ECLI:NL:RBNHO:2022:1239

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
C/15/325126 / HA RK 22-32
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor en verwijzing naar rechtbank Den Haag

Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoekers een voorlopig getuigenverhoor hebben aangevraagd op basis van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoekers, die betrokken zijn bij opvoedings- of ontwikkelingsproblemen van jeugdigen tussen de 18 en 23 jaar, hebben aangegeven dat het cruciaal is voor hen om het proces bij hun eigen rechtbank in Alkmaar te kunnen bijwonen. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak niet onder de bevoegdheid van de kinderrechter valt, maar dat deze moet worden behandeld door de afdeling Handel van de rechtbank Den Haag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken niet zijn onderbouwd met een geldige grondslag voor afwijking van de hoofdregel, die bepaalt dat dergelijke verzoeken door de afdeling Handel behandeld worden. De rechtbank heeft ambtshalve haar bevoegdheid bepaald en geconcludeerd dat de rechtbank Den Haag vermoedelijk bevoegd zal zijn in de hoofdzaak, aangezien het verzoek zich richt tegen beslissingen van de (voormalig) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die gevestigd is in Den Haag.

Daarom heeft de rechtbank Noord-Holland zich onbevoegd verklaard en de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwezen naar de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.E. Merkus op 16 februari 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/325126 / HA RK 22-32
Beschikking van 16 februari 2022
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[verzoeker 3],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaten mr. M.E. Terhorst te Alkmaar en mr. B. Bos te Hoorn NH,
en
1.
MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING, voormalig DEMISSIONAIR MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, HUGO MATTHEUS DE JONGE,
wonende te [woonplaats] ,
2.
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbenden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op de griffie op 4 februari 2022;
  • Het aanvullende verzoekschrift.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek is ingediend bij de kinderrechter (afdeling Familie en Jeugd) van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Verzoekers hebben aangegeven dat het cruciaal is dat zij het hele proces bij hun eigen rechtbank (lees: in Alkmaar) kunnen bijwonen en dat de kinderrechter bevoegd is als het gaat om opvoedings- of ontwikkelingsproblemen van jeugdigen tussen de 18 en 23 jaar oud.
2.2.
De rechtbank bepaalt ambtshalve haar bevoegdheid. De rechtbank is van oordeel dat de zaak verwezen moet worden naar de afdeling Handel van de rechtbank Den Haag en licht dit als volgt toe.
2.3.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dergelijke verzoeken worden behandeld door de afdeling Handel. Verzoekers hebben niet onderbouwd wat de grondslag is voor afwijking van deze hoofdregel. Het verzoek hoort dan ook niet thuis bij de kinderrechter/afdeling Familie & Jeugd.
2.4.
Op grond van artikel 187 lid 1 Rv wordt het verzoek gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen, of aan de rechter tot wiens absolute bevoegdheid de zaak behoort en binnen wiens rechtsgebied de personen die men als getuigen wil doen horen, of het grootste aantal van hen, woonachtig zijn of verblijven.
2.5.
De rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn in de (hoofd)zaak als deze aanhangig wordt gemaakt, is de rechtbank Den Haag. Uit het verzoek blijkt namelijk dat het zich richt tegen beslissingen van de (voormalig) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dan wel de Staat. Dit Ministerie en de Staat zijn gevestigd in Den Haag, waardoor de rechtbank Den Haag bevoegd is op grond van artikel 187 in samenhang met artikel 99 Rv.
De bevoegdheid kan overigens niet bepaald worden op grond van artikel 262 en/of 265 Rv (waar verzoekers een beroep op lijken te doen), omdat uit het verzoek blijkt dat de hoofdzaak een dagvaardingsprocedure betreft en geen verzoekschriftprocedure.
2.6.
De rechtbank zal de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag. [1]

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek,
3.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022. [2]

Voetnoten

1.Artikel 270 Rv.
2.type: IEV