van een gemeenschappelijke woning strekt niet tot verdeling als zodanig, maar ziet op de wijze waarop de verdeling gerealiseerd moet worden. Niet valt in te zien dat voor een dergelijke beslissing in kort geding geen plaats is.
4.3.
Het voorgaande betekent dat de vrouw ontvankelijk is in haar vorderingen en dat aan de inhoudelijke beoordeling daarvan wordt toegekomen.
De woning - verkoop
4.4.
De vrouw vordert dat de woning onmiddellijk wordt verkocht en baseert dit op de gemaakte afspraken in augustus/september 2022. Toen is volgens de vrouw afgesproken dat als de man niet uiterlijk op 19 september 2022 een conceptofferte/renteaanbod zou overleggen, de woning in de verkoop zou worden gedaan.
4.5.
De voorzieningenrechter leidt uit de stellingen van partijen ter zitting af dat zij bij die gesprekken niet de hypotheekadviseur van de man hebben geraadpleegd en dat daardoor een misverstand is ontstaan over de mogelijkheid van het verkrijgen van een concept-offerte. Dat bleek niet mogelijk. Er kan (bij ING) kennelijk alleen een definitieve offerte verkregen worden, nadat alle stukken ter beoordeling zijn ingediend. Het ligt voor de hand dat hiermee meer tijd is gemoeid dan waarmee de man rekening heeft gehouden toen hij deze afspraken met de vrouw maakte. Omdat de man pas op de dag dat de termijn verstreek (19 september 2022) bekend is geworden met het gegeven dat een concept-offerte geen mogelijkheid was, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verstrijken van die termijn niet mee brengt dat de man onmiddellijk moet worden veroordeeld tot verkoop van de woning. De man dient gelegenheid te krijgen alsnog een definitieve offerte aan te vragen.
4.6.
Daarbij komt nog dat de vrouw zich op het standpunt stelt dat de woning aan een derde moet worden verkocht én dat de man de schade moet vergoeden die de vrouw lijdt door een eventuele waardedaling van die woning. Voor zover de man al aansprakelijk is, ligt het voor de hand dat de vrouw (ook in het kader van de schadebeperkingsplicht) de man de gelegenheid geeft de woning zelf over te nemen. Die gelegenheid heeft de man (na de aansprakelijkheidsstelling van 25 oktober 2022) nog onvoldoende gehad.
4.7.
Bij de te maken belangenafweging weegt de voorzieningenrechter verder mee dat de man al (in ieder geval) sinds de zitting op 9 augustus 2022 zegt actief bezig te zijn met het verkrijgen van financiering en dat hij ook de tijd ná 19 september 2022 heeft kunnen benutten (en ook benut heeft) om de definitieve offerte aan te vragen. Volgens zijn eigen stellingen is voor het definitief verkrijgen van de financiering nog enkele weken nodig. Mede gelet op de belangen van de vrouw, die aangeeft dat zij het vertrouwen in de financieringsmogelijkheden van de man inmiddels is verloren, is een termijn van zes maanden of drie maanden voor het definitief verkrijgen van de financiering door de man daarom niet meer aan de orde.
4.8.
De man beroept zich op artikel 18 van de samenlevingsovereenkomst, waarin is bepaald dat hij de voorzieningenrechter kan verzoeken om te bepalen dat hij nog zes maanden mag blijven wonen in de woning. De voorzieningenrechter ziet ook hierin geen aanleiding een termijn van zes maanden aan te houden, aangezien de man er al geruime tijd (en meer dan zes maanden) mee bekend is dat de vrouw verdeling van de woning wenst en al die tijd in de woning heeft gewoond.
Aldus bezien heeft de man heeft de termijn van zes maanden voor het voortgezet gebruik van de woning al genoten.
4.9.
Gelet op het voorgaande en de eigen stelling van de man dat de financiering zo goed als rond is, zal de voorzieningenrechter de man tot 1 januari 2023 in de gelegenheid stellen een definitieve en ondertekende financieringsofferte te verkrijgen. Voor het geval hij daarin niet slaagt, wordt de man veroordeeld mee te werken aan de verkoop van de woning, conform de vorderingen a tot en met i van de vrouw, op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
De woning – overige vorderingen
4.10.
