ECLI:NL:RBNHO:2022:11999

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
9570520 \ CV EXPL 21-8101
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagier op basis van Europese Verordening

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G., gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder en zou op 13 december 2019 van Amsterdam naar Manila vliegen, maar miste zijn aansluitende vluchten door een vertraging van de eerste vlucht. AirHelp vorderde € 600,00 compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden vermeden. De kantonrechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat volgens de Verordening recht geeft op compensatie. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9570520 \ CV EXPL 21-8101 (RH)
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (Volksrepubliek China)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 5 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 13 december 2019 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport, via Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland) en Suvarnabumi Airport, Bangkok (Thailand), naar Ninoy Aquino International Airport, Manila (Filipijnen). De passagier zou volgens de planning op 14 december 2019 om 11:55 uur (lokale tijd) aankomen op de luchthaven van Manila.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar München, met vluchtnummer LH2303 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier zijn aansluitende vluchten heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar alternatieve vluchten en op 14 december 2019 om 19:25 uur (lokale tijd) aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten München-Amsterdam-München (vluchten: LH2302 en LH2303). De vluchten zijn met hetzelfde toestel (toestel DAIZH) uitgevoerd. Voornoemde vluchten hebben vertraging opgelopen doordat de luchtverkeersleiding aan deze vlucht meerdere keren een nieuwe SLOT oftewel een nieuwe Calculated Take Off Time (hierna: CTOT) heeft opgelegd, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder de vluchtrapporten, alsmede de “Slot Allocation Message” (SAM) en de “Slot Revision Message” (SRM) van vlucht LH2302 en de onderhavige vlucht overgelegd. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat uit de SAM van de voorafgaande vlucht, vlucht LH2302, volgt dat het luchtverkeersbeheer om 06:45 uur (lokale tijd) een nieuwe CTOT aan vlucht LH2302 heeft toegekend wegens vertragingscode 81. Voor de betekenis van deze vertragingscode heeft de vervoerder verwezen naar de door hem overgelegde “Standard IATA Delay Codes”. Hieruit blijkt dat vertragingscode 81 staat voor “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/ CAPACITY, standard demand/ capacity problems”. Als gevolg van de CTOT is deze vlucht met een vertrekvertraging van 7 minuten uitgevoerd. Daarnaast is de vertraging van vlucht LH2302 voor de duur van 1 minuut ontstaan wegens vertragingscode 87, hetgeen volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat voor “
AIRPORT FACILITIES, parking stands, ramp congestion, lighting, buildings, gate limitations, etc.”. Beide vertragingscodes vallen onder het kopje “
ATFM + AIRPORT + GOVERNMENTAL AUTHORITIES” en dienen zodoende als een buitengewone omstandigheid te worden beschouwd, aldus de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat de opgelegde CTOT’s wegens code 81 en code 87 aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT’s wegens code 81 en code 87 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht LH2302 van 8 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheden doorwerken naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt dat de vertraging voor de duur van 35 minuten is ontstaan wegens vertragingscode 93, hetgeen volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat voor: “
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previoussector”. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH2302 doorwerken naar onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens het vluchtrapport van de vlucht in kwestie echter 35 minuten, in plaats van 8 minuten. Gesteld noch gebleken is waarom de vertraging is opgelopen tot 35 minuten. De vertraging van de voorgaande vlucht werkt daarom alleen door voor de duur van 8 minuten op de onderhavige vlucht. De resterende vertraging als gevolg van code 93, te weten 27 minuten, kan geen buitengewone omstandigheid opleveren.
5.7.
Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport, de SAM en SRM van de onderhavige vlucht ook vertragingscode 81 genoemd. Hieruit volgt dat de onderhavige vlucht een CTOT opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht met een vertraging van 1 uur en 3 minuten is uitgevoerd, aldus de vervoerder. De kantonrechter is van oordeel dat de vertrekvertraging van de onderhavige vlucht voor de duur van 1 uur en 3 minuten wegens vertragingscode 81 dient te worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid en verwijst daarbij naar hetgeen hij hierover in overweging 5.5 heeft overwogen. De vervoerder doet ten aanzien van de vertraging die tijdens de uitvoering van de onderhavige vlucht is ontstaan wegens vertragingscode 66 geen beroep op buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of voldoende is gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. Vast staat dat de passagier met een vertraging van 2 uur om 14:25 uur (lokale tijd) is aangekomen te München. Voorts staat vast dat de aansluitende vlucht naar Bangkok om 13:35 uur (lokale tijd) is vertrokken. Zonder de vertraging ten gevolge van buitengewone omstandigheden van 1 uur en 11 minuten, zou de onderhavige vlucht om 13:14 uur (lokale tijd), dus met een vertraging van 49 minuten, te München arriveren. De vervoerder heeft aangevoerd dat de minimum overstaptijd te München tussen internationale vluchten 45 minuten bedraagt. AirHelp heeft dit niet betwist. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan had de passagier de aansluitende vlucht evengoed gemist. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.9.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar. Daarbij wordt overwogen dat AirHelp wettelijke rente heeft gevorderd met ingang van “datum vlucht”. De vlucht van de passagier was echter verspreid over twee dagen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 14 december 2019, zijnde de datum waarop de passagier met vertraging op de eindbestemming is aangekomen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter