ECLI:NL:RBNHO:2022:12304
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door het Uwv en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser op 28 juni 2022 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, dat door de rechtbank is aangemerkt als een beroep tegen het niet tijdig beslissen door het Uwv op zijn verzoek om een voorschot op schadevergoeding. Eiser stelt schade te hebben geleden door onrechtmatige besluiten van het Uwv van 6 oktober 2003, 12 oktober 2004, 26 april 2005 en 15 december 2005. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 1 oktober 2003 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv heeft in verschillende besluiten de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld. Eiser heeft in april 2022 om schadevergoeding gevraagd, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv op het verzoek om een voorschot heeft beslist en dat deze beslissing afwijzend was. De rechtbank concludeert dat het Uwv binnen de wettelijke termijn heeft beslist op het verzoek tot bevoorschotting en dat het beroep van eiser ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge en is openbaar uitgesproken op 16 december 2022.