De vordering van de vrouw om de man te veroordelen de vrouw te vrijwaren voor alle aanspraken van ING uit hoofde van de hypothecaire geldlening (vordering j) is niet van een onderbouwing voorzien en zal om die reden worden afgewezen.
4.11.
Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom (vordering l) ziet de voorzieningenrechter geen grond, gelet op de onderlinge relatie tussen partijen en het gegeven dat zij gezamenlijk zorg dragen voor hun minderjarige kind.
4.12.
De vrouw vordert ontruiming van de woning binnen vier weken na de datum van dit vonnis. De vrouw heeft echter niet toegelicht waarom de man niet in de woning kan blijven wonen tijdens een (eventueel) verkoopproces. Pas wanneer dat verkoopproces is afgerond en de woning geleverd moet worden aan de koper, dient de man de woning te verlaten. Dat staat tussen partijen ook niet ter discussie. Daarom zullen de vorderingen van de vrouw strekkende tot ontruiming (vorderingen n tot en met p) in die zin worden toegewezen. De gevorderde veroordeling van de man in de ontruimingskosten zal worden afgewezen, omdat die kosten nog niet zijn gemaakt en nog niet vast staat dat deze kosten zullen worden gemaakt (vgl. artikel 237 lid 3 Rv).
Roerende zaken
4.13.
Verder vraagt de vouw afgifte van roerende zaken conform een aan de dagvaarding gehechte lijst. De man heeft betwist dat die lijst een eerlijke verdeling oplevert en heeft een eigen lijst opgesteld. Uit de overgelegde correspondentie volgt dat partijen kennelijk tijdens het viergesprek in augustus 2022 een afspraak hebben gemaakt over de verdeling de inboedelgoederen (maar de inhoud van die afspraak is niet met de voorzieningenrechter gedeeld). Ook dit deel van de vordering van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
Voorschot op schadevergoeding
4.14.
De gevorderde veroordeling van de man tot betaling van een voorschot van € 10.000,- op de (volgens de vrouw) verschuldigde schadevergoeding, komt evenmin voor toewijzing in aanmerking. De grondslag voor de aansprakelijkheid van de man is, mede gelet op het voormelde voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, onvoldoende door de vrouw aannemelijk gemaakt. Het gegeven dat tot op heden de woning nog niet is toebedeeld of verkocht aan een derde is daarvoor onvoldoende. De enkele algemene stelling dat de woningmarkt dalende is, rechtvaardigt bovendien evenmin de conclusie dat sprake is van schade van (tenminste) € 10.000,-. Tot slot is ook het spoedeisend belang van de vrouw bij deze vordering niet gebleken.
Proceskosten
4.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.16.
Uit hetgeen in alinea 4.8 van dit vonnis in conventie is overwogen volgt dat vordering 1 in reconventie (de termijn van zes maanden op grond van artikel 18 van de samenlevingsovereenkomst) zal worden afgewezen.
4.17.
De overige reconventionele vorderingen zijn ingesteld onder de voorwaarde dat de vrouw ontvankelijk is in haar vorderingen in conventie. Nu die voorwaarde is vervuld, wordt aan de beoordeling daarvan toegekomen.
4.18.
Vorderingen 2, 4 en 5 in reconventie zijn toewijsbaar, mits de man vóór 1 januari 2023 de financiering definitief rond heeft, en met dien verstande dat wordt uitgegaan van de stand van de hypothecaire geldlening per 1 april 2022, nu de vrouw heeft gesteld dat partijen dat in augustus/september 2022 zijn overeengekomen en de man dat niet heeft weersproken.
4.19.
Vordering 3 in reconventie zal worden afgewezen, gelet op hetgeen in alinea 4.7 tot en met 4.9 in dit vonnis in conventie is overwogen.
