Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.De gronden van de beslissing
[de minderjarige]:
[de minderjarige], op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
Rechtbank Noord-Holland
Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen een biologische vader en zijn 7-jarige kind. De vader heeft tot nu toe nauwelijks een rol gespeeld in het leven van het kind en is sinds het voorjaar van 2020 uit het leven van het kind verdwenen. Ondanks zijn verzoek om een omgangsregeling, waarbij het kind elke zaterdag bij hem zou verblijven, heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende garanties zijn dat de vader stabiel in het leven van het kind aanwezig zal blijven na contactherstel. De rechtbank heeft de vader in overweging gegeven om zijn bereidheid om hulpverlening aan te gaan te heroverwegen, met het oog op de bodemprocedure die later zal plaatsvinden.
De moeder van het kind heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, waarbij zij heeft aangegeven dat het kind last heeft van overprikkeldheid en verlatingsangst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om eerst hulpverlening in te zetten voordat er sprake kan zijn van omgang. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de vader afgewezen, omdat het belang van het kind voorop staat en er eerst gewerkt moet worden aan de stabiliteit van de vader en de draagkracht van het kind voor contact.
De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat de vader en de moeder werken aan het opbouwen van vertrouwen en dat hulpverlening positief kan bijdragen aan het contactherstel. De uitspraak is gedaan in het belang van de minderjarige, die eerst hulp moet krijgen voordat er mogelijkheden voor omgang zijn.