ECLI:NL:RBNHO:2022:12061

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9784217 \ WM VERZ 22-342
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over parkeerboete voor laden en lossen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een plaats bestemd voor laden en lossen. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het parkeren van een voertuig op een plek die bestemd is voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Betrokkene voerde aan dat hij niet op de laad- en losplaats had geparkeerd, maar op het normale wegdek, en dat hij slechts kort had gestaan om zijn mindervalide vader af te zetten. De verbalisant had echter waargenomen dat er gedurende een periode van ongeveer 10 minuten geen activiteiten rondom het voertuig waren die duidden op laden of lossen.

De kantonrechter oordeelde dat uit de beschikbare stukken, waaronder de verklaring van de verbalisant en foto’s van de gedraging, voldoende bleek dat de boete terecht was opgelegd. De laden en lossen-strook geldt voor de gehele strook en niet alleen voor het bord. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9784217 \ WM VERZ 22-342
CJIB-nummer : 240971859
Uitspraakdatum : 24 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren op een plaats bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt dat hij niet geparkeerd stond op een plaats bestemd voor laden en lossen, maar op het normale wegdek met de motor en de alarmlichten aan. Betrokkene stelt dat de politieauto zelf op de parkeerplaats voor laden en lossen stond en dat hij ter plaatse niet meer dan 3 minuten heeft gestaan om zijn mindervalide vader af te zetten.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“…Ik heb gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit rond het voertuig waargenomen in de vorm van laden of lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen. (…) Ik verbalisant zag betrokkene met een volle Albert Heijn boodschappentas naar de auto toe komen lopen. (…) Verklaring betrokkene: ik moest mijn vader afzetten bij de fysio.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De laden en lossen-strook beperkt zich niet tot het bord, maar geldt voor de gehele strook aangezien deze blijkens de bebording -met name- bestemd is voor vrachtwagens.
Parkeren is het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd, die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen. Onder dat laatste wordt verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring in- of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Derhalve moeten in dat geval in de nabijheid van het voertuig activiteiten worden waargenomen die er op duiden dat sprake is van onmiddellijk laden of lossen van goederen. Daarvan is niet gebleken. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: