In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het negeren van een geslotenverklaring, aangegeven met bord C2, ter plaatse van het busstation in Zaandam. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep tegen de boete ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant. Deze verklaarde dat het voertuig van betrokkene door de gesloten verklaring reed en dat hij het voertuig niet kon staande houden vanwege het rijdend verkeer. Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij onbekend was ter plaatse en geen kiss and ride kon vinden, en dat hij naast de bussen onder het station stond om zijn vriendin op te halen. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene de geslotenverklaring had genegeerd, aangezien hij erkende dat hij zich onder het station bevond.
De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren aangevoerd door betrokkene om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarom werd de boete als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter zag ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.