ECLI:NL:RBNHO:2022:12516

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
9887388 \ CV EXPL 22-2515
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en proceskosten in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft Colink B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een bedrag van € 7.784,94, dat voortvloeit uit negen periode-facturen die Colink aan de gedaagde heeft verzonden. De gedaagde heeft een deel van het bedrag, € 7.217,12, voldaan, maar heeft de rest niet betaald. Colink heeft de gedaagde meerdere keren om specificatie van de hoofdsom verzocht, maar deze specificatie werd pas bij dagvaarding verstrekt. De kantonrechter heeft op 21 december 2022 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de hoofdsom van € 6.074,54 niet langer betwistte, waardoor dit deel van de vordering werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde echter dat de proceskosten voor rekening van Colink kwamen, omdat de gedaagde niet tijdig de gevraagde specificatie had ontvangen, wat had geleid tot de procedure. De buitengerechtelijke incassokosten van € 907,92 werden wel toegewezen, omdat deze kosten in redelijkheid waren gemaakt. De kantonrechter wees ook de wettelijke handelsrente toe over de toe te wijzen bedragen, met inachtneming van een betalingstermijn van 30 dagen, zoals blijkt uit de overeenkomst tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9887388 \ CV EXPL 22-2515 (TB)
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Colink B.V.
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: Colink
gemachtigde: ABC Incasso BV
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Colink heeft bij dagvaarding van 21 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 29 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Colink heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Colink bij brief van 17 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Colink is een inkooporganisatie voor de zelfstandige installateur, waarbij leveranciers en afnemers aangesloten zijn. Het betalingsverkeer tussen leveranciers en afnemers wordt verzorgd door de Colink.
2.2.
Colink heeft negen periode-facturen verzonden aan [gedaagde] voor een totaalbedrag van € 13.291,66.
2.3.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 7.217,12 voldaan, welk bedrag in mindering is gebracht op de vordering.

3.De vordering

3.1.
Colink vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.784,94, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder vordert Colink [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
Colink legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] diverse orders heeft geplaatst op basis waarvan Colink aan [gedaagde] de bestelde installatietechniek gerelateerde roerende zaken aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft, ondanks dat hij daartoe is aangemaand, negen facturen (totaal € 13.291,66) niet betaald. Naar aanleiding van een regeling tussen partijen om een gerechtelijke procedure te voorkomen heeft [gedaagde] in totaal € 7.217,12 betaald, die in mindering is gebracht op de vordering. Naast betaling van de hoofdsom van € 6.074,54 maakt Colink aanspraak op de wettelijke rente, die tot en met 21 april 2022 € 802,48 bedraagt en de buitengerechtelijke incassokosten van € 907,92.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] in 2021 diverse orders heeft geplaatst bij Colink.
4.2.
Op de zitting heeft [gedaagde] de door Colink gevorderde hoofdsom van € 6.074,54 niet langer weersproken zodat dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] ziet verder op de kosten die in deze procedure worden gevorderd. [gedaagde] is van mening dat hij deze niet hoeft te betalen omdat Colink ten onrechte de incassogemachtigde heeft ingeschakeld en een procedure is gestart. [gedaagde] heeft meerdere malen aan zowel Colink als aan de incassogemachtigde verzocht om een specificatie van de hoofdsom. Als [gedaagde] een specificatie had ontvangen had het niet tot een procedure hoeven komen, aldus [gedaagde] .
4.4.
Door Colink is niet (gemotiveerd) betwist dat [gedaagde] eerst bij dagvaarding de meermalen door hem gevraagde opbouw van de hoofdsom toegezonden heeft gekregen. Voorts is door Colink niet betwist dat tot het moment van dagvaarding hij slechts aanmaningen ter zake van de hoofdsom plus kosten kreeg, zonder specificatie. Verder blijkt uit de correspondentie tussen partijen dat Colink na dagvaarding niet langer bereid was om inhoudelijk te corresponderen over de opbouw van de hoofdsom. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de kosten van de procedure niet in redelijkheid zijn gemaakt. Kort gezegd had deze voorkomen kunnen worden. De proceskosten komen daarom voor rekening van Colink.
4.5.
Dat ligt anders voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 907,92. Deze zijn wel in redelijkheid gemaakt. [gedaagde] is door zowel Colink als de incassogemachtigde meerdere keren aangemaand en niet tot betaling overgegaan. Colink had geen andere mogelijkheid meer dan de vordering uit handen te geven aan de incassogemachtigde. De oudste factuur die door Colink wordt gevorderd dateert van ver voor het inschakelen van de incassogemachtigde. De kantonrechter stelt vast dat Colink voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6.
Ten aanzien van de mede gevorderde wettelijke handelsrente overweegt de kantonrechter het volgende. [gedaagde] heeft de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden (versie 2.01) en de daarin genoemde betalingstermijn van 21 dagen betwist. Ter zitting is gebleken dat uit de overeenkomst van 17 april 2018 blijkt dat niet versie 2.01 van toepassing is verklaard zoals Colink stelt, maar versie 1.02, waarin een betalingstermijn van 30 dagen is opgenomen. Colink heeft, gelet op het verweer van [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd dat partijen versie 2.01 zijn overeengekomen. Dit betekent eveneens dat niet gebleken is dat partijen een betalingstermijn van 21 dagen zijn overeengekomen. De conclusie is dan ook dat een betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst van de factuur geldt. De kantonrechter wijst daarom de wettelijke handelsrente toe over de toe te wijzen bedragen vanaf de vervaldagen van de respectievelijke facturen met inachtneming van een betalingstermijn van 30 dagen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Colink van € 6.982,46, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.074,54 vanaf de respectieve vervaldagen (30) van de facturen tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Colink tot betaling van de proceskosten, die voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter