1.2Volgens verweerder is sprake van drie overtredingen:
a. a) op het perceel staat nabij de weg en het perceel van de buurman, die op nummer [#] woont, een paal van 3 m hoog – met daarop een camera – zonder de vereiste omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan;
b) vanaf die paal was langs/nabij de erfgrens met de buurman over circa 3,6 m een kabel gespannen op 2.1 m hoogte, die volgens verweerder fungeerde als erfafscheiding, waarvoor niet de vereiste omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken van het bestemmingsplan is verleend;
c) daarachter zijn een schutting en witte platen geplaatst die een erfafscheiding vormen met een hoogte variërend van 2,31 m tot 3,4 m hoogte waarvoor evenmin de vereiste omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken van het bestemmingsplan is verleend.
2. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij zich kan vinden in de last die ziet op de kabel met begroeiing als erfafscheiding van 2,10 meter hoog – zoals hiervoor onder 1.2.b bedoeld - en dat hij die constructie inmiddels heeft verwijderd. Dat onderdeel van de last hoeft de voorzieningenrechter dus niet meer te bespreken, omdat daar geen geschil meer over bestaat.
3. Ten aanzien van de paal met een hoogte van 3 meter bestaat de overtreding er volgens verweerder uit dat is gebouwd zonder een daartoe benodigde omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Volgens eiser is voor het plaatsen van de paal, waaraan behalve een camera een luchtkwaliteitsmeter is bevestigd, op grond van artikel 2, aanhef en onder 18, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geen omgevingsvergunning nodig. In dat artikel is bepaald dat bepaalde bouwwerken ten behoeve van infrastructurele en openbare voorzieningen vergunningvrij zijn. Daar is ook een bouwwerk ten behoeve van het meten van luchtkwaliteit vermeld, zodat de paal volgens verzoeker vergunningsvrij kon worden gebouwd. Dat standpunt kan de voorzieningenrechter niet volgen, omdat eiser ter zitting heeft toegelicht dat het meten van de luchtkwaliteit een hobby van zijn zoon is en eiser niet heeft onderbouwd dat sprake is van een publiek belang bij het plaatsen van de luchtkwaliteitsmeter. Onderdeel 18 van dat artikel 2 ziet op bouwwerken ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening. De vrijstelling van vergunningplicht ziet alleen op bouwwerken ten behoeve van het meten van de luchtkwaliteit die onderdeel uitmaken van een infrastructuur van een dergelijk meetnet of een openbare voorziening betreffen. Hobbymatige luchtmeting valt daar niet onder. Dit betekent dat voor het plaatsen van de paal een omgevingsvergunning is vereist. Dat verzoeker, zoals hij nog heeft aangevoerd, ten overstaan van de rechtbank op 12 maart 2018 civielrechtelijke afspraken met zijn buurman heeft gemaakt, doet er niet aan af dat verweerder ongeacht civielrechtelijk afspraken tussen buren de publiekrechtelijke regels die gelden voor het bouwen van bouwwerken kan handhaven. Overigens gaan die afspraken alleen over het plaatsen van een camera en niet over het plaatsen van een paal met een hoogte van 3 meter en evenmin over een paal ten behoeve van luchtkwaliteitsmeting. Verweerder heeft daarom ook voor deze overtreding terecht een last opgelegd.
4. Ook voor de schutting als erfafscheiding met een hoogte van 2,31 meter en de aangebrachte witte platen met een hoogte van 3,40 meter is een omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken van het bestemmingsplan nodig. Op grond van artikel 2, aanhef en onder 12, sub b, van Bijlage II van het Bor mag vergunningvrij een erf- of perceelafscheiding worden gebouwd die niet hoger is dan twee meter. Verweerder heeft voorts gewezen op de regel in het bestemmingsplan die een hogere schutting niet toelaat. De stelling van verzoeker dat (deels) geen sprake is van een erfafscheiding, maar van een bouwwerk in combinatie met een daar aanwezige overkapping, kan de voorzieningenrechter niet volgen, omdat duidelijk is dat eiser de erfafscheiding en de overkapping als afzonderlijke bouwwerken heeft gebouwd. Dat volgt al uit het feit dat de erfafscheiding zich over een veel langere lengte en deels hoger uitstrekt dan de overkapping en niet als een integraal bouwwerk is opgericht. Verweerder heeft daarom ook voor deze overtreding terecht een last opgelegd.
5. Voorts heeft eiser betoogd dat handhavend optreden onevenredig is gelet op het sociaal problematische gedrag van de buurman. Hij beoogt met de voorzieningen aan de erfgrens de buurman het zicht op zijn perceel te ontnemen. Dat verweer kan de voorzieningenrechter niet volgen, omdat de opstelling van de buurman, wat daar verder ook van zij, geen reden voor verweerder is om van handhaving af te zien. Dat onderhavig handhavend optreden – zoals ter zitting ook besproken - hoogstwaarschijnlijk geen oplossing zal bieden voor de kennelijk verstoorde relatie tussen verzoeker en de buurman, is ook geen reden de last onder dwangsom in strijd met het recht te achten. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat sprake is van andere belangen op grond waarvan verweerder van handhaving had moeten afzien.