4.20.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om:
opdracht te geven aan makelaar Van Waalwijk van Doorn tot verkoop van de woning, waarbij de door de makelaar geadviseerde verkoopprijs bindend zal zijn, en bepaalt dat indien de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de overeenkomst van opdracht, dit vonnis in de plaats treedt van de door de man daartoe te verrichten rechtshandeling, waarbij partijen zich wat betreft de vraag- en laatprijs dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar;
de makelaar te ontvangen in de woning en toegang te geven tot alle vertrekken van de woning zodat de fotograaf de woning van binnen en van buiten kan opnemen;
de makelaar in bezit te stellen van alle sleutels van de woning opdat de makelaar via de voordeur de woning en alle verdere vertrekken in de woning kan betreden;
de fotograaf te ontvangen in de woning en toegang te geven tot alle vertrekken van de woning zodat de fotograaf (in opdracht van de makelaar) de woning van binnen en van buiten kan fotograferen;
alle medewerking te verlenen aan het (laten) verrichten van volgens de makelaar noodzakelijke werkzaamheden, waaronder schoonmaakwerkzaamheden, in en rondom de woning door de vrouw of door haar in te schakelen derden, dit op kosten van partijen, ieder voor de helft;
zodra er een kandidaat-koper is die bereid is een prijs te betalen die de makelaar aanvaardbaar acht, mee te werken aan de totstandkoming van de koopovereenkomst met bepaling dat, zo de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de ondertekening van de koopovereenkomst (op de gebruikelijke, door de ingeschakelde makelaar gehanteerde voorwaarden), dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring van de man;
zodra er een koopovereenkomst tot stand is gekomen en een akte van levering door de notaris is opgesteld, zijn medewerking te verlenen aan het notarieel transport met bepaling dat, voor het geval de man weigert zijn medewerking aan de levering van de woning aan de koper te verlenen dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man;
uiterlijk 48 uur voor de levering van de woning aan de koper, de woning te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan de vrouw, met bepaling dat de vrouw:
  • gerechtigd zal zijn de woning te laten ontruimen,
  • eventuele persoonlijke eigendommen van de man die door hem worden achtergelaten in of rondom de woning na een vrijwillige ontruiming kan afvoeren,
  • de sloten van de woning kan vervangen nadat de woning is ontruimd;
5.2.
bepaalt dat de man de helft van de makelaarskosten voor zijn rekening zal nemen;
5.3.
bepaalt dat de vrouw dit vonnis in conventie niet eerder ten uitvoer kan leggen dan op 1 januari 2023;
5.4.
bepaalt dat de vrouw aan dit vonnis in conventie geen rechten kan ontlenen indien de man vóór 1 januari 2023 aan de vrouw overlegt:
de definitieve, door de bank en de man ondertekende financieringsofferte, die nodig is voor het ontslag van de vrouw uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de voldoening aan de vrouw van de overbedelingsvergoeding (€ 59.931,-), na aftrek van het door de ouders van de man te financieren bedrag van (ongeveer) € 20.000,-; en
bewijs van de beschikbaarheid van financiering door de ouders van de man van het resterende bedrag van (ongeveer) € 20.000,-; en
een afspraakbevestiging bij de notaris voor het ondertekenen van de verdelings- en leveringsakte ten aanzien van de woning;
tenzij door aan de man toe te rekenen omstandigheden de toescheiding op 1 februari 2023 nog niet heeft plaatsgevonden.
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af het anders of meer gevorderde;
in reconventie
5.8.
bepaalt dat de woning aan de man wordt toebedeeld tegen een waarde van € 340.000,-, waarbij hij aan de vrouw bij levering de helft van de overwaarde dient te voldoen, gebaseerd op de hypotheekschuld per 1 april 2022, te weten € 220,138,86, mits de man vóór 1 januari 2023 aan de vrouw overlegt:
de definitieve, door de bank en de man ondertekende financieringsofferte, die nodig is voor het ontslag van de vrouw uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de voldoening aan de vrouw van de overbedelingsvergoeding (€ 59.931,-), na aftrek van het door de ouders van de man te financieren bedrag van (ongeveer) € 20.000,-; en
bewijs van de beschikbaarheid van financiering door de ouders van de man van het resterende bedrag van (ongeveer) € 20.000,-; en
een afspraakbevestiging bij de notaris voor het ondertekenen van de verdelings- en leveringsakte ten aanzien van de woning;
5.9.
veroordeelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de overdracht, dan wel levering, van de woning aan de man tegen een waarde van € 340.000,-, door aan het eerste verzoek van een door de man gekozen notaris daartoe gehoor te geven, mits is voldaan aan het bepaalde in alinea 5.8 van dit vonnis;
5.10.
bepaalt dat wanneer de vrouw niet haar medewerking verleent aan de veroordeling in alinea 5.9 van dit vonnis, dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de vrouw aan die rechtshandelingen tot levering van de woning aan de man;
5.11.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.12.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.13.
wijst af het anders of meer gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 2 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1538