Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2022 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres
Inleiding
Eiseresheeft tegen bestreden besluit beroep ingesteld.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. van den Bogaard, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Kok. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), welke door verweerder was afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. In een eerdere tussenuitspraak van 19 april 2021 heeft de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft een aanvullende motivering ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende is om de gebreken te herstellen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij eiseres sprake is van een moeilijk te objectiveren ziektebeeld, met onverklaarde vermoeidheidsklachten, en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende rekening heeft gehouden met de medische rapportages van behandelaars. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.979,50. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.